Voor buitenstaanders (oftewel mensen boven de rivieren) is het ieder jaar weer een groot mysterie: carnaval. “Waarom verkleden ze zich daar in het zuiden toch ieder jaar weer als malloten en gooien ze zichzelf vol met pils en schnaps?” Het uitleggen van het waarom is bijna onmogelijk, maar toch ga ik het proberen.
Niet om meteen heel emotioneel te worden (kijk daarvoor de Lex Uiting-docu), maar carnaval is vooral erg mooi omdat je het met vrienden viert. Je ziet iedereen weer terug en spreekt veel mensen die je gedurende het jaar minder ziet. Dit geldt niet alleen voor leeftijdsgenoten: je praat en feest ook met oudere en jongere generaties – broertjes en zusjes, en ooms en tantes. Het blijft leuk om samen met je mam keihard biertjes weg te hakken en daarna ‘s avonds samen de laatste goulash op te eten. Pap gaat al een aantal jaar niet meer (die krijgt er “de kots van”) maar ook hem kom ik nog iedere avond semi-tegen in de kroeg, wanneer ze een van zijn liedjes draaien. Steevast krijg ik dan wel de vraag van iemand in de kroeg: “Woar is din pap van ow.” Dan antwoord ik altijd: “Din ligt op de bank, din hoeft neet mier.” Mijn inziens ligt de pracht van carnaval aan vijf dingen:
1. Carnaval is traditie, maar er is ook ruimte voor nieuwe onzin
Carnaval stoelt op tradities maar staat ook zeker open voor innovatie. Neem bijvoorbeeld ‘pakjes-innovatie’. De geijkte cowboys en politiemannen lopen ieder jaar wel weer de kroeg binnen, maar aan de andere kant heb je bijvoorbeeld ook onze bassist die een megavet ridderpak van ductape had gemaakt. Iedere dag kwam er wel weer een ductape-element bij: een nieuw zwaard, een schild, een paar uitgebouwde laarzen. Ook de vele tovenaarspakken tijdens de Wizard Staff Party (regels: drink een halve liter bier, is die op, tape je het volgende blik erop, dan ben je level twee, zuip door tot level tien en je bent White Wizard. Dan ben je erg wijs en dronken) waren zeer gevarieerd en kleurrijk. Ook op gebied van polonaise werd er dit jaar flink geïnnoveerd. Zo deden we de traagste polonaise ter wereld (0,2 kilometer per seconden geklokt), de achterstevoren polonaise, een trap-op-en-af-polonaise en de-keuken-in-van-Café-het-Centrum-polonaise. Na jarenlange creatieve stagnatie van de polonaise was wat innovatie wel geoorloofd.
2. Carnaval vieren doe je samen
Raar genoeg worden veel mensen juist tijdens het grootste zuipfestijn ietwat melancholiek en nostalgisch: bij het uitblazen van carnaval in Liesbeths’s Grandcafé zie ik ieder jaar weer genoeg mensen huilen. Of dit komt doordat ze weer een jaar moeten wachten op carnaval, of terug moeten naar het normale leven, of dat ze weer een jaar ouder zijn geworden – ik weet het niet. Maar ook ik denk juist in de kroeg na over vriendschap, verandering en de toekomst. En daarna zuip ik heel hard verder.
Videos by VICE
3. Carnaval is ook nadenken over grotere dingen, en over pils
Carnaval is zwaar. Vijf dagen lang zuipen, vaak al rond de middag beginnen en (in het geval van onze vriendengroep) vaak nog afteren tot vijf uur ‘s nachts is toch al gauw – even snel rekenen – een totaal van vijftig uur zuipen. Dat is een dikke werkweek met overuren zuipen. Dat is echt ongezond. Daarom is carnaval ook vooral een uitputtingsslag met veel repetitie. Dezelfde liedjes, dezelfde gezichten, dezelfde kroegen (in Horst doen we meestal drie of vier kroegen aan die het beste zijn) en dezelfde pilskes. Het is genoeg om een mens helemaal murw te slaan, maar toch zet je door. Zelfs de meest die-hard carnavalist is dan op dinsdag blij om zijn bed op te zoeken. Het is voorbij. Eindelijk. Godzijdank. Maar over een jaar, dan staan we allemaal aan die start om weer met gestrekt been erin te gaan.
4. Carnaval is dus doodvermoeiend, maar juist daardoor erg mooi
Uiteindelijk is carnaval ook gewoon sick feest, heel simpel. Met vijftig man totaal op de kop tijdens het optreden van Huub en Chris (schrijvers van de all-time classic Bruudje Walvis) was nog wel het allermooiste. Mensen hingen letterlijk op de kop aan het plafond en rolden over elkaar. Het was alsof er een bom aan emotie en pure baldadigheid ontplofte. Chris en Huub, toch wel oude rotten in het vak, hadden nog nooit zoiets meegemaakt. Het was prachtig.
Maar ook in ‘ut durp’ ging het er hard aan toe. Tijdens de laatste uurtjes is het alsof iedereen toch nog ergens diep in zichzelf reikte en daar de laatste energie uittrok om nog net iets harder te sjoenkelen.
5. En dan kijk je om je heen en ga je erin mee
Dus beste noordelingen en buitenstaanders: jullie gaan het nooit begrijpen en dat is ook niet erg. We kunnen jullie er ook niet echt bij gebruiken. Rot maar lekker op en ga je eigen feest verzinnen. Sorry voor dit laatste boze bericht – ik heb een kater en dit stuk moest vandaag af. Het is Aswoensdag, wat doen ze me aan. Dus groetjes en alaaf! Tot volgend jaar weer. PS: hierbij zijn een paar foto’s die ik maakte met een analoge camera, ik hoop dat ze gelukt zijn!