Verhaal van Marieke* (23), opgeschreven door Djanlissa Pringels
“Een van de eerste herinneringen die ik heb aan mijn broer, is dat hij aan het vechten is met mijn vader. Ik was op dat moment een peuter, hij nog net geen twaalf jaar oud. Mijn vader werd gewelddadig omdat hij vond dat mijn broer niet snel genoeg deed wat hem werd opgedragen.
Videos by VICE
De herinnering aan die avond is nu, twintig jaar later, vervaagd. Het gevoel dat toen overheerste, is echter nooit verdwenen. Ik wilde het liefst in een hoekje van de kamer verdwijnen. Die drang om onzichtbaar te zijn telkens wanneer er ruzie is, heb ik mijn hele jeugd gehad. Mijn broer is namelijk al vanaf een jonge leeftijd psychotisch, en terroriseerde mijn moeder en ik jarenlang. Pas toen ik enkele jaren geleden besloot om al het contact tussen ons te verbreken, voelde ik welke littekens ik hierdoor heb opgelopen – littekens die misschien nooit zullen helen.
Mijn broer, Wouter*, is altijd erg creatief geweest en hij had alles in zich om een mooi en succesvol leven te hebben. Maar als vanaf jonge leeftijd ging het bergafwaarts met hem. Mijn vader is een agressieve man, die mijn broer en moeder sloeg. Op een gegeven moment verdween hij uit ons leven, en bleven we achter met ons drietjes. Op de middelbare school kreeg Wouter slechte vrienden en stopte hij met school. Hij spendeerde het grootste deel van zijn tijd op straat en rookte de hele dag door wiet.
Als puber werd hij veroordeeld tot jeugddetentie, waar hij onderzocht werd door een psychiater. Die kwam met de diagnose ‘borderline’. Later werd hij ook psychotisch, iets wat geregeld gebeurt als mensen met borderline te veel blowen. Hij kreeg medicatie, wat hielp: hij ging weer naar school, werd stukken rustiger en de sfeer thuis was gelijk ook aangenamer. Tot hij stopte met zijn medicatie, en zijn gedrag extremer werd dan ooit.
Wouter werd ontzettend controlerend. Hij had een idee over hoe bepaalde dingen moesten gebeuren. Wanneer iets niet volgens zijn plan verliep, kregen mijn moeder en ik de volle laag. Er werd getierd, meubels werden vernield en hij vernederde ons. Een keer smeet hij me tegen een raam aan, dat ik net ervoor gelukkig had dichtgedaan. Een andere keer was hij zijn sleutels vergeten. Ik stond net in de douche toen hij aanbelde. Toen ik de deur opende – ik had enkel een handdoek om me heen geslagen – sloeg hij mij direct in mijn gezicht. Hij vond dat hij te lang had moeten wachten. Wanneer mijn moeder ‘de verkeerde boodschappen’ had gehaald, gooide hij alles wat ze net had gekocht kapot tegen de muur.
Hij controleerde ook onze financiën. Mijn moeder had een uitkering, en vaak kwamen we amper rond aan het einde van de maand. Mijn broer eiste wel elke maand geld op voor wiet, de sportschool of designer-schoenen. Dat doet hij nu, als volwassene, nog steeds. Iedere cent die ze heeft, gaat rechtstreeks naar hem. Mijn moeder durfde geen nee te zeggen. Als ze dat wel deed, vernielde hij onze spullen of gooide hij meubels uit het huis. De laptop die ik van de gemeente had gekregen zodat ik mijn schoolwerk kon doen, werd meteen ingenomen door Wouter. Niemand durfde er iets van te zeggen. Mijn moeder had door haar gewelddadige relatie met mijn vader geleerd om conflict te vermijden. Dit deed ze bij mijn broer ook.
Ook was hij erg jaloers, waardoor hij constant met me concurreerde – ook al was ik bijna tien jaar jonger. Hij vond het bijvoorbeeld erg moeilijk dat ik nog naar school ging, of dat ik veel tijd doorbracht met onze familie. Volgens hem hield hij meer van hen, en wanneer familieleden overleden, vond hij dat hij veel meer recht had op verdriet. Toen ik uiteindelijk mijn diploma haalde, zei hij dat zo’n papiertje niets waard is en dat alle moeite voor niets was. Pas toen ik bij leeftijdsgenootjes thuiskwam en ik andere oudere broers ontmoette, besefte ik dat dit geen normale thuissituatie is.
Wouter nam altijd heel veel ruimte in in ons huis. Toen ik het moeilijk kreeg, leek het alsof er geen plek meer was voor mij. Zo vond ik bijvoorbeeld de overgang van de lagere naar de middelbare school, waar vooral kakkers zaten, erg zwaar. Ik moest hard werken en ik had het gevoel dat mijn achtergrond niet aansloot op die van anderen. Hoewel ik moeite had mijn plekje te vinden op die school, durfde ik niets te zeggen. Er was al genoeg drama thuis. Uiteindelijk kreeg ik een zware eetstoornis. Ik had nergens controle over, behalve over wat ik in mijn mond stak.
Hoe minder ik at, hoe rustiger ik werd. Sommige dagen stak ik twaalf keer per dag mijn vinger in mijn keel. Die momenten dat ik overgaf, kon ik echt volledig op mezelf focussen – als een gestolen verwenmomentje, enkel en alleen voor mezelf. Na een tijdje werd ik verdoofd, en voelde ik ook de terreur van mijn broer niet meer. Het enige waar ik mee bezig was, was met hoe ik mezelf zo efficiënt mogelijk kon verhongeren. Dat ik een probleem had werd wel erkend, maar niemand zocht met me naar een oplossing. Mijn school hielp me niet en mijn moeder dacht dat ik het zelf wel kon oplossen, aangezien ik altijd erg zelfstandig was. Daarbij had ze zelf genoeg aan haar hoofd. Wouter zei daarentegen dat ik lelijk was geworden, en dat hij me “op mijn bek ging slaan” als ik dit zou blijven doen.
Alhoewel ik ontzettend kwaad kon zijn op mijn broer, had ik ook medelijden. Vooral op de momenten dat hij een zware psychose kreeg, zag ik een glimp van de pijn die hem verteert. De psychoses van mijn broer uitten zich vooral in paranoia: hij dacht dat iedereen het op hem gemunt had, hoorde stemmen in zijn hoofd en kon zich plots volledig tegen zichzelf keren. Alles aan hem voelde woester aan, onberekenbaar. Wanneer ik in zijn ogen keek, leek het alsof hij er niet meer was. Soms was hij urenlang vermist, of besloot hij ons huis aan gort te slaan. Andere keren sliep hij nachtenlang niet en jankte hij de hele dag. Soms ratelde hij urenlang over dingen die hem tien jaar geleden verdriet hadden gedaan: onze vader, vrienden die hij verloren had, de pijn die hij ons aandeed. Dat is heel zwaar, want hoe kwaad ik ook was op hem, ik zag vooral hoe kapot hij gaat van binnen.
Mijn moeder vond dat vreselijk moeilijk. Ondanks alles bleef hij gewoon haar kindje. En redeneerde ze: dit doet híj niet, dit zijn de stofjes in zijn hoofd. Zijn psychoses maakten hem ook suïcidaal. Soms moest mijn moeder hem fysiek tegenhouden, terwijl hij met een mes zijn polsen probeerde door te snijden. In de tussentijd had de buitenwereld weinig door. Iedereen vond hem een knappe gozer, een leuke gast. Wouter kan geweldig goed liegen, ook tegen zichzelf.
Enkele jaren geleden heb ik besloten afstand te nemen van mijn broer. Ook ziet hij mijn moeder nog maar een paar keer per jaar, wanneer hij weer iets nodig heeft. Alhoewel hij dus niet meer fysiek in ons leven is, domineert hij wel nog steeds de volledige wereld van mijn moeder. Ze maakt zich nog elke dag zorgen. Ik heb het gevoel dat ik moet compenseren voor zijn afwezigheid. Tegelijkertijd krop ik nog steeds mijn gevoelens op. Ik vraag nooit hulp, ik vind dat ik het allemaal maar zelf moet doen.
Ook in mijn relatie speelt mijn jeugd nog steeds een grote rol. Wanneer een man schreeuwt, krimp ik ineen. Wanneer mijn vriend zijn glas net wat te hard op tafel zet, verstijf ik en bereid ik me voor op een urenlange scheldtirade. Zelfs wanneer mijn vriend geïrriteerd is door iets wat niets met mij te maken heeft, heb ik toch het gevoel dat hij kwaad is op mij – en dat ik onverwachts een klap zal krijgen. Mijn moeder heeft exact hetzelfde.
Ik kan niet anders dan medelijden hebben met Wouter. Het systeem heeft hem in de steek gelaten. Hij kon keer op keer stoppen met zijn medicatie, de psychiaters controleerden niet of de sessies hem hielpen. Wanneer hij niet kwam opdagen, lieten ze het er gewoon bij. Ik denk dat er een kloof zit tussen mensen met een andere economische achtergrond. Wij waren arm. Als je een gezin komt zoals wij, krijg je de meest basale hulp. Extra hulp konden we ons simpelweg niet permitteren. Ik ben er zeker van dat hij nu veel gelukkiger zou zijn als hij op tijd de hulp kreeg die hij nodig heeft. Dan was alles anders geweest.
Alhoewel ik me vaak onveilig voelde door hem, waren er ook veel momenten waarop hij mij juist extra wilde beschermen. Wouter ervaart door zijn ziekte emoties honderd keer sterker dan de gemiddelde mens. De ene dag kon hij dus verteerd worden door haat, woede en verdriet. De andere dag werd hij overspoeld door liefde voor ons. In zijn goede periodes maakte hij leuke grapjes, keek hij interessante films met me, leerde hij me nieuwe muziek kennen en stimuleerde hij me om creatief te zijn. Hij vertelde me dan keer op keer hoe goed hij mijn tekeningen vond. Dat ik vandaag de dag nog steeds creatief ben en graag teken, heb ik aan hem te danken. Wanneer ik aan die momenten terugdenk, mis ik de persoon die hij kan zijn. Ik moet me eraan herinneren dat hij die helaas niet meer is.”
*De namen van Marieke en Wouter zijn gefingeerd. De echte namen zijn bekend bij de redactie.