Lees hier meer over de Black Lives Matter-beweging in Nederland en de Verenigde Staten.
Zaïre Krieger (24) is journalist, spoken word-artiest en student Internationaal en Europees Recht. Ze schrijft voornamelijk over inclusiviteit, discriminatie en mensenrechten. Krieger was mede-organisator van de Black Lives Matter-demonstratie in Rotterdam op 3 juni 2020, waar meer dan 5.000 mensen op afkwamen. Voor VICE schrijft ze over haar ervaringen met het organiseren van dat protest.
Videos by VICE
Tussen de Black Lives Matter-protesten, politiek ‘activisme’, zogenaamd duidende journalisten en witte tafels bij talkshows, blik ik vanuit mijn zelfisolatie terug op de stressvolste dagen van mijn leven. Drie dagen voor het protest op de Erasmusbrug in Rotterdam werd ik gevraagd het programma samen te stellen. Ik had geen idee waar ik aan begon.
Na de dood van de zoveelste zwarte persoon door politiegeweld in de Verenigde Staten laaien de protesten als een bosbrand op door alle vijftig staten van het land. Inmiddels zijn ze overgewaaid naar de rest van de wereld, inclusief Nederland. Op social media wordt er een grote beerput opengetrokken aan misstanden in zowel Nederland als de VS: van het wetsvoorstel dat de Nederlandse politie ruimere bevoegdheden geeft om geweld te gebruiken, tot video’s uit de VS waar de straten wit zien van traangas. In een soort bizarre scène die zo uit de film Avengers: Endgame lijkt te komen, zijn K-popfans, de Amish, Anonymous, satanisten, en Sesamstraat allemaal bezig met institutioneel racisme. De hele wereld, van Berlijn tot Zuid-Korea, lijkt te willen helpen met het uitbannen van racisme, met Trump als boegbeeld van hoe het juist niet moet.
Ik heb me altijd uitgesproken tegen racisme, maar tot het protest op de Dam, dat op 1 juni plaatsvond, leek het alsof ik in een vacuüm aan het schreeuwen was tegen mijn volgers op Twitter. Niemand hoorde het. Maar nu leek er eindelijk een momentum te zijn ontstaan om stelselmatige veranderingen door te voeren.
Toen ik werd gevraagd om te helpen met het organiseren van de demonstratie in Rotterdam, hoefde ik niet lang na te denken. Hoewel Rotterdam een van de meest diverse plekken van Europa is, heeft de politiek in de stad al lang een zeer rechtse toon. Vooral door de verschrikkelijke afloop van de demonstraties tegen Zwarte Piet in 2018 waar ik bij was, voelde dit als een belangrijk moment voor de stad.
Aangezien de gemeente geen andere plek wilde toewijzen dan de Erasmusbrug, moest er techniek en geluid over de brug verspreid worden, zodat de demo overal te horen zou zijn. Daar waren lange kabels voor nodig. De brug is een drukke autoweg die loopt langs de demonstratie, die op de stoep en het fietspad plaatsvond. Daardoor was het voor de beveiliging moeilijk om te overzien. Het was, kortom, een logistieke nachtmerrie voor een net samengestelde organisatie met weinig tot geen budget.
In anderhalve dag moest ik als programmeur sprekers zien te regelen. Veel van hen belden af vanwege de coronamaatregelen. Sommige bekende sprekers die we benaderden zaten in de risicogroep, sommigen hadden een naaste wiens gezondheid ze niet op het spel wilde zetten. De gedachte dat er op die brug duizenden mensen zouden staan waar wij verantwoordelijk voor waren, zorgde ervoor dat ik anderhalve dag stijf stond van de stress. Drie dagen heb ik weinig tot niets kunnen eten. Ik sliep vier á vijf uur per nacht.
Ook intern was de communicatie moeilijk. Door de coronamaatregelen moest alles via videocalls en WhatsApp. Het organiseren van deze demonstratie was zo zwaar dat we het protest op de dag zelf bijna hadden afgelast. Mensen in de organisatie hebben ook gewoon banen, kinderen en studieverplichtingen. Niemand is full-time activist, maar lopend op de motor van onze liefde voor de stad en haar diversiteit, wilden we hoe dan ook de demonstratie neerzetten.
De nationalistische groep Identitair Verzet bleek in facebookgroepen aan te geven langs te willen komen. Ik had een moment van angst, maar schudde de trauma’s van 2018 snel van me af. Ik zette bewust een knop om: we hebben later wel tijd om trauma’s te verwerken, nu moeten we dit gewoon neerzetten, dacht ik.
De dag zelf is een soort grijze massa in mijn hoofd. Het enige wat ik me kan herinneren is dat ik veel verdriet heb gedeeld met mensen die ik nooit eerder had ontmoet. Ik zag in al die duizenden mensen op de Erasmusbrug niet alleen mijn eigen activisme (al mijn vrienden waren er, ik hoefde er niet eens om te vragen), maar ook dat van duizenden anderen.
Elk van die duizenden personen op de Erasmusbrug heeft een verhaal van pijn. Elk wit persoon die er staat is het gevolg van een zwarte vriend of vriendin die hun pijn met ze deelde. Ieder mens dat er staat is het gevolg van het micro-activisme dat opkwam tijdens een gesprek, een gedeelde link naar die ene Jane Elliot-video, een gefrustreerde rant op een feestje.
Ik zie op de brug ook de groei van een beweging. Ik sta op het Glitterplein, op de Erasmusbrug. Op precies dezelfde plek werden ik en ongeveer honderd andere anti-Zwarte Pietdemonstranten twee jaar geleden aangevallen door witte supremacisten die uit een busje sprongen, en politie die daarop antwoordde door zonder discriminatie om zich heen te slaan. Het resulteerde in gewonden aan onze kant, terwijl wij juist werden aangevallen en de politie er was om ons te beschermen. Toen stonden we er met 100 man, nu met duizenden. Ik krijg kippenvel van de gedachte dat we die rotjes, eieren, en stokslagen toen niet voor niets hebben gevangen.
De demonstratie moet door de enorme opkomst eerder stoppen, maar het grootste protest in de geschiedenis van Rotterdam is een feit. Na afloop ben ik met een vuilniszak blikjes en flesjes aan het opruimen van het Glitterplein, als er twee agenten passeren. “Geef mij maar een zakdoekje, hoor,” zegt de een. “Ja, ik schoot hier helemaal vol van,” zegt de ander.
De volgende dag plaatst de politie Rotterdam op Twitter dat er ruiten zijn ingeslagen door demonstranten. Als ik op Twitter vraag of ze daar foto’s van hebben – we zijn immers door de hele stad gereden en hebben niets gevonden – krijg ik geen antwoord. Wel komt er een melding binnen: ‘Politie Rotterdam volgt je nu’.
Ik kijk een paar dagen na het protest naar een gesprek tussen TD Jakes en Carl Lentz, twee vooraanstaande pastoren in Amerika. Jakes legt uit wat hij zag in Ghana, toen hij het oude slavenfort Elmina bezocht. De stank van de pis en uitwerpselen waar de slaven op elkaar gestapeld lagen hing er nog. Hij beschrijft de ruimtes waar de vrouwelijke slaven werden verkracht en de mannelijke werden gecastreerd. Hij beschrijft hoe de witte slavenhandelaren boven die ruimtes een kerk hadden waar ze vrolijk zongen over de onpartijdige liefde van God. Hij beschrijft hoe psychologen uit onderzoek weten dat dit soort trauma’s de DNA-structuur van volkeren generaties later nog aantast. Opeens focus ik niet meer op de systemische aspecten van racisme, maar voel ik mijn persoonlijke verdriet. Ik heb nooit eerder geweten hoe diep dit in mij zat.
Witte mensen hebben niet door hoeveel kleine micro-agressies zwarte mensen elke dag maar slikken om te overleven en de boel ‘gezellig’ te houden. Elke keer dat mijn haar wordt aangeraakt, of mij wordt gevraagd ‘waar ik echt vandaan kom’, laat ik het gaan. Laat staan de keren dat er op social media door rechtse trollen met leugenachtige ‘nieuwsberichten’ de aanval op mij wordt geopend.
Deze week had ik, door het zien van de duizenden demonstranten die op straat stonden, ineens het gevoel dat mijn pijn er mocht zijn, dat ik boos mocht zijn. Opeens kwam alle pijn die ik jaren heb onderdrukt naar boven. Elke dag belde er wel een vriend of vriendin op. Ik huil dagelijks. Soms uit pijn, soms uit opluchting, soms van geluk.
Als ik zie dat boeken als Hallo Witte Mensen en White Fragility uitverkopen in boekhandel en er zelfs speciale #BlackLivesMatter-tafels met boeken over racisme worden neergezet, bekruipt me een licht gevoel dat ik nog niet kende. Blijkbaar heb ik nog nooit écht hoop gevoeld. Nu zie ik witte mensen en zwarte mensen open gesprekken hebben over racisme, en er wordt daadwerkelijk geluisterd naar elkaar.
Misschien ben ik naïef, maar ik zie opeens een toekomst die niet zo ver meer lijkt: we blijven protesteren, we blijven ons uitspreken. Na druk vanuit de samenleving werd er gekeken naar racisme op de arbeidsmarkt, huizenmarkt, en binnen de politie.
Witte Nederlanders beseffen zich dat zij niet persoonlijk verantwoordelijk zijn voor slavenhandel of kolonialisme, maar wel nog onbewust voordelen halen uit de structuren die toentertijd zijn gebouwd. De zwarte bevolking heelt van diepe pijn en trauma. En ineens wordt Nederland beter.