Te lui om te lezen? Beluister dan hieronder de ingesproken versie.
Seksueel grensoverschrijdend gedrag is vaak ongelooflijk alledaags. Het kan iets zijn als een goedmoedige collega die tijdens het poseren voor een groepsfoto ineens een warme hand op je billen legt, een eenzame man op een bankje die verlekkerde dingen over je benen begint te lispelen zodra je langsloopt, of een sekspartner die verbeten doorgaat terwijl je zelf al een tijdje geen zin meer hebt.
Videos by VICE
Het is ronduit vervelend – soms zelfs beangstigend en vernederend – als zoiets je overkomt. Tegelijkertijd kan het lastig zijn om er iets tegen te ondernemen. Want ook al is iemand keihard over je grens gegaan, buiten de context van je eigen gevoelens is dat soms moeilijk hard te maken. Als het over seksueel wangedrag gaat, valt al snel de term ‘grijs gebied’ – alsof er een vetvlekje op ons morele kompas zit, waardoor we niet meer kunnen aflezen wie er schuldig is. “Bedoelde die collega het niet gewoon als grapje?” is zo’n vraag die zich opdringt. “Maak ik problemen die er eigenlijk niet zijn? Lokte ik die smerige opmerking niet een beetje uit met mijn opzichtige benen?”
Het is moeilijk om in helder zwart-wit over seksueel grensoverschrijdend gedrag te praten, omdat het onduidelijk is waar die grens ligt. “Ik worstel met het idee van spreken over een grijs gebied,” zegt psycholoog en hoogleraar seksuologie Ellen Laan. “Bij iets als straatintimidatie geldt dat of iets vervelend is of niet, vaak helemaal afhangt van de context. Als een ontzettend aantrekkelijk iemand jou op straat tegenkomt en zegt “wow gorgeous, mag ik je telefoonnummer”, dan kan dat best leuk zijn. Maar als een type met slechte tanden en een bierbuik hetzelfde doet, is het misschien juist erg vervelend. Die context bestaat uit meerdere dingen: de omgeving waar het zich afspeelt, wie het is die aan het roepen is, wat voor eerdere ervaringen de persoon die het ondergaat heeft gehad. Het is ingewikkeld om universele uitspraken over te doen of wat wel of niet kan. Een democratisch principe, waarbij iets fout is als de meerderheid het als vervelend beschouwt, helpt hierbij niet.”
“Bij straatintimidatie gaat het al heel snel over de vraag wat acceptabel is en wat niet,” zegt ook socioloog Mischa Dekker. Hij onderzoekt hoe intimidatie op straat in Frankrijk en Nederland een politiek probleem geworden is, en komt de notie van een ‘grijs gebied’ daarbij dikwijls tegen.
De discussie over dat grijze gebied is niet nieuw, benadrukt Dekker. In de jaren zestig en zeventig waren feministische activisten er in elk geval al heel stellig over: straatintimidatie gaat over macht, niet over seks. Als mannen op straat naar vrouwen roepen, fluiten of grijnzen is dat geen onbeholpen poging tot sjans, maar een uiting van macht en dominantie. Een grijs gebied was er wat hen betreft dus niet. “Die stelligheid was een reactie op de victim precipitation theory die in de jaren vijftig in zwang was geraakt. Bij die theorie wordt er vooral gekeken naar hoe een slachtoffer van een misdrijf zich gedragen heeft: heb je bijvoorbeeld meer kans om verkracht te worden als je op een bepaalde manier loopt of praat. Door die benadering kwam de schuld voor een aanzienlijk deel bij het slachtoffer te liggen, het nodigde uit tot victim blaming. Feministen waren het daar niet mee eens, en wilden zich daar heel erg tegen afzetten.”
Dat leidde tot de opvatting dat elke vorm van ongewenste toenadering in de publieke ruimte per definitie een vorm van seksisme is. In Frankrijk wordt deze manier van denken aangehouden bij voorlichting over straatintimidatie op middelbare scholen, vertelt Dekker. Aan de meisjes in de klas wordt verteld dat ze slachtoffer zijn van mannelijk machtsvertoon, de jongens wordt opgeroepen om vooral op te houden met die dominantie. Het is een duidelijke boodschap, maar hij ziet ook dat het bij leerlingen voor vervreemding kan zorgen.
“Leerlingen op scholen in de voorsteden van Parijs zien die voorlichting bijvoorbeeld als iets elitairs, iets wat afkomstig is van hoogopgeleide, witte mensen uit de binnenstad,” legt hij uit. Culturele achtergrond en klasse spelen ook mee als het gaat om de vraag welk gedrag acceptabel is, wat het in de praktijk moeilijker maakt om een harde grens te bepalen.
“Ik snap zo’n zwart-wit benadering vanuit activistisch oogpunt, want het gaat relativering van straatintimidatie tegen – mensen die “ach, het was maar een grapje” zeggen. Maar om bij mannen daadwerkelijk een gedragsverandering teweeg te brengen, moet je ze duidelijk maken dat er verschillende interpretaties mogelijk zijn. Je moet dat grijze gebied serieus nemen,” aldus Dekker.
“Dat probeert bijvoorbeeld het team van Qpido, een stichting die voorlichting over seksualiteit en weerbaarheid organiseert in Amsterdam. Zij zeggen: voor een deel komt straatintimidatie voort uit mannelijke dominantie en vervelende intenties, maar een groot deel is het ook simpelweg sociale onhandigheid, zeker bij jongeren. Daarom geven zij bijvoorbeeld flirtles aan jongens en meisjes, om ze te leren hoe ze om een leuke manier contact kunnen leggen met anderen. Het is een compleet andere aanpak dan in Frankrijk, veel minder ideologisch. Maar als we door middel van educatie een cultuurverandering willen bewerkstelligen, is het belangrijk om bij te houden wat in de praktijk het beste werkt.”
Als het om straatintimidatie gaat, lijkt het er dus op dat het grijze gebied zich uitstrekt tussen twee parallelle waarheden: de perceptie van het slachtoffer en de perceptie van de dader. De één voelt zich geïntimideerd en ongemakkelijk, de ander waant zich een ouderwetse casanova die met welgemeende complimentjes de levens van passerende vrouwen probeert op te vrolijken.
Laan is het er mee eens dat zo’n verschil in perceptie kan bijdragen aan het ontstaan van grijze gebied. Ze voegt daar aan toe dat de manier waarop verreweg de meesten van ons seksueel gesocialiseerd zijn, ertoe leidt dat vrouwen vaker slachtoffer worden van seksuele intimidatie, terwijl de meeste plegers mannen zijn.
“We worden allemaal opgevoed met het idee dat mannen van nature een onuitputtelijke zin in seks hebben, waardoor ze bijna wel de fout in moéten gaan”, aldus Laan. “Ik zie dat ook bij jonge, vaak hoogopgeleide vrouwen in mijn spreekkamer, die bij mij komen omdat ze pijnklachten hebben tijdens seks. Dat ze pijn krijgen, betekent dat ze dingen doen waar ze niet voldoende opgewonden voor zijn. Toch heerst bij hen heel sterk het idee dat ze hun mannelijke sekspartner hun zin moeten geven, of ze dat nou zelf willen of niet, vanuit een soort heilig ontzag voor de mannelijke seksuele drift. Het komt niet bij ze op om te zeggen ‘dit doet pijn, laten we iets anders doen’, nee, dat neuken moet gebeuren.”
Voor vrouwen is seksualiteit gecompliceerd, zegt Laan. “In seksuele voorlichting wordt bij meiden vaak de nadruk gelegd op weerbaarheid, en op het voorkomen van zwangerschap en soa’s. Zo is het net of seks voor meiden veel gevaarlijker is dan voor jongens. En als je als vrouw openlijk seksueel bent, loop je het risico dat je een slet wordt gevonden, door zowel mannen als vrouwen.”
“Tegelijkertijd zie je overal hoogst geseksualiseerde beelden van vrouwen, die juist heel veel plezier in seks lijken te hebben. In porno hoef je maar de grote teen van een vrouw aan te raken, of ze ligt al in extase. Die verwarring voel je als vrouw ook op straat: je hoort er mooi en vrouwelijk uit te zien, maar ook weer niet té, want dan verlies je het recht om het vervelend te vinden als je wordt nageroepen. We vinden dat vrouwen de hele tijd op de rem moeten trappen, terwijl mannen volop gas mogen geven.”
Laan benadrukt dat de vrouwelijke en de mannelijke seksualiteit in feite juist helemaal niet zo van elkaar verschillen. “Maar zowel mannen als vrouwen hebben het beeld dat het wel zo is.”
Een verschil in perceptie, oftewel het grijze gebied, maakt het lastig om straatintimidatie, en seksueel grensoverschrijdend gedrag in het algemeen, strafbaar te stellen. Volgens strafjurist Stéphanie Heinerman, die werkt als strategisch juridisch adviseur is bij Bureau Clara Wichmann, is ons strafrecht eigenlijk niet goed ingericht om met seksueel wangedrag om te gaan. “Wat volgens het recht strafbaar is, is veel nauwer en kleiner dan wat we als maatschappij als grensoverschrijdend beschouwen”.
Dat komt onder andere omdat binnen het strafrecht de intentie van de pleger erg zwaar weegt. Als iemand niet de opzet heeft gehad om een misdrijf te begaan, is het al een stuk minder waarschijnlijk dat hij of zij strafbaar gedrag heeft vertoond. Seksueel wangedrag is al lastig te bewijzen, omdat het zich over het algemeen tussen twee personen afspeelt en er geen getuigen bij zijn, maar het wordt al helemaal moeilijk als een dader kan volhouden niet door te hebben gehad dat het slachtoffer er niet van gediend was.
Heinerman noemt wetgeving ‘het sluitstuk van de maatschappij’. “Het hobbelt altijd een beetje achter maatschappelijke ontwikkelingen aan”, zegt ze. “En in het strafrecht ben je gebonden aan wat er in de wet staat.”
“Voordat seksueel grensoverschrijdend gedrag strafbaar is, moet er sprake zijn van dwang, een overduidelijk machtsverschil, of het slachtoffer moet in een hulpeloze toestand hebben verkeerd”, legt Heinerman uit. “Dwang veronderstelt dat het slachtoffer zich moet hebben verzet, maar dat is niet per se een veelvoorkomende reactie van slachtoffers. Wat vaak voorkomt is dat een slachtoffer van grensoverschrijdend gedrag juist verstijft, vanuit een overlevingsimpuls.”
Het is nu zo dat veel seksueel grensoverschrijdend gedrag zo vaak voorkomt, dat we het als normaal en daarom niet strafbaar zijn gaan beschouwen. “Betast worden in het uitgaansleven bijvoorbeeld; voor veel vrouwen hoort dat er gewoon een beetje bij. Terwijl het toch echt grensoverschrijdend gedrag is.”
Wel ziet Heinerman dat er verandering op komst is, en dat er sinds de #MeToo-beweging binnen het strafrecht steeds meer oog komt voor de maatschappelijke veranderingen. Vorig jaar schreef de minister van Justitie en Veiligheid een brief aan de Kamer, met daarin het voornemen om het Wetboek van Strafrecht meer in lijn te brengen met de maatschappij. “Het voorstel is om bij seksuele misdrijven niet meer zozeer te kijken naar de opzet van de pleger, maar ook naar de wil van het slachtoffer. Dat zou een enorme verruiming betekenen van wat er strafbaar is, niet alleen qua fysiek seksueel overschrijdend gedrag, maar ook qua verbale en non-verbale intimidatie op straat en online.” Plegers zouden dus strafbaar zijn als ze hadden kunnen weten dat wat ze deden tegen de zin van de ander was – net zoals je ook strafbaar kan zijn wegens heling als je in de vroege ochtend op straat een fiets koopt voor tien euro.
Laan denkt ook dat deze verandering in het Wetboek van Strafrecht wenselijk is. “Al krijg je natuurlijk wel het probleem van mannen die zeggen dat ze dan niet eens meer mogen flirten zonder een overtreding aan hun broek te krijgen. Dat vind ik een ontzettende bagatellisering van het probleem, trouwens, als je zo reageert wil je het gewoon niet begrijpen.”
Voor Laan bestaat de weg naar minder seksuele problemen en grijze gebieden uit meer begrip en kennis. “Met de Stichting voor Seksueel Welzijn pleit ik voor het idee van seksuele gelijkwaardigheid. Er blijkt steeds meer uit wetenschappelijk onderzoek dat vrouwen en mannen in hun vermogen tot lustgevoelens, opwinding en klaarkomen helemaal niet veel van elkaar verschillen. Maar er is wel een verschil in hoe ze hun seksualiteit uitvoeren. Als seks alleen maar om penetratie draait, dan is het logisch dat vrouwen minder klaarkomen, en dat het voor hen dus minder leuk is. Maar we accepteren dat, omdat we denken dat het zo hoort.”
Meer seksuele gelijkwaardigheid lost het probleem van seksuele intimidatie wellicht niet helemaal op, maar zou seks voor vrouwen in ieder geval een stuk minder gecompliceerd en bedreigend maken.”Ik vind het onzinnig idee dat je altijd maar moet benadrukken dat er voor mannen ook een voordeel is”, zegt Laan, “maar het is natuurlijk wel zo: als het voor vrouwen leuker wordt, is het dat voor mannen ongetwijfeld ook.”
Ben je slachtoffer van seksueel misbruik, en wil je hierover praten met een professional? Neem dan contact op met Slachtofferhulp Nederland.