In dit nieuwe jaar onderzoekt Broadly hoe we de motivatie vinden voor de moeilijke missies die ons allemaal te wachten staan – zoals uit bed komen. In dit artikel vertelt Robyn Kanner hoe ze door hardlopen eindelijk nuchter werd.
Op een zomeravond in juli, terwijl de kinderen uit de buurt nog op straat speelden, sprak ik af met een vriend in een café om de hoek. Hij stelde voor dat ik de ‘sad boy special’ zou bestellen: een shot whiskey en een biertje. Hij vroeg wat ik van plan was om te gaan doen nu, aangezien ik net mijn baan als ontwerper had opgezegd. Nog niet zo lang voor deze avond vertelde ik graag over mijn carrière: ik werkte bij een groot tech-bedrijf, had net een start-up gelanceerd waar veel media-aandacht voor was geweest, en ik was gevraagd om te komen werken bij wat toen nog Hillary Clintons Witte Huis zou worden. Maar dat was allemaal verleden tijd. Op die avond wilde ik alleen nog maar drinken.
Videos by VICE
Ik zei tegen mijn vriend dat ik geen plannen had. Vervolgens vroeg hij, op dezelfde toon als bij zijn eerdere vraag, of ik soms plannen had om dood te gaan. Blijkbaar had hij door dat ik depressief was, en anders zag hij wel dat ik mijn lichaam toetakelde met alle drank die ik er dagelijks in gooide.
Ik zei dat ik niet van plan was om dood te gaan, en dacht: ik zit hier gewoon met een glaasje whiskey en een biertje in mijn hand, en ik probeer aan niks te denken. Ik hou van deze vriend, maar op dat moment haatte ik hem omdat ik geen zin had om te bespreken hoe het met me ging. En bovendien: alles was toch ook gewoon prima?
Tot op zekere hoogte was dat ook zo. Ik betaalde mijn huur op tijd. Ik sliep niet, maar prima. De meeste ochtenden werd ik wakker met de zure nasmaak van alcohol in mijn mond, maar ook dat was prima. Ik antwoordde niet meer op berichten, prima. Ik zat in een relatie met iemand die waarschijnlijk echt van me hield, maar ik ging weg omdat ik alleen in mijn eentje met mijn trauma kon dealen: prima.
Alles was prima, zolang ik maar aan mijn leven kon ontsnappen door te drinken. Dat was – voor eventjes – het enige wat alles beter leek te maken.
Die avond was ik op tijd thuis voor mijn favoriete nachtelijke nieuwsprogramma, World News Now op ABC. Mijn vader was, net als ik, een problematische slaper. Dit werd erger naarmate hij zieker werd – hij overleed aan MS toen ik negentien was. Toen ik klein was deed hij van negen tot half twaalf ‘s avonds een dutje. Als mijn moeder naar bed ging, stond hij op, pakte een drankje en keek televisie. ‘s Ochtends ontdekte ik dan dat hij de grappige stukjes van World News Now had opgenomen voor me, zodat ik die kon kijken voordat ik naar school ging.
Op avonden zoals deze in juli, voelde dat programma als het enige wat ik nog van hem had. Ik pakte nog een drankje, en nog een, en nog een, en keek het hele programma. Even voelde het alsof ik dichterbij hem was – wat de pijn zowel zachter als erger maakte. In het holst van de nacht is vrijwel iedere reclame die voorbijkomt een zelfhulp-spotje. Ik zag ze wel, maar ik hield mezelf voor dat ik geen hulp nodig had. Ik dacht: dit is gewoon een moeilijke zomer, ik kom er wel doorheen, maar nu moet ik gewoon even een pauze nemen van mijn leven.
World News Now liep ten einde, maar ik kon nog niet slapen. Ik had iets nodig om me te kalmeren, iets waardoor ik niet meer aan mijn vader zou denken, en aan mijn burn-out, en aan mijn gefaalde relatie. Eerder had ik een therapeut gehad, maar daar was ik mee gestopt omdat ik toch altijd aangeschoten was (ze had geen idee). Ik ging liever in mijn eentje door mijn pijn heen, dus ontwikkelde ik de gewoonte om verschillende crisis-telefoonlijnen te bellen, door het hele land. Ik wilde nooit dezelfde persoon twee keer spreken – ik wilde niet dat ze dachten dat ik een serieus alcoholprobleem had.
Die avond nam een vrouw de telefoon op. Ik gebruikte een valse naam en vertelde haar dat ik iemand nodig had om me uit deze negatieve spiraal te praten. Twintig minuten lang vertelde ze over haar twee zoons, ex-man, haar weekendplannen en haar plan om vers fruit te kopen op de markt. Het focussen op haar dagelijkse activiteiten kalmeerde me, en ik viel in slaap terwijl ik naar haar plannen luisterde.
De ochtend na dat telefoontje besloot ik te stoppen met drinken.
In plaats van zoals gewoonlijk bezig te zijn met mijn kater, kon ik alleen maar aan die vrouw denken. Na ons gesprek was ze waarschijnlijk naar huis gegaan, naar haar twee kinderen. Misschien maakte ze ontbijt voor ze. Haar routine was belangrijk: het klonk alsof ze wist waar ze mee bezig was, en wat er zou komen. Dat vond ik fijn klinken – ik denk omdat het zo ver af stond van het gesprek van de avond ervoor, zonder doel of plan. Het enige waar ik mee bezig was, besefte ik toen, is bedenken wanneer ik weer kon wegzakken in de bedwelming van alcohol.
De eerste nuchtere dag bleef ik binnen terwijl ik videospelletjes speelde met de gordijnen dicht. Ik vind gamen niet eens leuk, maar het was fijn om mijn handen te moeten gebruiken –zodat ik ze minder voelde trillen – en mijn gedachten af te leiden. Toen het donker werd ging ik naar buiten voor wat frisse lucht. Ik raakte verzonken in gedachten en mijmerde wat over het licht van de sterren en het heelal – nutteloos, maar een nodige escape van mijn eigen realiteit, die in puin lag door de alcohol. En tegenover diezelfde sterrenhemel gaf ik toe dat de drank me in mijn greep had, en dat ik machteloos was.
De volgende ochtend besloot ik te gaan rennen, op zoek naar een andere high. Als tiener liep ik graag hard. Het was als een drug, een manier om mijn hoofd leeg te maken. De laatste keer dat ik had hardgelopen was al lang geleden. Ik liep totdat ik misselijk was en er niet aan moest denken om te drinken, en toen nog een stukje verder. De stad werd langzaam wakker; een man gaf zijn bloemen water, de metro knarste over de rails, een vrouw in een fleurige blouse dronk koffie op haar stoepje. Ik vond kalmte in de kleine details van de morgen – hoe het leven daadwerkelijk werd geleefd.
Gedurende die dag beantwoordde ik een paar berichtjes die ik al die tijd had genegeerd. Niemand die ik sprak begreep waar ik mijn excuses voor aanbood. Ik dronk die dag minstens zes liter water.
Tijdens deze vroege hardlooprondjes begon ik te begrijpen hoe alles zo uit de hand had kunnen lopen: alles wat ik dronk was het resultaat van de haat die ik voelde, en de angst waar die haat vandaan kwam; ik voelde wrok jegens mijn vader omdat ik bang ben dat ook ik ooit dood zal gaan aan MS. Ook ben ik bang dat hij nooit de tijd heeft gehad om me de dingen te leren die ik moet weten. Ik ben bang dat ik altijd mensen zal blijven wegduwen als het leven moeilijk wordt, net als hij deed.
Ik begon mijn werk als ontwerper te verafschuwen omdat ik bang was dat het geen enorme indruk op de wereld maakte – dat ik iets beters had kunnen maken. Nu ik nuchter ben sta ik in contact met al mijn emoties, altijd en overal. Alle slechte dingen van mezelf heb ik helder voor ogen, en de schaamte doet me soms grimassen van frustratie, maar ik weet dat ik het verschuldigd ben aan mezelf om ermee door te gaan. Ik doe hard mijn best, en dat doe ik door te blijven rennen en naar het twaalfstappenprogramma van AA te gaan.
In het begin ging ik dagelijks naar de meetings, als onderdeel van mijn poliklinische rehab. Eerst was ik doodsbang voor de AA. Het voelde als iets waar mensen met echte problemen naartoe moesten, niet mensen zoals ik, die ooit in de running waren voor werken in het Witte Huis. In een opwelling appte ik al mijn zorgen naar een nuchtere vriend, vlak voor mijn eerste meeting. Ik wil geen ditjes en datjes moeten bespreken met de mensen daar. Drinken we allemaal water met elkaar? Is er een teken voor mensen die bij de AA komen? Wat als iemand daar me herkent van Twitter? Ik haat dit! Deze vriendin kent mijn dramagedrag wel, en appte terug dat het allemaal wel mee zou vallen en goed zou komen.
En dat kwam het ook. Al snel vond ik een groepje van twintigers en dertigers die net als ik gewoon wilden stoppen met drinken. Al vroeg in dit nieuwe sobere leven vond ik mijn sponsor: een vrouw die alleen naar die bewuste locatie van de meeting kwam omdat ze net met iemand naar bed was geweest die daarnaast woonde, en ze was te laat. Een perfecte match voor mij dus.
Iedere keer als ik met mijn sponsor bel, geeft ze me hetzelfde advies: “Fuck de mensen die je pijn hebben gedaan. Het zijn idioten,” zegt ze keer op keer. “Het enige wat ertoe doet is jouw nuchterheid.” Ik grap dan dat nuchterheid gemakkelijker zou zijn met een drankje erbij. Maar daar laat ze me niet mee wegkomen. “Als je wil drinken, doe het dan. Als je je niet meer rot wil voelen, blijf dan nuchter. Het is jouw fucking leven.” Deze tough love van haar houdt me nuchter.
Op mijn negentigste nuchtere dag zit ik klokslag middernacht alleen op de bank met een bak ijs de film over Amy Winehouse te kijken. Dat klinkt misschien zielig, maar dat was het totaal niet. Juist door te kijken naar het leven van iemand die het niet heeft gered, wist ik weer wat er op het spel stond. Even overwoog ik om wakker te blijven tot World News Now zou beginnen, om me voor even verbonden te voelen met mijn vader, maar in plaats daarvan besloot ik dat goede nachtrust belangrijker was.
Toen ik wakker werd trok ik mijn hardloopschoenen aan op mijn jubileumdag te vieren. Het was koud buiten, kouder dan toen ik was begonnen met rennen. De schaamte die ik voelde tijdens dat eerste nuchtere ren-rondje, was nu vervangen door tomeloos enthousiasme om door te gaan. Toen, en nu – net als met drinken, maar dan met het verschil dat het wél werkt – had ik tijdens het rennen geen ruimte om na te denken over rouw, werk en relaties. Ik kon me alleen maar concentreren op mijn ademhaling. Ik zette, zoals altijd, Recovery van Eminem op, en schreeuwde, net als alle andere keren, mee met zijn opening: “You can get the dick”. Het is een statement naar mezelf, dat niets tussen mij en mijn nuchterheid kan komen in te staan. Het voelt op dat moment alsof ik de wereld aankan.
Tijdens een rensessie samen met mijn sponsor, vertelde ik over dit lekkere gevoel. Ze waardeerde mijn enthousiasme, maar herinnerde me eraan dat ik een alcoholist ben met een ongeneeslijke verslaving. Mijn euforie verdween toen ik haar alle geheimpjes vertelde die ik zo lang bij me had gehouden – hoe ik mijn katers de baas was geweest door naar beneden te kijken en oogcontact te vermijden, hoe ik nog altijd het brandende gevoel mis van whiskey die door mijn keel glijdt, dat ik bang ben dat ik niet altijd nuchter zal blijven.
Ze was even stil. Ze begreep het, allemaal. Ze vertelde hoe ze het miste om haar wijn te walsen in een mooi glas, aan een tafel vol vrienden – en ze zei dat geen enkele nuchtere alcoholist weet of-ie voor altijd nuchter blijft. Het was een moment van vergiffenis, en het maakte me nederig.
Op een frisse ochtend in december van vorig jaar, speelden er weer kinderen op straat toen ik begon aan mijn laatste rondje van 2018. Mijn vader vergezelde me tijdens het rennen, iets wat hij tegenwoordig wel vaker doet. Lang voordat ik ooit een druppel had gedronken, was ik gewoon een kind dat graag tijd met haar vader doorbracht. Hij is er nu al lang niet meer, maar onze relatie blijft zich ontwikkelen. Hij is nu mijn hogere kracht, op wie ik een beroep doe als ik hulp nodig heb. Ik dronk om het verdriet van zijn dood niet te hoeven voelen. Maar nu ik nuchter ben, is hij er om me met beide benen op de grond te houden. De nagedachtenis aan hem zorgt er juist voor dat ik verder kom in het leven, in plaats van achteruit hol. Ik slaap beter, vriendelijker, zachter. Zijn aanwezigheid zorgt ervoor dat ik nuchter blijf, dat ik leef, en dat ik blijf rennen.