De Afrika Cup is momenteel aan de gang. Tijdens het toernooi hebben we een drieluik gemaakt met Afrikanen die ooit naar Nederland kwamen om te voetballen. Dit deel gaat over Zico Tumba, de andere twee verhalen gaan over Jatto Ceesay en Albert Yobo.
Zico Tumba is misschien wel de perfecte naam voor een profvoetballer. Maar hoe lekker zijn naam ook klinkt, zo weinig trek had Tumba zelf in de voetbalwereld. Hij werd geboren in Kinshasa, de hoofdstad van de Democratische Republiek Congo, en vertrok op zijn twaalfde naar Frankrijk. Daar debuteerde hij als profvoetballer voor FC Metz, dat hem in 1998 verkocht aan De Graafschap.
Videos by VICE
En zo speelde Zico Tumba opeens bij de Superboeren. De Achterhoek werd het thuis van Tumba, een spits die niet veel scoorde. Na drie seizoenen bij De Graafschap speelde hij nog drie jaar voor NEC, vooral als wisselspeler. En toen, op zijn 26ste, vond Tumba het wel mooi geweest en kapte hij als profvoetballer.
Klaar met het voetbalwereldje ging hij terug naar Frankrijk om lekker te voetballen bij de amateurs, en projecten met jongeren op te zetten. Ik ben benieuwd hoe het nu gaat met Tumba, en of hij gelukkiger is sinds hij geen profvoetballer meer is. Dus ik bel hem op.
VICE Sports: Ha Zico, hoe gaat-ie?
Zico Tumba: Lekker man, mijn kinderen en ik hebben vandaag een beetje uitgeslapen. Het is vakantie, dus we doen rustig aan.
Hoe ziet je leven er nu uit?
Ik ben trainer van een lokaal jeugdteam, zit in vastgoed en werk als jongerenbegeleider. Dat begeleiden doe ik vooral voor een project in Congo. Deze maand ga ik er weer heen om de kinderen te bezoeken en spullen te brengen. Dat is mijn prioriteit.
Je bent dus nog sterk verbonden met Congo.
Tuurlijk, dat is mijn land. Ik wil de kinderen daar helpen. Dat is mijn doel. Ik probeer mensen te vinden die me kunnen helpen om daar de voetbalacademie te bouwen. We hebben er nu 80 kinderen van 8 tot 17 jaar die we proberen te helpen, niet alleen als voetballer, maar als mens.
Hoe oud was jij zelf toen je van Congo naar Frankrijk ging?
Ik was twaalf. Nu ben ik 42, dus het is alweer lang geleden. Mijn moeder bleef achter in Congo, dat was moeilijk voor mij. Er waren toen ook nog geen mobiele telefoons, dus we konden geen contact onderhouden. Toen stierf ze. Dat was een moeilijke tijd, maar het gaf me ook kracht om door te werken en een man te worden.
Je kwam in 1998 naar De Graafschap. Wat herinner je nog van die tijd, toen je aankwam in de Achterhoek?
Oh, ik hield er meteen van. Ik was graag langer bij De Graafschap gebleven, want ik hield van de supporters en de club. We hadden een goed team en ik had veel vrienden: Purrel Fränkel, Willem Hupkes, Michel Nok, Martijn Meerdink en Fabian Wilnis. We hadden echt een goede tijd met zijn allen. Hupkes spreek ik nog steeds, ik bezoek hem nog weleens in Nederland.
Moest je ook ergens aan wennen in Nederland?
Ik vond het verrassend dat we voor de wedstrijd pasta moesten eten, haha. Ik had nog nooit pasta gegeten voor een wedstrijd. Maar goed, stap voor stap moet je integreren hè? Je moet gaan leven zoals ze daar leven, dus ik leerde ook Nederlands. De mensen in de Achterhoek waren heel lief. Als ik terugga naar Nederland, ga ik altijd terug naar de Achterhoek, naar mijn vrienden in Varsseveld, waar ik toen woonde. Dan bezoek ik iedereen die me heeft geholpen toen ik naar Nederland kwam. Ik hou van Nederland, vooral als het Nederlands elftal speelt, omdat iedereen dan achter het team staat. Ik ben hier in Frankrijk tijdens het WK ook naar een wedstrijd van de vrouwen geweest.
Hoe vond je dat?
Ongelooflijk. Mensen komen er niet alleen voor het voetbal, maar ook voor de supporters van Nederland. Het zijn de beste supporters die er zijn. Jullie maken er het beste van. Als ik een praatje maakte op straat, herkenden supporters me ook soms. “Hé Zico Tumba! Jij hebt voor NEC gespeeld!” riep iemand dan. Ik woon nu in het noorden van Frankrijk, dus ik zit met een paar uurtjes rijden in Nijmegen. Ik kom nog graag in Nederland, omdat de mensen er echt van het leven houden. Het lijkt een beetje op hoe de mensen in Afrika in het leven staan. Daar hebben ze misschien niet zoveel geld, maar ze hebben wel plezier met elkaar. Net als Nederlanders als Oranje speelt.
Na De Graafschap ging je naar NEC. Hoe had je het daar?
Het was wel mooi toen we ons kwalificeerden voor de UEFA Cup, maar het begin was moeilijk. Ik had graag langer bij De Graafschap willen blijven, maar de club kon me niet langer binden. Dus toen NEC kwam, ging ik daarheen. Ik had echt langer bij De Graafschap willen blijven om me te bewijzen. Het was perfect daar. Maar ja, dat is de voetbalwereld.
Je stopte na drie jaar NEC al met voetballen, toen je 26 was. Je was klaar met de voetbalwereld. Hoe kwam je tot die beslissing?
De voetbalwereld zit vol met managers en zaakwaarnemers, die alleen maar geven om zakendoen. Het gaat ze niet om de spelers, ze willen gewoon geld verdienen. In de voetbalwereld zitten veel hypocriete mensen. Daar hou ik niet van, zo ben ik niet opgevoed. Ze zien je niet als mens, maar als voetballer. Ze begrijpen niet dat je alles hebt achtergelaten om ergens te gaan voetballen. Ik heb een zaakwaarnemer gehad die alleen maar belde om over geld te praten, nooit om te helpen. Ik kom niet uit een wereld waarin alleen maar over geld wordt gesproken. Ik kom uit een wereld die gaat over liefde, vriendschap, helpen en begrip. Daarom dacht ik: het is tijd voor mij om uit die wereld te stappen en kinderen te gaan helpen. Dat past beter bij mij.
Ik begreep dat je toen in Frankrijk psychologie bent gaan studeren?
Zeker, en toen ben ik mijn organisatie begonnen om kinderen in Frankrijk en Congo te helpen. Nu heb ik mijn diploma als jongerenwerker. Ik wil mijn ervaringen met ze delen om ze te helpen volwassen te worden, ook als ze geen profvoetballer worden zoals ik was. Ik wil voor ze zorgen, zodat ze zelf later voor een familie kunnen zorgen.
Dat klinkt mooi. Succes met de academie in Congo!
Dankjewel, dat is erg belangrijk voor mij. Tot ziens!