Dit artikel verscheen eerder in het oktobernummer van ons magazine
Voor de Tamils in het noordoosten van Sri Lanka, en veel van hun wereldwijde diaspora, was Isaipriya een ster: een presentatrice en actrice die uitgegroeid was tot het symbool van de Tamil-opstand. Ze was beeldschoon, het gezicht van Tamil TV, en ze acteerde in romantische Tamil-musicals, waarin ze haar helden lof toezong: de Tamil Tijgers en de martelaars van de Black Tigers die hun met explosieven beladen speedboten op de schepen van de marine stortten. Isaipriya werd gerespecteerd en bewonderd, niet alleen door de mensen uit Vanni – een gebiedje in het noorden van Sri Lanka waar de separatistische Liberation Tigers van Tamil Eelam een onafhankelijke staat hadden uitgeroepen – maar door Tamils van over de hele wereld die uit hun moederland waren gedreven door de decennialange discriminatie.
Videos by VICE
“Ze was een geweldig mens,” vertelde Benjamin Dix, die vier jaar lang als VN-medewerker in Kilinochchi werkte – de hoofdstad van de Tijger-staat in Vanni. Dix kende Isaipriya, en begreep dat zijn bewering dubieus was. “Ze was erg beleefd en respectvol,” zei hij, “maar tegelijkertijd symboliseerde ze de meedogenloze beweging van de Tijgers, die zich volledig richtte op Tamil Eelam, het verkrijgen van een onafhankelijke staat binnen Sri Lanka.”
In oktober 2008 gaf de Verenigde Naties haar medewerkers, waaronder Benjamin Dix, het bevel om zich terug te trekken uit de regio, nadat de Sri Lankaanse overheid – onder leiding van President Mahinda Rajapaksa – verklaard had niet meer in te kunnen staan voor hun veiligheid. In werkelijkheid maakte Rajapaksa zich helemaal geen zorgen over de veiligheid van de VN-medewerkers, maar was hij van plan om het laatste offensief tegen de Tijgers te starten, en daar wilde hij liever geen internationale pottenkijkers bij hebben.
Toen de VN-medewerkers en buitenlandse journalisten het land uit waren, dacht de Sri Lankaanse overheid dat haar acties de komende 138 dagen geheim zouden blijven – een oorlog zonder ooggetuigen. Dit was echter niet het geval – er waren daders en mensen die het overleefden die over camera’s en mobieltjes beschikten.
De oorlog die volgde werd tot in de gruwelijkste details vastgelegd. De afgelopen jaren hebben mijn collega’s van het Britse Channel 4 News en ik het verzameld, geanalyseerd en geverifieerd, met hulp van verbannen journalisten, gevluchte Tamils en overlevenden. Wat begon als een serie van tv-verslagen, groeide uit tot een documentaire: No Fire Zone: The Killing Fields of Sri Lanka.
Op 19 mei 2009, de dag na het officiële einde van de oorlog, postte de Sri Lankaanse Minister van Defensie een oorlogsverslag op haar site, waarin de moorden op belangrijke militaire figuren uit de Tamil-beweging stonden vermeld. Ook Isaipriya stond ertussen, en wel als luitenant-kolonel. Ze zou omgekomen zijn tijdens een veldslag, als militair. Het probleem is dat dit – zoals zoveel beweringen van de Sri Lankaanse overheid, zowel toentertijd als sindsdien – gelogen is.
Vier jaar later ontving ik hier bewijs van, in de vorm van een korrelige video waarin te zien is hoe Isaipriya gevangen wordt genomen door soldaten van de Sri Lankaanse overheid. In de 48 seconden durende video is Isaipriya nog in leven. Ze is niet gewond, maar wel deels naakt, in paniek en gedesoriënteerd, terwijl ze uit een modderpoel wordt gesleept.
Sindsdien zijn er meer foto’s van haar gevangenschap verschenen, waar ze samen te zien is met de negentienjarige Ushalini Ganalingham, die tegelijkertijd met haar gevangen werd genomen. Op deze foto’s zijn hun armen achter hun rug gebonden. En dan is er nog een walgelijk laatste filmpje, gemaakt door een Sri Lankaanse soldaat met zijn mobieltje – als aandenken. Isaipriya en Gunalingam zijn uitgekleed – schijnbaar verkracht – en vervolgens geëxecuteerd. Er is te zien hoe ze in een plas bloed liggen, terwijl buiten beeld een Singalese stem te horen is: “Ik wil haar nog wel een keer neuken.”
Sri Lanka scheidde zich in 1948 af van Engeland, maar de koloniale verdeel-en-heersstrategie had een giftige nalatenschap. Toen de Britten het land verlieten, kwam de macht in handen van de Singalese bevolking, die in de meerderheid was. De Tamils – een minder grote groep – ging het institutionele racisme te lijf met vreedzame protesten, maar de staat reageerde met harde hand. De discriminatie op de banenmarkt nam toe, hun toegang tot onderwijs werd verder beperkt, en dankzij de nieuwe wetten werd het Singalees de officiële taal – een taal die zeer weinig Tamils beheersten. Deze maatregelen werden opgevolgd met gewelddadige aanvallen op Tamils. De ergste, in mei 1958, kostte aan meer dan tweehonderd Tamils het leven. Als reactie hierop vormden zich gewapende groepen nationalistische Tamils.
Op 23 juli 1983 werden dertien Sri Lankaanse soldaten gedood door een kleine guerrillagroep, die bekend stond als de Liberation Tigers van Tamil Eelam (LTTE). Aanhangers van de overheid gebruikten deze actie om de ergste anti-Tamilrellen uit de geschiedenis van het land te starten, een periode die de geschiedenisboeken in ging als Zwarte juli. In één week werden drieduizend Tamil-burgers afgeslacht, wat tienduizenden Tamils naar het noordoosten deed vluchten – het traditionele Tamilgebied.
Veel jonge Tamils mengden zich hierna in de opstand, en wijdden hun levens aan het gevecht voor een onafhankelijke Tamil-staat: Tamil Eelam. De macht over de verschillende groepen opstandelingen werd al snel gegrepen door de LTTE, die onder hun enigmatische jonge leider, Velupillai Prabhakaran, alle rivaliserende nationalistische groepen opslokte of uitroeide. De oorlog was begonnen.
De Tijgers waren wreed, maar effectief. Gedurende de volgende vijfentwintig jaar bouwde Prabhakaran een leger op dat bereid was om naast de gebruikelijke guerrillatactieken ook kindsoldaten en zelfmoordaanslagen te gebruiken, ook tegen burgers. Zijn beweging vocht tegen het kastenstelsel, en moedigde vrouwen aan om als gelijken te vechten, maar schafte ook elke vorm van politieke vrijheid af, ruimde zijn rivalen uit de weg, en eiste volledige loyaliteit – elke vechter droeg een cyanidecapsule bij zich, mochten ze gevangen worden genomen.
Tegen 2008 had de LTTE in het noorden een volledige, functionerende staat opgericht, met eigen banken, ambtenaren, agenten en een leger. Ze hadden zelfs een eigen tv-zender – met Isaipriya als gezicht. Maar datzelfde jaar zou de situatie in Sri Lanka omslaan. In 2008 begon President Rajapaksa een meedogenloos offensief tegen de Tijgers. Op 2 januari 2009 viel de Tamil-hoofdstad Kilinochchi, waardoor de Tijgers zich terugtrokken naar het noordoosten. Halverwege januari 2009 riep Rajapaksa vervolgens een serie zogenaamde no-firezones uit, waar vierhonderdduizend Tamil-burgers “voor hun eigen veiligheid” naartoe konden. De overheid hield vol dat ze een beleid voerden zonder burgerdoden, maar de Tamil werden hier vervolgens massaal gebombardeerd.
Duizenden onschuldige Tamil-burgers kwamen om, in wat door velen gezien wordt als een volwaardige genocide. Delen van deze volkerenmoord, fragmenten van een nachtmerrie, werden vastgelegd in korte video’s, en tussen de bombardementen door geüpload met satelliettelefoons.
In één van de video’s is te zien hoe twee kleine meisjes schuilen in een bunker en het uitschreeuwen bij het zien van de lijken die buiten liggen. Op een gegeven moment herkent een van de meisjes een van de verminkte lichamen. “Mama!” schreeuwt ze. Een andere familie ligt te schuilen in een ondiepe bunker, uit angst voor een volgende aanval. De inslagen verderop zijn te horen. “Stop met filmen,” schreeuwt een vrouw met haar kind in haar armen naar de cameraman. “Kom alsjeblieft de bunker in. Wat ga je met die video doen? Ze vermoorden iedereen.”
De cameraman bleef filmen. In verlaten basisscholen werden geïmproviseerde ziekenhuizen opgezet, waar vreselijk geleden werd. Ernstige tekorten aan antibiotica en verdovende middelen zorgden voor ongekende pijn en talloze onnodige sterfgevallen.
Vany Viji, een jonge Tamil-vrouw die op bezoek was vanuit Londen en verwikkeld raakte in de aanvallen, werkte als vrijwilliger in het laatste ziekenhuis. Nog altijd geplaagd door haar herinneringen aan die dagen, vertelde ze hoe ze een zevenjarig jongetje in bedwang moest houden, terwijl een dokter zonder verdoving zijn linkerarm en -been, die versplinterd waren door een bom, afzaagde. “Ik moest zijn mond dichtdrukken zodat hij niet kon schreeuwen.”
De VN kwam in een rapport tot de conclusie dat het gebrek aan humanitaire middelen, zoals antibiotica en verdoving, opzettelijk in stand werd gehouden – tegen de internationale wetgeving in. Daarnaast gingen de bombardementen ondertussen door, en werden ze nu ook op de ziekenhuizen gericht, wat tot honderden extra doden leidde.
Maar ook de Tijgers hadden schuld aan de lijdensweg van hun volk. Uit verslagen bleek dat de ze het vuur openden op de burgers die het slagveld probeerden te verlaten, en over wilden lopen. Daarnaast werd de gedwongen inlijving van tieners en kinderen om te werken en vechten hervat – tegen de afspraken uit de vredesonderhandelingen in. Vijf jaar later is er nog steeds geen accuraat dodenaantal bekend.
Tegen 17 mei 2009 was de laatste no-firezone volgepropt met tienduizenden burgers. Hier begonnen de Sri Lankaanse soldaten, moe van de strijd, maar aangemoedigd door de chauvinistische retoriek van hun commandanten en politieke leiders, op triomfantelijke wijze een afgrijselijke verkracht- en moordpartij. Dit weten we omdat de soldaten er opnames van maakten.
De afgelopen vier jaar kwam er steeds meer van dit beeldmateriaal boven water. De eerste video werd ontdekt door Journalisten voor Democratie in Sri Lanka (JDS, een netwerk van verbannen Sri Lankaanse journalisten), die ze ons bij Channel 4 News toestuurden. Er waren vastgebonden, geblinddoekte en naakte gevangen te zien die omgeduwd werden, en vervolgens in koelen bloede door hun hoofd werden geschoten.
Vervolgens vonden we beelden waarop de nasleep van een andere executie te zien was, waarin een van de doden geïdentificeerd werd als Balachandran Prabhakaran – het twaalfjarige zoontje van de leider van de Tijgers. Het jongetje ligt op de grond, omringd door vijf geëxecuteerde mannen waarvan gedacht wordt dat ze zijn bodyguards waren. Het patroon van schotwonden op het jongetje zelf is bijzonder afgrijselijk. Hij is vijf keer geraakt; de eerste schotwond, links in zijn borst, is omringd door kleine gaatjes, een bewijs dat hij van zeer dichtbij geraakt werd. De andere wonden suggereerden dat deze schoten gelost zijn nadat hij achterover was gevallen door het eerste, waarschijnlijk fatale schot.
De overheid ontkende dat hun troepen dit jongetje geëxecuteerd hebben – net zoals ze de moord op Isaipriya ontkende.
Maar toen ontvingen we nog twee foto’s van JDS, waarop Balachandran nog in leven is, gevangen in een overheidsbunker. Hij kijkt angstig om zich heen, als een kind dat verdwaald is in de supermarkt. Volgens metadata van de foto’s werd deze slechts twee uur voor de rest van de foto’s gemaakt – waarop hij dood te zien is.
Zes jaar later is er nog niemand vervolgd, en hebben noch Rajapksa, noch zijn broer Gotabaya Rajapaksa, de Minister van Defensie (een Amerikaanse burger), de consequenties hiervan gezien. Uit een rapport van de Verenigde Naties werd duidelijk dat er veertigduizend Tamils zijn omgekomen, grotendeels als gevolg van de overheidsbombardementen. Een later rapport suggereerde dat het dodental in werkelijkheid zelfs tegen de zeventigduizend aan zou liggen.
Afgelopen januari werd de toenemende corruptie en het nepotisme onder de Rajapaksa-overheid de Singalesen te veel, en door samen met de Tamils tactisch te stemmen wisten ze de overheid van de troon te stoten. Maar ook de nieuwe overheid blijkt problematisch. Hoewel er beloofd is om onderzoek te doen naar de misdaden, zijn er ook officieren die voor diezelfde misdaden verantwoordelijk worden geacht gepromoveerd en opnieuw aangenomen.
Voor de getraumatiseerde Tamils is dit een grove schande; een natrap naar een verslagen, gebroken volk. Ondertussen is het rapport van de VN-mensenrechtenraad uitgesteld tot september, waardoor sommige mensen vrezen dat de internationale aandacht verslapt. Hoewel het bewijs nu voor de hele wereld zichtbaar is, is de zoektocht naar gerechtigheid nog lang niet voorbij.
Callum Macrae is de regisseur van de film No Fire Zone. Zijn verslaglegging voor dit artikel werd gefundeerd door het Pulitzer Center on Crisis Reporting.