Dit artikel bevat, eh, spoilers over het plot van de kinderfilm In Oranje. Lees dit niet als je van plan bent die film binnenkort voor het eerst te kijken.
Donny van de Beek heeft krachtige wenkbrauwen. Nogal aanwezig hingen ze boven zijn vermoeide en teleurgestelde ogen, toen hij dinsdag op Instagram in zijn platte Noord-Hollands (“lieve beriggies”) aankondigde dat hij vanwege een blessure het EK aan zich voorbij moet laten gaan. De montere toon die hij opzet moet wel uit z’n tenen komen, het zou me niet verbazen als hij na de opnames in een diepe, diepe huilbui is beland.
Videos by VICE
Treurnis en kapotgeschoten dromen stonden dit jaar op een bepaalde manier centraal in de voorbereiding van Oranje. Jasper Cillessen leek onze eerste doelman te worden, maar door een positieve coronatest miste hij een deel van het trainingskamp. Ondanks dat hij een keeper is en ‘in godsnaam geen ballen doorlaten’ het enige is wat hij moet doen, werd hij daarom weggestuurd door de bondscoach. Bij het bekendmaken van zijn definitieve selectie handelde die ook weinig subtiel: buitenspeler Anwar El Ghazi moest terwijl hij een lollig item aan het opnemen was in een appje lezen dat hij de wedstrijden vanaf een ligstoel mag gaan bekijken. En toen middenvelder Van de Beek afviel, besloot Frank de Boer geen vervanger op te roepen – en daarmee werd er weer een EK-droom minder vervuld. Drie strikes in de categorie dickmove, nog voor er was afgetrapt.
Ik voel me nu, aan het begin van het toernooi, gek genoeg meer verbonden met de jongens die er niet bij zijn dan met de uiteindelijke selectie. En daarom wil ik het hebben over het zaadje waaruit mijn grote liefde voor het Nederlands elftal is gegroeid, en de reden waarom ik zo ontroerd raak als er dingen fout gaan: de film In Oranje. Op het eerste (kinder)gezicht een leuk en onschuldig verhaal over iemand die – zoals praktisch iedereen – profvoetballer wil worden. Maar toen ik onlangs met torenhoge oranjekoorts in bed lag en besloot de film opnieuw te kijken, schrok ik me lens van hoe gestoord dit verhaal eigenlijk is.
In Oranje is een Nederlandse film uit 2004, geregisseerd door Joram Lürsen. De film draait om de twaalfjarige Remco van Leeuwen, gespeeld door Yannick van de Velde, een sierlijke aanvaller die één grote droom heeft: het Nederlands elftal halen. Hier heeft hij veel voor over: hij slaapt op een leeggelopen voetbal, kijkt eindeloos naar beelden van Braziliaanse cultvoetballer Garrincha en oefent met z’n zwakkere linkerbeen tot hij scheel ziet.
Zijn vader (Thomas Acda) bestiert vol liefde en passie een groentezaak, maar wil misschien nog wel liever dan Remco zelf dat zijn zoon slaagt in het betaalde voetbal. Waarschijnlijk ziet hij, archetypische voetbalvader die hij is, in zijn zoon een vehikel om z’n eigen dromen toch nog werkelijkheid te zien worden. De stress die komt kijken bij de voetbalwedstrijden duwen hem uiteindelijk grafwaarts; als Remco tijdens een actie een grove tackle te verduren krijgt, zakt hij in elkaar. “Goed trainen morgen he. En Rem, werk aan dat linkerbeen”, klinken zijn laatste woorden, en dat verschijnt zijn begrafenis in beeld. Thomas Acda in het eerste half uur van een film zien sterven terwijl je je net hebt verheugd op een film met Thomas Acda is in principe genoeg reden om de gehele Nederlandse cinema te vervloeken, maar het wordt nóg erger. Want dit is waar de film een verknipte horrorafslag neemt.
Vanzelfsprekend gaat het even niet zo lekker met Remco. Z’n pa is net dood, en alsof dat niet al erg genoeg is heeft z’n moeder verdacht snel een nieuwe vriend genaamd Arend. En hij is dan wel gescout voor het regionale jeugdelftal, maar heeft hij eigenlijk helemaal geen zin meer om te voetballen. Niet zonder z’n vader.
Remco’s vriend en teamgenoot Winston merkt het gebrek aan levenslust op, en vertelt hem dat z’n oma op basis van Winti met de doden kan praten. Het contact leggen met z’n vader lijkt in eerste instantie te mislukken, maar niet lang na dit moment begint Remco stemmen te horen en uiteindelijk ook zijn vader weer te zien. Alsof hij nooit weg is geweest.
Op het moment dat je mensen begint te zien van wie je toch vrij zeker bent dat ze niet meer leven, zouden er wat alarmbellen mogen gaan rinkelen. Bij jezelf, en zeker ook bij de mensen die om je geven. Maar zowel Remco’s moeder als Remco’s psycholoog lijken het allemaal niet echt serieus te nemen. Er wordt in ieder geval niet adequaat ingegrepen. Onder aanmoediging van z’n dode vader verzwijgt Remco niet alleen een carrièrebedreigende enkelblessure, maar vlucht hij ook dagenlang naar een nondescript verlaten stadion, waar hij traint en voetbalt met overleden voetballegendes als Abe Lenstra en zijn grote held Garrincha. Uiteindelijk wordt Remco door een compleet politiekorps gevonden terwijl hij – waarschijnlijk al dagen – met z’n fiets in het riet ligt te ijlen.
Hij vormt een enorme bedreiging voor zichzelf, maar ook voor z’n omgeving. Op het moment dat hij het gevoel krijgt dat de nieuwe vriend van z’n moeder een te prominente rol in het gezin krijgt, voert hij hem een hand amandelen, terwijl de vriend een notenallergie heeft. Dat is praktisch een poging tot doodslag. Als zijn moeder hem niet naar een belangrijke selectiewedstrijd wil laten gaan omdat hij net een kleine week spoorloos is geweest, stopt hij slaapmiddelen in haar sinaasappelsap. Hij verandert in een kleine psychopaat, alleen maar omdat hij graag tegen een bal trapt en dit een keer in een oranje shirt wil doen. En dit is het verhaal van een kinderfilm.
Meer dan honderdduizend mensen hebben In Oranje in de bioscoop gezien, en elke keer als het Nederlands elftal in een belangrijke periode zit wordt-ie wel een keer uitgezonden op tv. Maar ik heb nog nooit iemand enige vraagtekens horen zetten bij hoe ver dit verhaal gaat. Waarschijnlijk is dat omdat kinderen, en ik spreek nu vooral voor mezelf, bij het kijken van de film alleen denken aan hoe vet het is om voor Oranje te spelen, en niet aan hoe gek het is om met je overleden vader aan je linkerbeen te werken.
Uiteindelijk lukt het Remco een plekje in het Nederlands elftal te bemachtigen, en is iedereen (levend en dood) hartstikke trots op hem. In Oranje leerde mijn generatie op opvallend onsubtiele manier dat in het Nederlands elftal spelen een droom is waarvoor werkelijk alles geoorloofd is. Die gedachte zit in ons. Daarom moeten we stilstaan bij degenen die het niet halen. Donny van de Beek, Jasper Cillessen, Anwar El Ghazi en miljoenen andere voetballers. Laten we ook eens aan hen denken, als we juichen voor het volgende doelpunt dat we scoren.
In Oranje is te streamen via Videoland.