Ik ga je vertellen over de laff box, een mysterieuze zwarte doos met daarin een soort typemachine waarmee je verschillende soorten gelach kon produceren. Hiermee werd zijn uitvinder Charles “Charley” Douglass twintig jaar lang de ongekroonde koning van de lachband. Want in tegenstelling tot vandaag de dag was de lachband vroeger echt dope. En als je tussen 1950 en 1970 een lachband wilde: dan moest je via Charley.
Hoewel tv-kijkers en tv-makers zich dezer dagen steeds meer afzetten van de verouderde lachband, was deze lachinjectie vroeger helemaal de shit. In de jaren dertig werd er publiek uitgenodigd bij radio-uitzendingen om de shows leuker te laten overkomen en deze trend werd in de jaren veertig ook voortgezet op TV. Alleen de producenten hadden geen enkele controle over het gelach van het publiek. Soms lachten ze te hard of te zacht, dan weer te kort of te lang. En soms helemaal niet.
Videos by VICE
In de jaren vijftig kwam toen Charles “Charley” Douglass ten tonele, een geluidsingenieur uit Nevada die de tv-game voorgoed veranderde. Charles had voor de oorlog bij CBS Radio gewerkt en hij nam het heft in eigen handen om dit lachprobleem op tv op te lossen. Als er niet genoeg gelach was, mixte Charley er een extra lachje in en als het gelach te lang doorging, dempte hij het wat. Nepgelach maken bleek voor hem minder ingewikkeld dan het leek: verzamel wat bandjes van de perfecte verschillende soorten lach en knal ze in de uitzending. De geboorte van de lachband was een feit.
Douglass veroverde hier in eerste instantie nog niet de wereld mee, maar langzaamaan begonnen de tv-studio’s op te merken hoeveel invloed het nepgelach had. Toen de studio’s aan het eind van de jaren vijftig van film overstapten op videotape, riepen ze de hulp van Douglass in om de gaten in de soundtrack te verzorgen in post-productie. Tv-studio’s maakten steeds minder meer gebruik van echt publiek in de studio’s. Vanaf dat moment had Charles een absoluut monopolie op lachbanden en werd hij de absolute koning op het gebied van lachen. Als je nepgelach zocht, moest je bij Charles Douglass zijn.
Charles begon met het verzamelen en analyseren van duizenden lachbandjes en realiseerde zich al snel dat er enorm veel verschillende soorten gelach waren: schaterlach, gniffellach, harde lach, zachte lach, schelle lach, diepe lach enzovoort. Ook de timing was belangrijk. Was het een verraste lach? Of was het een vertraagde lach na een intelligente of obscure grap? De lachbanden van Douglass waren zeer realistisch en het leek alsof er echt publiek in de studio zat. Hij veranderde ook vaak de samenstelling van het lachende “publiek”, bijvoorbeeld door af en toe een grinnikende man te verwisselen voor een luidkeelse vrouw om het nieuw te laten klinken.
Het monopolie van Charles was vooral te danken aan het feit dat niemand wist hoe hij deed wat hij deed. Voor de lachband had hij de zogenaamde laff box (Ja. Laugh met dubbel f. Want humor, I guess.) gemaakt, een sterk staaltje lachtechniek dat even invloedrijk als enigmatisch was.
De laff box zag er uit als een soort obscure typemachine, verborgen in een zwarte hardcase. Niemand wist hoe het werkte en wat er inzat, behalve zijn naaste familie zoals zijn vrouw. Als er een opname was geweest, kwam Charley aanlopen met zijn laff box. In de editing kamer gaf de regisseur of producent aan waar hij of zij de neplach erin wilde. Charley nam aandachtig aantekeningen en sloot zich vervolgens op in een kamer die van binnen afgesloten kon worden. Hier “bespeelde” Charley de laff box als een piano om de lachband op de videotape te editen. Zo bleef zijn techniek geheim en zag niemand hem in actie met zijn laff box. Ik hoop stiekem een beetje dat de laff box helemaal niet werkte, maar het gewoon Douglass was die in een geluidsdichte kamer allemaal verschillende lachen zelf aan het “inlachen” was.
De laff box had 320 soorten lachen. Van diepe brullachen van dikke mannen, tot het hysterisch gniffelen van een vrouw. Een grote knop aan de rechterkant verzorgde het eindapplaus. Met het voetpedaal kon hij het gelach van het publiek dempen als ze te lang doorgingen. De laff box had daarnaast ook een mooie verzameling ‘ooohs’ en ‘aaahs’, klappende mensen en zelfs mensen die in hun stoel aan het bewegen waren.
Aan alles komt een eind, dus ook aan de lach-heerschappij van Charley. Uiteindelijk ging het monopolie van Douglass ten onder toen zijn eigen protegé, Caroll Pratt, zich van Douglass afscheidde en zijn eigen bedrijf begon. Pratt zag de nieuwe technologische mogelijkheden van de jaren zeventig en had zijn eigen, modernere “laff box” gemaakt. Niet dat Douglass deze kansen niet zag. Hij wist dat zijn laff box aan het verouderen was, maar hij was te verliefd op zijn uitvinding. Hij vond het prima zoals het was en zag niet de noodzaak om zijn geheimzinnige lachdoos te upgraden.
Hoewel zijn monopolie voorbij was, betekende dit niet het einde van Douglass en zijn lachbedrijf. Hij ging tien jaar later met pensioen en kreeg in 1992 een Emmy voor ‘lifetime technical achievement.’ Zijn werk werd zonder de laff box voortgezet door zijn zoon Bob, die zelf later negen Emmy’s voor sound-mixing won. Alles gaat dus nog prima voor de familie Douglass.
De lachband is vandaag de dag nog steeds wel aanwezig in tv-shows, maar toch zie je hem steeds minder terug. Dit kwam voornamelijk door het televisienetwerk HBO, dat begin jaren 90 veel lof kreeg toen het shows ging maken zonder lachband.
Ik kan mij niet voorstellen dat er tegenwoordig iemand is die echt van de lachband houdt. Behalve misschien de producers van Big Bang Theory, Two and a half Men en Friends, die weten dat hun shows misselijk hard zullen zuigen als er niet een bandje van lachende mensen aan het tv-kijkende publiek duidelijk maakt dat dit, ja ja, toch echt een grap was en dat je zou moeten lachen.
En dat werkt. Want weet je hoe verschrikkelijk depressief bovengenoemde shows worden als je de lachband weglaat. Kijk maar hieronder. Ik lach vaak genoeg mee met Friends maar dat wordt bijna onmogelijk zonder dat ook andere mensen mee lachen. Een psychologische studie uit 1992 bewees dat als subjecten een lachband hoorden, ze ook automatisch gingen lachen. Hierdoor werd bewezen dat lachen an sich ook gelach opwekt. Grappig genoeg bewees de studie ook dat als je het gelach vaak genoeg hoort je het uiteindelijk irritant gaat vinden. Een andere studie uit 1998 toonde aan dat testpersonen een show leuker vonden als ze dachten dat de lachband een echt publiek was dat mee lacht. Omdat vroeger sitcoms en dergelijke voornamelijk voor een ‘live studio audience’ werden gefilmd, ging de tv-kijker er dus vanuit dat er ook echt mensen in de studio zaten. Hierdoor beschouwden ze het gelach als echt en daarmee dus ook de grappen grappig en het gelach aanstekelijk.
Dus ook al is iets helemaal niet leuk, zolang er maar een publiek op de achtergrond lacht, wordt het lastig om niet mee te grijnzen. Je gaat het tenminste als een grap beschouwen, of je het nou leuk vond of niet. Leuk feit: in Tanzania is een keer een lachepidemie uitgebroken, wat het normale leven zes maanden lang ontwrichtte en de scholen deed sluiten.
Tegenwoordig heb je elke kreun, hoest of kuchje op een laptop staan. De dagen van geheimzinnig in een hoekje nepgelach maken met een mysterieuze zwarte doos liggen ver achter ons. Lachbanden zijn nu lang niet meer wat ze eens waren. Wie het laatst lacht, lacht dus waarschijnlijk nep. *Insert laugh track*.