Kortgeleden was ik in de Hermitage in Sint Pietersburg: een van de beste kunstcollecties ter wereld. Ik had verwacht daar in alle rust de meesterwerken te kunnen bewonderen, maar mijn uitzicht werd telkens geblokkeerd door een muur van smartphones, waarmee toeristen de schilderijen aan het vastleggen waren. En overal waar ik een beetje lege ruimte kon vinden trof ik mensen die selfies namen om hun bezoek te vereeuwigen.
Voor veel mensen is het nemen van honderden of zelfs duizenden foto’s inmiddels een cruciaal onderdeel van een vakantie – we documenteren ieder detail en plaatsen ze op social media. Maar hoe beïnvloedt dit ons onze daadwerkelijke herinneringen aan het moment, en hoe we onszelf zien? Als een expert op het gebied van het menselijk geheugen was ik wel benieuwd.
Videos by VICE
Helaas is er weinig psychologisch onderzoek gedaan over dit onderwerp. Maar we weten wel een aantal dingen. Dat we onze telefoons en andere nieuwe technologie als geheugenbanken aanwenden, bijvoorbeeld. Dat is niets nieuws: mensen hebben altijd externe objecten gebruikt om te helpen met het vastleggen en onthouden van informatie.
Schrijven heeft zeker deze functie. Historische geschriften dienen als collectieve, externe herinneringen. Hele naties ontlenen hun geschiedenis, achtergrond en identiteit aan optekeningen van migraties, nederzettingen of veldslagen. In het leven van een individu vervult een geschreven dagboek dezelfde functie.
Vandaag de dag onthouden we bijzonder weinig dingen – we slaan ze liever op in de cloud. Mensen zijn het over het algemeen niet meer gewend om gedichten te moeten reciteren, en zelfs de meest persoonlijke momenten worden vastgelegd op onze telefoons. In plaats van onthouden wat we op de bruiloft van een goede vriend aten, scrollen we gewoon even terug door onze foto’s.
Dit heeft serieuze gevolgen. Foto’s van een gebeurtenis maken, in plaats van er gewoon bewust deel van uitmaken, is al bewezen slecht te zijn voor het herinneren van het moment – we raken erdoor afgeleid.
Op foto’s vertrouwen om dingen te onthouden heeft een vergelijkbaar effect. Het menselijk geheugen moet regelmatig worden gebruikt om goed te functioneren. Er zijn veel onderzoeken gedaan die het belang van geheugentraining benadrukken, bijvoorbeeld bij studenten aan de universiteit. Het geheugen is en blijft essentieel om dingen te leren. Er is wel enig bewijs dat kennis en herinneringen in de cloud opslaan inderdaad slecht is voor de werking van je geheugen.
Er is echter ook een lichtpuntje. Hoewel sommige onderzoeken claimen dat we hier met z’n allen dommer van worden, wat er eigenlijk gebeurt is dat we in plaats puur herinneren, worden we in staat gesteld om dingen efficiënter te herinneren. Dit heet metacognitie, en is een overkoelende vaardigheid die ook voor studenten essentieel is, bijvoorbeeld bij het plannen van wat en hoe het beste te studeren. Er is ook substantieel en betrouwbaar bewijs dat externe herinneringen (waar selfies dus ook onder vallen) mensen met gebeugenstoornissen kunnen helpen.
Maar hoewel foto’s in sommige gevallen mensen kunnen helpen herinneren, betekent dat niet dat de kwaliteit van deze herinneringen ook goed is. Je kan je dan misschien beter herinneren hoe iets eruitzag, maar dit kan ten koste gaan van andere soorten informatie. Een onderzoek toonde aan dat hoewel foto’s mensen hielpen herinneren wat ze hadden gezien, ze daardoor minder goed wisten terug te halen wat er was gezegd.
Er bestaan een aantal grote risico’s als het gaat om persoonlijk geheugen. Onze identiteit is een product van onze levenservaringen, die makkelijk toegangkelijk zijn door onze herinneringen aan het verleden. Verandert constante, fotografische documentatie van onze levenservaringen daarmee de manier waarop we onszelf zien? Er is (nog) geen substantieel empirisch bewijs hiervan, maar ik zou willen speculeren dat het zo is.
Te veel foto’s zorgen er waarschijnlijk voor dat we het verleden op een vaste manier zullen herinneren – waardoor andere herinneringen worden geblokkeerd. En hoewel het niet ongewoon is dat vroege jeugdherinneringen gebaseerd zijn op foto’s in plaats van de daadwerkelijke gebeurtenissen, maakt dit ook dat deze herinneringen niet altijd even accuraat zijn.
Een ander probleem is dat onderzoek heeft uitgewezen dat selfies en veel andere foto’s een gebrek aan spontaniteit kennen. Foto’s zijn te gepland, vol onnatuurlijke poses en iemands beeldtenis kan vervormd zijn. Ze reflecteren ook een narcistische neiging om je gezicht in vreemde plooien te trekken – kunstmatig grote glimlachen, sensueel getuite lippen, rare uitdrukkingen of grove gebaren.
Belangrijk is dat selfies en veel andere soorten foto’s ook publieke vertoningen zijn van houding, intentie en denkwijze. Met andere woorden: ze zijn geen accurate impressie van wie we echt zijn, maar eerder wie we willen zijn, hoe wel onszelf aan anderen willen tonen op het moment dat de foto genomen wordt. Als we teveel op foto’s vertrouwen om ons verleden te herinneren, creëren we misschien een verstoord zelfbeeld, gebaseerd op het beeld dat we willen uitdragen naar anderen.
Dat gezegd hebbende is ons natuurlijk geheugen ook niet perfect. Onderzoek wijst uit dat we vaak valse herinneringen aanmaken. Dit doen we zodat we kunnen vasthouden aan de identiteit die we willen hebben – en om een conflicterend persoonlijk narratief te voorkomen. Dus als je altijd nogal zachtaardig en lief geweest bent – maar dankzij een belangrijke, impactvolle levensgebeurtenis besloot harder en stoerder te willen zijn – dan zou het zomaar kunnen dat je momenten dat je agressief en sterk was bovenhaalt of zelfs compleet verzint.
Dat je nu voor iedere dag een geheugensteuntje op je telefoon hebt staan van hoe je vroeger was, kan er daarom voor zorgen dat ons geheugen minder kneedbaar en flexibel wordt, en zo minder makkelijk reageert op de veranderingen die nu eenmaal bij het leven horen – en onze identiteit meer vast komt te liggen.
En dat kan voor problemen zorgen wanneer onze identiteit in het heden anders wordt dan onze identiteit in het verleden. Dat is een ongemakkelijke ervaring, en één die de normale werking van ons geheugen juist probeert te vermijden. Ons geheugen is juist kneedbaar zodat we een persoonlijk narratief kunnen hebben dat geen tegenstellingen kent. We denken graag dat we een onveranderlijke kern bevatten. Als we niet in staat zijn om te veranderen hoe we onszelf zien kan dat zeer nadelige gevolgen gaan hebben voor ons gevoel van controle en mentale gezondheid.
Onze obsessie met het maken van foto’s kan dus zowel voor geheugenverlies als voor ongemakkelijke identiteitsverschillen zorgen.
Het is interessant om na te denken over hoe technologie de manier waarop we functioneren en we ons gedragen kan beïnvloeden. Zolang we ons bewust zijn van de risico’s kunnen we waarschijnlijk mogelijke nadelige effecten wel tot een minimum beperken. Maar dan is er nog de mogelijkheid dat er iets gebeurt waar ik pas echt zenuwachtig van wordt: wat nou als je al die foto’s die als je geheugen dienen, om wat voor reden dan ook, kwijt zou raken?
Zorg er dus de volgende keer dat je in een museum bent voor dat je ook af en toe even opkijkt van je telefoon, en je de werkelijkheid in je opneemt. Voor het geval dat.
Giuliana Mazzoni is een psychologieprofessor aan de Universiteit van Hull in Florence, Italie, waar ze het menselijk geheugen bestudeert.
Volg ons op Facebook voor meer gezondheidsverhalen en advies voor onvolmaakte mensen.