coronacrisis

Ik ben blij dat de ingewikkelde kus-ontmoeting is verdwenen

Hoewel dit een rotperiode is, hoeven we ons even geen zorgen meer te maken over elkaar kussen en de daarbij horende ontmoetingsbloopers. Dat stemt toch een beetje vrolijk.
Lisa Lotens
Amsterdam, NL
Knuffel
The Gender Spectrum-collection, bewerkt door Djanlissa Pringels

“Hé,” zeg ik tegen de vage kennis die ik onverwacht op straat ben tegengekomen, en strek beide armen naar voren. “Eén kus!?”, stel ik voor. Want als hier van tevoren een beslissing over wordt gemaakt, verkleint dat de kans op een onverwachte gebeurtenis. Bijvoorbeeld dat de ander je twee, of zelf drie kussen wil geven, en je elkaars neus aanraakt of opeens een oor kust, omdat die ander vól voor de knuffel gaat. Ik bedenk welke kant ik op ga met mijn hoofd. Links. Het doel: het midden van de wang. Ik geef een snelle kus (net niet met lippen getuit want dat is vreemd) grijp de vage kennis vast en zeg nog eens hallo, en laat als de wiedeweerga weer los. “Hoe is het?”

Advertentie

De anderhalvemetersamenleving is natuurlijk vreselijk, maar het tijdelijk verdwijnen van situaties als hierboven, daar ben ik zeer opgewekt over.

Hoe langer ik erover nadenk, hoe overtuigder ik raak: in de stad is een ontmoeting tot iets nodeloos ingewikkelds gemaakt. Ik weet niet of die mate van ingewikkeldheid er altijd al was, of de afgelopen jaren overdrevener is geworden, maar tijdens het ontmoeten zijn er buitensporig veel etiquetteregels die voor verschillende mensen, op verschillende momenten, op verschillende plekken én op verschillende manieren gelden – het ligt er maar net aan hoe goed je iemand kent, of hoe lang je iemand niet hebt gezien.

Hoe groet je bijvoorbeeld een collega die je op werk nooit knuffelt of kust, als je die tegenkomt op straat? Hoe groet je iemand die naast je vriend staat die je tegenkomt, en misschien één keer hebt gezien? Hoe groet je iemand die je in een drukke kroeg tegenkomt maar waar je stiekem een teringhekel aan hebt? Als je een groep mensen treft, moet je dan iedereen een smakkerd geven? En allemaal dezelfde smak, of geef je degene die je beter kent een grotere? Het zijn vragen die mij bezighouden, en waar ik op het moment dat ze staan te gebeuren de zenuwen van krijg.

Het meest onaangename aan deze ontmoetingsonzekerheden is: het werkt bloopers in de hand. De momenten dat ik iemands oor kuste of een mondhoek, per ongeluk een tiet aanraakte, een te lange knuffel gaf of iemand te hard vastpakte of met mijn lange haar in iemands baard bleef hangen zijn ontelbaar.

Bloopen, daar kom je natuurlijk wel weer uit. Het is niet het einde van de wereld, maar als we dan toch overal over bezinnen in deze tijd – dan lijkt me bezinnen over een andere, duidelijkere vorm van ontmoeten de moeite waard. Want hoe héérlijk zou het zijn om naar een afspraak te gaan in de wetenschap dat je iemand, of een hele groep, niet per se hoeft te kussen en er dus geen sociaal begroetflatertje op de loer ligt?

Nou, erg heerlijk. Dat heb ik de afgelopen tijd in elk geval ervaren. De ‘hoi’ is terug van weggeweest, en ik hou ervan. Het heeft iets simpels, iets nostalgisch, iets vertrouwds, iets verbindends. Vroeger, als je vrienden kwamen spelen, deed je ook niet moeilijk met kussen en knuffels. Je vrienden waren er gewoon, hup, je ging meteen gaten graven in het zand of doen alsof de oprit een trampoline is. Er is geen extra bevestiging nodig dat je er bent, je hoeft niet eerst in elkaars persoonlijke ruimte te komen en elkaars wang, geur en snorharen van dichtbij te zien om dat te onderstrepen. Bij ‘hoi’ begint het sociale contact, er zit geen moeilijke handeling tussen. Dat schept misschien juist minder afstand en een betere band dan drie kussen.

Omdat ik de afgelopen tien jaar in de stad heb gewoond, is deze manier van groeten – dus het kussen en knuffelen van wie dan ook, waar dan ook – er bij mij ingeslopen, omdat iedereen het deed. Als ik naar mijn ouders ging, moesten we daaraan wennen. We hebben inmiddels stilzwijgend afgesproken dat we één kus geven, en elkaar daarna nog stevig vastpakken. Ik zou liegen als ik zou zeggen dat ik daar niet van geniet, want mijn familie zie ik niet zo vaak en ik hou veel van ze. Maar in mijn geboortedorp is deze manier van begroeten niet de norm. Als je elkaar tegenkomt, groet je elkaar gewoon met ‘hoi’. Geen vertwijfeling, geen schroom. En een blooper? Ondenkbaar. Leuk om elkaar te zien? Zeer zeker.

Het zal straks een glorieus moment zijn als we vrienden en familie weer een dikke pakkerd kunnen geven. Maar laten we daarna de tot een draak gemaakte ontmoeting een beetje terugschroeven, het liefst tot hoi. En als die knuffel er dan tóch komt, dan is het een vrijwillige keuze op een vrijwillig moment om iemand extra te waarderen. Gemeend, en met je hart. Dan is de flater die op de loer ligt ook niet meer zo erg.