Kunst en krankzinnigheid gaan soms hand in hand. De droevige levensloop van Vincent van Gogh is een bekend verhaal: hij sneed zijn eigen oor eraf, werd meermaals opgenomen en pleegde uiteindelijk zelfmoord. Het Van Gogh Museum wijdt nu voor het eerst een tentoonstelling aan zijn ziekte – De waanzin nabij – waarin dieper op zijn psychische stoornissen wordt ingegaan door middel van nieuwe opgedoken tekeningen, brieven en getuigenissen.
Van Gogh was zeker niet de enige kunstenaar die rare fratsen uithaalde. Schizofreen, psychotisch, depressief, bipolair, en bijzonder creatief – dit is een lijst van kunstenaars die allemaal een steekje los hadden zitten.
Videos by VICE
Richard Dadd (1817 – 1886)
Neem de Victoriaanse kunstenaar Richard Dadd. Hij was in de veronderstelling dat zijn vader de duivel was en heeft hem tijdens een uitje op het platteland met een mes vermoord en vervolgens ontleed. Twee dagen later werd Dadd in Parijs opgepakt toen hij ook nog een toerist te lijf ging.
Vóór deze incidenten was Dadd een veelbelovende kunstenaar die zich voornamelijk bezighield met schattige elfjes tot in de kleinste detail te schilderen. Als persoon was hij geliefd om zijn vriendelijkheid, intelligentie en vrolijke karakter. De rijke Engelse antiquaar Thomas Phillipps was zo onder de indruk van zijn schilderijen dat hij de jonge Dadd meenam op wereldreis. Tijdens deze reis ging het mis. Toen hij de paus publiekelijk zag optreden voelde hij voor het eerst de drang om te doden. Tegen de tijd dat hij in Egypte was had hij duidelijke verschijnselen van psychische aandoeningen. Hij beweerde dat de Egyptisch god Osiris hem opdroeg zijn vader te vermoorden en bleef dit de rest van zijn leven volhouden.
Louis Wain (1860 – 1939)
Aan het einde van 19de eeuw was er geen internet om mensen te voorzien met hun dagelijkse dosis kattenplaatjes. In de plaats daarvan was er Louis Wain. Hoewel hij in zijn tijd lang niet zo erkend was als Richard Dadd, waren zijn tekeningen van antropomorfische katten op alles van boeken tot ansichtkaarten te zien.
Wains obsessie met katten begon toen hij zijn zieke vrouw probeerde op te vrolijken door zijn huiskat Peter kleren aan trekken. Peter werd zijn muze. “Aan hem heb ik mijn carrière te danken,” zou hij later over Peter zeggen. Toen zijn vrouw overleed, werd Wains obsessie alleen maar groter. Naast het tekenen van duizenden katten was hij ook president van de National Cat Club van Engeland.
Je kan uit zijn buitensporige kattenliefde al opmaken dat Wain een behoorlijk excentriek figuur was, maar langzamerhand ging hij ook grillig gedrag tonen. In 1924 werd hij opgenomen in een psychische instellingen en daar bleef hij tot zijn dood. Natuurlijk hield hij niet op met katten tekenen, maar ontwikkelde wel een hele bizarre en psychedelische stijl. Tegenwoordig wordt gedacht dat Wain aan schizofrenie leed en dat je in zijn schilderijen de verslechtering van zijn toestand door de jaren heen kunt zien. Een veelbesproken theorie is dat zijn gekte werd getriggerd door Toxoplasmose, een bacterie die zich in kattenpoep bevindt.
Michelangelo (1475 – 1564)
Ver voor de tijd van Wain leefde de wereldberoemde Michelangelo. In 1501 was hij net klaar met zijn eerste meesterwerk: de Pietà, een marmeren beeld van Maria met de dode Jezus op haar schoot. Het was een indrukwekkend prestatie voor een 26-jarige man van bescheiden afkomst, en dat wist hij maar al te goed.
Binnen de kortste keren was Michelangelo een van de meest gewilde beeldhouwers in Rome, maar hij stond ook bekend als een narcist en een vreselijke man om mee te werken. Zelfs voor zijn grootste opdrachtgever, de gewelddadige oorlogspaus Julius II, voelde hij zich bijvoorbeeld totaal niet geroepen om zich aan zijn deadlines te houden.
In een onderzoek van Muhammad Arshad wordt gespeculeerd dat Michelangelo aan autisme leed. Hij hield niet van gezelschap, vertoonde weinig emotie en was altijd obsessief bezig met zijn werk. Zijn artistieke talent was het enige waar hij zich zelfverzekerd over voelde en hij was vastbesloten de beste kunstenaar ooit te worden. Toen Michelangelo en Leonardo da Vinci in 1504 allebei de eer kregen om de muren te schilderen van Palazzo Vecchio werd het de paint-off van de eeuw. Men kwam van over de hele wereld naar deze titanenstrijd kijken, maar aangezien zowel Da Vinci als Michelangelo de gewoonte hadden om na een tijdje af te haken en zich te concentreren op andere projecten, eindigde de strijd in een anticlimax.
Michelangelo’s grootste meesterwerk was het plafond van de Sixtijnse Kapel. Tegen de tijd dat de fresco’s af waren, was de kunstenaar zelf ook aan het einde van zijn latijn. Hij raakte depressief en hoewel hij altijd al religieus was geweest, begon hij zich nu steeds obsessiever met zijn geloof bezig te houden. In zijn laatste jaren wachtte hij alleen nog op de dood – vijfhonderd jaar later wordt het Sixtijnse Kapel nog ieder jaar bezocht door vier miljoen mensen.
William Blake (1757 – 1827)
De kunstenaar en dichter William Blake had een ietwat onconventionelere band met God dan Michelangelo. Al in zijn kindertijd kreeg hij zijn eerste visioenen en sprak hij over God, engelen en andere spirituele verschijningen. Voor zijn schilderijen was de bijbel een grote inspiratiebron, maar een brave christen was hij zeker niet. In zijn tijd was het heel vreemd om te beweren dat je zonder de kerk in contact kon komen met God. Bovendien was hij ook nog heel open over zijn visioenen. Hij kon bijvoorbeeld zomaar beginnen over een gesprek dat hij had gehad met een overleden koning, alsof het de gewoonste zaak van de wereld was.
Je zou kunnen zeggen dat “Poor Blake” – zoals hij door zijn vrienden werd genoemd – zijn verbeeldingskracht niet helemaal aankon. Zijn profetische boeken werden een lachertje, waardoor ook zijn kunst minder serieus werd genomen. In 1827 stierf hij in armoede als een vergeten kunstenaar die alleen nog bekend stond om zijn krankzinnigheid. Pas met de komst van popcultuur in de jaren zestig raakten mensen gefascineerd door de schilderijen die zijn unieke wereld weergeven en de gnostische kennis die hij leek te bezitten. Verwijzingen naar de mythologische beesten in zijn schilderijen kom je nu bijvoorbeeld nog vaak tegen in stripverhalen. Urizen was een soort oppergod in de mythologie van Blake en verschijnt onder anderen in de eerste edities van Invisibles en de superheldenstrip Spawn.
Paul Gauguin (1848 – 1903)
De post-impressionistische schilder Paul Gauguin gebruikte sterke kleuren, contrasten en vreemde proporties, waardoor zijn stijl behoorlijk afweek van de norm. Ook in het leven kon Gauguin slecht tegen conformiteit. Toen hij wat meer gedreven werd met kwast en verf stopte hij al snel met zijn baan als beurshandelaar, verliet zijn vrouw en vijf kinderen, en joeg zijn midlifecrisis achterna.
Vanwege zijn Peruviaanse achtergrond zag hij zichzelf als een soort primitieve barbaar. Hij dronk veel, liep syfilis op en ook zijn tijd als huisgenoot van de psychotische Van Gogh liep uit op knallende ruzie. In een poging uit zijn depressie te komen vertrok Gauguin naar Tahiti. Hij leefde er in de wildernis, had een paar inheemse scharrels, maar voelde nog steeds geen voldoening. Toen hij in een brief van zijn vrouw te horen kreeg dat zijn dochter was overleden, deed hij een zelfmoordpoging door arsenicum te drinken. Enkele jaren later overleed hij alsnog aan een reeks gezondheidskwalen, alleen op een afgelegen tropisch eiland en in bittere armoede. Net als zoveel krankzinnige en gekwelde kunstenaars kreeg hij pas na zijn dood erkenning.
De tentoonstelling De Waanzin Nabij is nog tot en met 25 september in het Van Gogh Museum te zien. Klik hier voor meer informatie.