Adham El Idrissi (20) werd twee jaar geleden nog met Luis Suárez vergeleken door Frank de Boer bij Studio Voetbal. Heel vreemd is dat niet, want het ging dat seizoen lekker met El Idrissi. Hij scoorde er op los als spits van Ajax A1, een team waarin toen ook talenten als Donny van de Beek en Abdelhak Nouri speelden. Maar aan het einde van dat seizoen raakte een pees in zijn knie ontstoken.
De Marokkaanse spits kwakkelde tien maanden lang met die blessure. Hij werd te zwaar, zijn contract bij Ajax werd ontbonden en proefperiodes bij clubs als Reading, Roda JC en PEC Zwolle leverden niets op. Een maand geleden dook El Idrissi opeens op bij ASV De Dijk uit de Tweede Divisie. In het team met veteranen Jack Tuyp en Jeroen Verhoeven hoopt hij nu de weg terug te vinden naar het profvoetbal. VICE Sports sprak met El Idrissi af om te horen hoe het met hem gaat. Dit is zijn verhaal.
Videos by VICE
“Ik ben goed op mijn plek bij ASV De Dijk. Het is wel even switchen, van profvoetbal naar amateur. De sfeer is volwassener, maar ook losser. Een week geleden kreeg een teamgenoot een zoontje. Ik vond het geweldig om te zien hoeveel liefde er vanuit de groep werd gegeven. In de groepsapp kreeg hij geweldige berichten om hem te feliciteren. Het voelt als een familie en ik ben blij dat ik daarbij hoor.
Jeroen Verhoeven is nu bezig een indoor speeltuin op te zetten die gerund wordt door mensen met een beperking. Als ik klaar ben met mijn carrière wil ik ook zoiets doen, met jongeren. Mensen die hun droom niet waar kunnen maken een kans geven. Ik hoef er geen geld mee te verdienen. Maar dat is voor later. Eerst moet ik zorgen dat ik terugkeer als prof.
Ik woon nu bij mijn ouders in Amsterdam. In de ochtend train ik voor mezelf bij Medico Vision. Ik laat me ook behandelen, zodat ik los en fit blijf. Ik doe krachttraining, loop hard, pak een saunaatje. Ik probeer zoveel mogelijk het ritme van een profteam te houden, met ‘s ochtends en ‘s middags een training en tussendoor een dutje. Als er een club komt, moet ik daar honderd procent klaar voor zijn.
Tijdens mijn debuut voor ASV De Dijk, tegen Ajax in de beker, gaf ik als invaller een bepaalde energie, waardoor de wedstrijd veranderde. Dat was lekker. Het was mooi om tegen mijn oude maten te spelen: Carel Eiting, Matthijs de Ligt en Deyovaisio Zeefuik. ‘Kom één op één dan,’ zei Deyo. Hij weet dat ik kom als je me uitdaagt. Maar ik kapte van binnen naar buiten en gleed uit. De jongens spraken me na afloop bemoedigend toe. ‘Goed strak gezichtje, je ziet er weer fit uit,’ zei Marcel Keizer nog.
In de lente van 2015 vergeleek Frank de Boer me op televisie met Luis Suárez. Ik was zo’n type spits, zei hij. Ik scoorde toen veel in Ajax A1. Maar in de zomer van 2015 kreeg ik een ontsteking in mijn patellapees. Ik had rust nodig, maar hoe minder ik deed, hoe meer pijn het deed. Daarom kreeg ik bij Ajax een traject waarbij ik gewoon moest trainen met de pijn, daarmee om moest gaan. Zo moest de pijn verminderen.
Het duurde tien maanden voordat ik weer kon spelen. Ik kon er niet veel aan doen dat het zo lang duurde, maar deels was het wel mijn schuld. Mijn vetpercentage was te hoog geworden tijdens mijn revalidatie. Dat moest omlaag en daar kon niemand me bij helpen. Mijn zaakwaarnemers Guido (Albers, red.) en Sjaak (Swart, red.) hebben vaak tegen me gezegd: ‘Wij kunnen alles voor je betekenen in de bijzaken, maar jij bent verantwoordelijk voor jezelf. Hoe moeilijk het ook is.’ Het duurde even voordat ik die knop omzette.
Mijn contract bij Ajax werd ontbonden en een proefperiode bij Reading leverde niks op, omdat ik niet fit genoeg was. Pas tijdens mijn proefperiode bij Roda JC besefte ik: misschien is dit mijn laatste kans. Daar ging ik weer vol trainen en oefenwedstrijden spelen. Ik raakte er bevriend met Franklin Rodriques, die er nog steeds speelt. ‘Als jij in de zestien komt, hoef ik niet eens te kijken. Dan gaat hij erin,’ zei hij een keer tegen me. Ik kreeg geen contract bij Roda, maar had de smaak wel weer te pakken.
Ik ging daarna op proef bij PEC Zwolle. Tijdens een oefenpot op trainingskamp hoorde ik het dat het mis was gegaan met Appie Nouri. Ik weet niet of ik daarom slecht heb gespeeld, maar ik was er helemaal kapot van. Ik speelde bij PEC Zwolle samen met Philip Sandler, wij hebben ons hele leven met Appie gespeeld. Het liefst wilde ik weggaan, naar huis. Tot op de dag van vandaag kan ik het niet geloven.
Ik ben na het trainingskamp naar Appies familie gegaan. Mijn vader en zijn vader zijn over de jaren heel goed bevriend geraakt. Het is altijd mooi om hen te zien praten over het voetbal van vroeger in Marokko. Mijn vader is daar profvoetballer geweest. Het was mooi dat mijn vader en ik Appies familie een beetje afleiding konden bieden, maar je weet niet hoe je je moet opstellen. Je staat machteloos. Ik mis hem zo erg, niet normaal. De liefste persoon die er is.
Ik sprak Appie voor het trainingskamp bij PEC Zwolle nog via FaceTime. Ik weet nog dat hij zijn djellaba aan had. Dat vergeet ik nooit. Hij vroeg vooral naar mij, hoe het met me ging. Hij gaf me positieve energie. “Doorgaan met voetballen, niet stoppen, nooit stoppen,” zei hij. Soms kijk ik op Instagram allemaal filmpjes van hem, dat hij met gehandicapte jongetjes was, of de dag van zijn debuut. Die video heb ik zo vaak teruggekeken. Ik weet niet of dat goed is om te doen, maar ik ben blij dat dat er is.
Hij was een van de beste, leukste voetballers met wie ik ooit heb gespeeld. Ik genoot van hem. Als ik op de training druk moest zetten op hem, moest ik altijd even uitkijken. Ik wilde er niet eentje door mijn poortje krijgen van Appie. Soms moest ik hem even vragen of hij rustig wilde doen en er een keertje normaal langs wilde gaan. Soms ging ik er fel in en pakte hij me terug.
Appie was als een klein broertje op het veld. Bij Sparta uit heb ik een keer iemand het doel in gerost omdat hij Appie een doodschop gaf. Maar Appie loste het daarna op geweldige wijze zelf op. Hij heeft die jongen he-le-maal zoekgespeeld. Het publiek moest er gewoon om lachen. Inshallah is god nog steeds met hem en komt alles goed. Ik hoop dat iedereen hem in zijn gebed mee blijft nemen. Dat is belangrijk.
Wij geloven in ons geloof in een hiernamaals, een hemel en een hel. Hij leefde als een goede moslim. Hij deed het gebed en was een goed persoon, een goed mens. Dat geeft je toch rust in je hart, denk ik. Het zal een beetje laat zijn, iedereen heeft het al gedaan, maar als ik mijn eerste goal maak in de Eredivisie, is die voor hem. Die jongen wordt nooit vergeten.
Ik ben nu goed op mijn plek bij De Dijk, maar het is niet mijn eindstation. Ik ben bereid er alles aan te doen om weer back in business te komen. Mijn doelen zijn de Eredivisie en Engels voetbal. Engels voetbal vind ik echt mooi om te zien. Negentig minuten lang vol gaan, dat trekt me heel erg. Dat was ook mijn ding bij Ajax. Ik kan nu bij De Dijk ook mooi oefenen in een tweespitsensysteem. Met twee spitsen zet je de ballijnen anders dicht.
Soms denk ik dat het enige wat de buitenwereld ziet is: El Idrissi is niet meer bij Ajax. Mensen zien dat toch gauw als iets heel negatiefs. Dat is wel moeilijk geweest. Ik vond het zelf ook kut dat ik weg moest bij Ajax, maar wil alsnog profvoetballer worden. Dat kan ook op een andere manier. Mensen weten niet dat ik me elke dag kapot werk om terug te komen. Het is mentaal echt een leerzaam jaar geweest. Gelukkig sta ik er nog.”
Dit is een verhaal uit de rubriek Ongewenst Transfervrij, waarin VICE Sports profvoetballers aan het woord laat die graag weer willen spelen, maar door hun eigen fouten of botte pech geen club hebben. Zie hier alle verhalen uit deze serie.
—
Mis niets! Like VICE Sports Nederland voor je dagelijkse dosis ijzersterke sportverhalen.