Wie Syrisch Koerdistan binnen wil komen zonder beschoten te worden door de Turkse grenswacht, doet er goed aan om via Noord-Irak te reizen. Maar dat kost tijd – veel tijd. Voor je de juiste persoon gevonden hebt die je officieel toestemming geeft om de grens over te steken ben je een hele tijd zoet. En waarom zou je in deze tijd van het jaar zo nodig Syrisch Koerdistan binnen willen komen? Omdat daar in maart Koerdisch nieuwjaar gevierd wordt, en iedereen het er dan goed van neemt. Als je de kans krijgt om in de bergen mee te feesten met de PKK is dat het wachten waard.
Het is op z’n Koerdisch geregeld. Op een onnoemelijk vroeg uur zit ik met zo’n honderd Koerden te wachten om vanuit Erbil te vertrekken naar de Qandil. Eerst komt de bus zeker, dan misschien, dan niet, dan weer misschien en uiteindelijk toch. Dan begint de lange rit van Erbil naar de Qandil – het gebergte in Noord-Irak aan de grens met Turkije.
Videos by VICE
Erbil, of Hewler in het Koerdisch, is de hoofdstad van de Koerdische Autonome Regio (KRG) in Noord-Irak. Sinds 1992 hebben de Koerden het voor het zeggen hier, al blijft hun relatie met de rest van Irak op zijn zachts gezegd gespannen. Gelukkig zit er olie in de grond, en dat is aan de stad af te zien. In Erbil wordt gebouwd in een Chinees tempo. De ene na de andere shopping mall schiet er uit de grond.
Maar het noorden van de KRG is een andere wereld. Hier is de PKK de baas, de Koerdische Arbeiderspartij die al dertig jaar vecht voor Koerdische autonomie en tegen de Turkse staat. Samen met de PJAK, hun zusterbeweging die in Iraans Koerdistan opereert, controleren ze een groot deel van het Qandilgebergte als uitvalsbasis voor hun guerrillaoorlog.
De aanwezigheid van de PKK in de bergen van Noord-Irak ligt politiek gevoelig voor de overheid van de Koerdische Autonome Regio. Het is normaal gezien niet zo eenvoudig om de regio te bezoeken. Maar het is Newroz, het begin van de lente en het Koerdisch nieuwjaar, dus vandaag kan blijkbaar wat meer dan normaal. Het busje wordt volgehangen met PKK-vlaggen en een grote afbeelding van Öcalan. Voorbijgangers begroeten ons met “Biji Öcalan” (“lang leve Öcalan”), auto’s toeteren. Er hangt feest in de lucht vandaag.
Ondanks een slapeloze nacht kan ik mijn ogen niet van het landschap afhouden. Het zuiden van de KRG is vlak en aan de stoffige kant, maar in de bergen wordt het landschap dramatisch. De vijf uur durende tocht brengt ons PKK-busje steeds hoger de bergen in. Op een paar dorpjes en wat checkpoints van de KRG na is er geen mens te zien. Als ik de chauffeur ervan begin te verdenken dat hij de weg niet weet en maar doet, duikt er weer een checkpoint op, ditmaal onder de rode ster van de PKK. Vanaf de berg kijkt een groot portret van Öcalan goedkeurend toe. We zijn er.
Het feest heeft iets weg van een hippiefestival, Koerdische stijl. Overal langs de weg staan busjes en auto’s geparkeerd, mensen zijn massaal aan het picknicken geslagen. Iedereen is op zijn paasbest: de vrouwen zo kleurrijk en blinkend mogelijk, de mannen in de tirgal, het traditionele Koerdische pak met pofbroek en gordel. De standjes met vlaggen en prullaria in de Koerdische kleuren doen gouden zaken.
Newroz vieren in de bergen van de Qandil staat hoog op het lijstje van veel Koerden. Niet alleen omdat het zo’n prachtige plek is, of vanwege van de symbolische waarde, maar ook omdat het voor veel mensen het enige moment is dat ze hun zonen en dochters die in de bergen vechten nog eens kunnen terug zien. Een jongen vertelt me hoe hij speciaal van Turkije naar hier is afgereisd om te horen hoe het met zijn neven gaat. Twee jaar geleden hebben ze zich bij de PKK aangesloten, sindsdien heeft de familie niets meer van hen vernomen. Hij hoopt vandaag meer te weten te komen.
Newroz in de Qandil blijft een politiek gebeuren. Dat betekent een hele reeks toespraken waar ik vooral “Azadi Kurdistani” (“vrijheid voor Koerdistan”) van begrijp. Er loopt heel wat belangrijk volk van de PKK rond, en ik probeer er niet aan te denken wat een mooi doelwit dit zou zijn voor de Turkse luchtmacht. Maar er is ook muziek, en dus wordt er gedanst. Hand in hand op een rij, zoals de regel van de govend, de traditionele Koerdische dans, het voorschrijft. Willen of niet, ik moet meedoen. Volgens mijn mededansers breng ik het er goed vanaf, maar dat klinkt eerder troostend dan gemeend.
Het feest is voor mij een mooie gelegenheid om eens te spreken met militanten van de PKK. Met Harun bijvoorbeeld, afkomstig uit Diyarbakir en al zestien jaar onder de wapens bij de PKK. In een vorig leven was hij theatermaker. “Anders dan muziek of schilderkunst is theater een gemeenschappelijk project. Dat samenleven vond ik hier in de bergen terug. Maar ik heb deze keuze uiteraard gemaakt uit woede over de repressie van Turkije. Wat zou je zelf doen als je je dierbaren gedood hebt zien worden?”
“Er heerst hier geen strikte discipline zoals in een regulier leger. Alles gebeurt gemeenschappelijk, alles wordt gedeeld, uit het hart. Dat is socialisme voor ons. Veel mensen kunnen dat niet begrijpen. Maar wij zijn revolutionairen, we doen alles samen. Als je dat niet ziet zitten kan je hier niet overleven.”
Zestien jaar in de PKK is lang. Ziet Harun zichzelf nog ooit terugkeren naar een gewoon leven? “Waarom niet? Als we onze vrijheid hebben, heeft het geen zin hier te blijven. Maar daar zijn we nog lang niet. We zijn hier niet voor ons plezier. Veel mensen denken dat we de wapens opnemen en de bergen in trekken omdat Koerden nu eenmaal van wapens houden. Maar we zitten hier uit zelfverdediging.”
De plek waar vandaag Newroz gevierd wordt is prachtig: een frisgroen plateau tussen besneeuwde bergtoppen. Als ik Harun vraag of hij dit niet zou missen moet hij lachen. “De Koerden hebben een gezegde: no friends but the mountains. Deze bergen zijn altijd een toevluchtsoord geweest, niet alleen voor de PKK, maar voor ons als volk. Hier ben je tenminste echt vrij. Ik verkies dit leven hier boven alles in de wereld.”
Als het donker wordt begint de uittocht. De guerrilla’s proberen het verkeer min of meer in goede banen te leiden, wat moeilijker lijkt dan het Turkse leger bevechten. De rest blijft nog na, en overal op de flanken van de bergen lichten kleine vuurtjes op, om geen afval achter te laten. De mensen dansen verder op muziek van de autoradio.
Niet iedereen heeft een goede dag gehad. Op de terugweg haalt een oudere man een foto van zijn zoon boven. “Ik heb de hele dag gezocht, maar hij was er niet. Het is al zo lang geleden dat ik iets van hem gehoord heb,” zegt hij zuchtend. Hij zal moeten wachten tot volgend jaar de lente weer begint.