Berry Sonnenschein is 23 jaar, amateurvoetballer bij SV Oss ‘20 en ontwikkelaar van algoritmes voor een handelsbedrijf in wateronderdelen. Daar heeft hij flink de pee in, want hij had nu eigenlijk lekker in de MLS of Eredivisie willen spelen. Berry werd geboren in Kerkrade en groeide op in Mozambique, met als droom om profvoetballer te worden.
De weg naar die droom begon bij de landskampioen van Swaziland en eindigde bij een universiteitsteam in de Verenigde Staten. Ondertussen kwam hij op proef bij clubs in Nederland en Engeland, maar strandde in Tilburg. VICE Sports sprak Berry op een terras in hartje Tilburg over zijn droom om profvoetballer te worden, Afrikaanse hekserij en zijn mislukte Amerikaanse avontuur. Dit is zijn verhaal.
Videos by VICE
“Ik heb nu een fulltime baan, maar merk dat ik nog regelmatig wegdroom over hoe anders het had kunnen zijn. De topsportmentaliteit zit gewoon in mij, van kleins af aan al. Daarom hoop ik nog altijd om die stap als profvoetballer te maken, ook al weet ik dat het verdomd lastig is om de top te halen.
Tot mijn vijftiende trok ik er overdag met mijn Mozambikaanse vrienden uit de hoofdstad op uit om te voetballen op de pleintjes of in de zaal. ‘s Avonds kwam ik weer lekker thuis bij mijn ouders. Mijn Limburgse vader en moeder dachten dat ik het ouderlijk nest nooit zou verlaten.
Ik veranderde pas toen ik als kind naar een kostschool in Swaziland ging. Daar raakte ik bevriend met een jongen die een gesprek voor mij kon regelen bij bij Mbabane Swallows, de landskampioen van Swaziland. Na het gesprek bij Swallows mocht ik meteen een proeftraining meedoen bij het eerste team, omdat ze er geen jeugdopleiding hebben. De training ging vrij lekker en ik mocht als vijftienjarige aansluiten bij de volwassen spelersgroep.
Het was flink aanpoten tussen die gasten. Doordat ik altijd zaalvoetbalde en een aardig postuur had door het competitieve zwemmen dat ik daarvoor deed, kon ik mij redelijk staande houden. Maar ik moest enorm wennen omdat ik voor het eerst op gras speelde. Toch viel ik op. Niet alleen door een paar assists en een benutte strafschop, maar ook omdat ik de enige blanke voetballer was. Daardoor haalde ik uiteindelijk met een kort interviewtje de Times of Swaziland. Ze noemden mij Kaká, die dat jaar de Ballon D’or won.
Het duurde niet lang voordat ik met de Afrikaanse hekserij in aanraking kwam. Iemand van de technische staf nam me apart en probeerde me over te halen om naar een sjamaan, een medicijnman, te gaan. Anders zouden we verliezen. Hij zei: ‘Berry, je weet toch hoe het hier werkt. We kunnen wel wat spirituele hulp gebruiken’. Ik dacht: schei toch uit. Ik ben niet meegegaan. We verloren de eerstvolgende wedstrijd.
De training daarna pakte ik een zak met ballen, zoals altijd. De coach kwam naar me toe en zei dat ik geen bal meer zou zien. Ik kon rondjes gaan lopen als straf, omdat ik niet naar de sjamaan was geweest. Dat heb ik drie trainingen gedaan en na een gesprek ben ik weer in genade aangenomen. Ik hoefde gelukkig nooit mee naar een sjamaan.
In de tussentijd probeerde mijn vader mij met dat krantenartikel uit de Times of Swaziland en de beelden die mijn moeder van wedstrijden maakte onder te brengen bij profclubs in Europa. Hij raakte bevriend met Mart Nooij, in die tijd de bondscoach van Mozambique en degene die het land naar de Afrika Cup leidde in 2010. Mart had natuurlijk contacten bij de KNVB. Door zijn hulp mocht ik op trainingsstage bij Willem II en Vitesse. Via een aangetrouwde neef kon ik ook bij PSV en Sunderland trainen. Echt de hele familie is ingeschakeld om mijn droom als profvoetballer te kunnen realiseren.
Toen ik bij de B1 van PSV mee mocht trainen, stond Henk Fraser voor de spelersgroep en zat ik bij Memphis Depay in de kleedkamer. Als zestienjarige tikte Memphis al rauwe eieren weg en zat hij in de sportschool. De stage daar ging best lekker en PSV was positief, maar ik mocht er niet blijven. Ik zou er niet wekelijks spelen, wat ze zonde vonden voor mijn ontwikkeling. Omdat PSV best positief was, regelde mijn neef daarna een stage bij Sunderland.
De eerste trainingsstage ging heel goed en ik mocht twee maanden later terugkomen om mijzelf nog eens te bewijzen. Uiteindelijk viel ik af. Mijn gevoel zegt dat dit komt doordat ik bij het gastgezin aan het stopcontact heb gezeten. Ik wilde mijn telefoon opladen maar had geen verloopstukje voor een Engels stopcontact, dus ik had hem er gewoon in gestoken met een zelfgebouwde constructie. De eerste keer waarschuwde die moeder mij voor kortsluiting, de tweede keer werd ze echt woest. Ik denk dat zij dat tegen de club heeft verteld waardoor ik niet in de jeugdopleiding ben opgenomen, aangezien ik niet naar haar had geluisterd. Zeker weet ik het alleen niet.
Dat voelde klote natuurlijk. Maar dankzij Mart Nooij kreeg ik daarna gelukkig de kans bij Willem II. Ik kon daar terecht in een gastgezin, bij een nicht van mijn moeder. Echt fantastische mensen, die mij hun geadopteerde zoon noemden. Ik stroomde bij Willem II vanuit de B1 door naar de A1 en schopte het uiteindelijk tot de beloften. Ik trainde ook regelmatig mee bij het eerste elftal, totdat ik mijn kuitbeen brak en een half jaar moest revalideren.
Ik wilde heel graag weer spelen, forceerde mijn revalidatie en stond na 4,5 maand alweer op het veld. Door die geforceerde revalidatie liep ik stressfactuurtjes in mijn middenvoetsbeentje op en lag ik er opnieuw uit, dit keer veertien maanden. Ik kreeg uiteindelijk te horen dat er bij Willem II geen plek meer voor mij was omdat ik te weinig had gespeeld. Zo zonde, vind ik achteraf.
Na veertien maanden stilstand besloot ik om een nieuwe omgeving te zoeken om alsnog te kunnen slagen als profvoetballer. Ik volgde het voorbeeld van mijn zusje, die als zwemster de Spelen van Rio de Janeiro heeft gehaald. Ze studeerde in Amerika en dat wilde ik ook, om zo via college soccer uitgekozen te worden door een team uit de Major League Soccer.
Ik kreeg veertien studiebeurzen aangeboden in Amerika en koos voor de University of Alabama. Dit team scoorde de afgelopen vier jaar het vaakst van het land. Achteraf gezien was het een slechte keuze, want ik vroeg me al snel af wat ik er deed. Er was geen topsportmentaliteit.
Een van de eerste wedstrijden werd na 25 minuten bijvoorbeeld afgelast door slecht weer. De scheidsrechter besloot het duel te verplaatsen naar de volgende dag, maar die avond was er een groot studentenfeest waar bijna iedereen naartoe wilde. Dus je kunt het al raden: ik stond de volgende dag met een half bezopen team op het veld. Dat was een omslagpunt voor mij en ik besloot terug te gaan naar Nederland.
In de zomer van 2016 wilde ik het nogmaals in Amerika proberen bij Houston Dutch Lions, die spelen op het hoogste amateurniveau. Ik heb daar een paar maanden gespeeld en de Premier Development League gewonnen, maar we verloren in de eerste knock-outronde voor het districtskampioenschap.
En nu zit ik bij O.S.S.’20, de huidige koploper in de hoofdklasse. Ik wil nog altijd heel graag prof worden en denk dat ik ook over de kwaliteiten en mentaliteit beschik. Misschien heb ik de verkeerde keus gemaakt door in eerste instantie voor de University of Alabama te gaan, terwijl ik ook andere keuzes had. Misschien ga ik het eens in Azië proberen. Wie weet dat het daar wel lukt.”
Dit is een verhaal uit De Vierde Helft , een serie van VICE Sports over amateurvoetbal in Nederland. Zie hier alle verhalen uit deze serie.
—
Mis niets! Like VICE Sports Nederland voor je dagelijkse dosis ijzersterke sportverhalen.