Dit artikel verscheen oorspronkelijk bij VICE Spanje
Op een oud, groen geworden welkomstbordje staat: ‘Perlora, vakantiedorp’. Het is nu compleet verlaten, maar de sporen van het vakantieoord dat hier ooit was zijn nog goed zichtbaar. Het dorp, dat in de Spaanse provincie Asturië ligt, bestaat uit zo’n 30 hectare en heeft 300 chalets. Ik was benieuwd hoe Perlora er vijftien jaar na de sluiting uit zou zien, dus ging ik erheen met mijn camera en sprak ik mensen die er om wat voor reden dan ook nog steeds komen.
Videos by VICE
Perlora werd in 1954 opgericht door het Sindicato Vertical, de enige toegestane vakbond onder het bewind van Francisco Franco. Het diende als goedkope vakantiebestemming in deze weelderige, groene regio in het noordwesten van Spanje, en er kwamen vooral arbeiders van de staatsbedrijven. De badplaats bezorgde mensen 54 zomers lang een zorgeloze vakantie, en bovendien een betaalbare: voor slechts 15 pesetas (ongeveer 9 eurocent) per persoon kon je vier maaltijden per dag én een verblijf in een van de villa’s krijgen. Ieder jaar verbleven zo’n 2000 vakantiegangers meestal twee weken in het dorp, dat ook was voorzien van een voetbalveld, restaurants, entertainment, winkels en natuurlijk toegang tot het strand.
Perlora maakte een grote bloei door in de jaren zestig en zeventig. Na de dood van Franco bleef het dorp afhankelijk van de staat, totdat het in 1982 werd overgegeven aan de provincie Asturië. Maar Asturië kwam in financieel zwaar weer terecht, wat nog altijd het geval is (de provincie heeft zelfs het hoogste zelfmoordcijfer van Spanje). Daardoor lukte het niet om Perlora te onderhouden. Het resort ging dicht in 2006, en hoewel er meerdere nieuwe bestemmingsplannen zijn voorgesteld, is dat er nooit van gekomen.
Toch is het ook weer niet totaal uitgestorven. Er rijden bewakers rond van de regionale overheid, die erop toezien dat niemand stiekem bij een van de leegstaande vakantiehuisjes naar binnen sluipt, en hier en daar zijn mensen die wat aan het onderhoud doen. Ik vroeg een beveiliger in een hokje of hij ooit iets te doen had. “Er zijn weleens wat nieuwsgierige tieners geweest die naar binnen wilden, maar dat is alles,” zei hij. De provincie heeft ongeveer een miljoen euro in het dorp gestoken, om te voorkomen dat het helemaal vervallen raakt. Maar als je rondloopt door de stille straten, kom je al snel tot de conclusie dat je het verstrijken van de tijd nu eenmaal niet kunt stoppen.
Rondom de kerk van Perlora, die is gesloten voor publiek, liggen stukken gebroken glas en omgevallen vuilnisbakken. Op de muren van de gebouwen zit afgebladderde verf, dat ooit mooi roze, geel, groen en oranje moet zijn geweest. De tijd heeft hier stilgestaan, maar tegelijkertijd is er ook wat veranderd.
Perlora trekt nog steeds bezoekers, al komen die vooral van de nabijgelegen gemeente Carreño. Ik zie mensen hardlopen, hun hond uitlaten en vooral: ouderen die rondwandelen met een nostalgische blik in hun ogen. Tegenwoordig is het een plek waar mensen hooguit doorheen lopen – in de zomer worden de twee stranden in de buurt nog weleens bezocht.
Ik spreek een man met grijs haar, genaamd Roberto, die op straat een groepje katten te eten geeft. Dat doet hij zodra hij even de tijd heeft. “In de jaren zeventig kwam mijn hele familie hier,” vertelt hij. “We waren met z’n twintigen en deden allerlei dingen, van voetballen tot tortilla eten.” Veel van de gebouwen die hij zich kan herinneren zijn met de grond gelijk gemaakt, en er zullen er nog wel een aantal volgen. Maar de straatverlichting doet het nog steeds, waardoor er een warme, gele gloed ontstaat wanneer het gaat schemeren.
Scroll omlaag voor meer foto’s: