Hartverscheurende portretten van Syrische vluchtelingen

Alle illustraties door de auteur

In september werd ik uitgenodigd door Artsen Zonder Grenzen (AZG) om hun werk vast te leggen in het vluchtelingenkamp Domiz in Koerdistan, Irak. Domiz, dat door de UNHCR is opgezet, biedt onderdak aan meer dan veertigduizend Syrische vluchtelingen met een Koerdische achtergrond. Vijf dagen lang maakte ik tekeningen in de kraamkliniek van het kamp, waar ze in de eerste zes maanden van 2015 660 moeders hebben ondersteund bij hun bevalling. Ook was ik aanwezig bij de afdeling die de vrouwen hielpen met hun geestelijke gezondheid en de afdeling waar ze voorlichting kregen. Terwijl ik daar werkte domineerde de Syrische vluchtelingencrisis het nieuws. Ontelbare vluchtelingen begonnen hun reis in Domiz. In samenwerking met AZG tekende ik enkele families na.

Nadat ik één dag in Domiz was, begreep ik goed waarom de meeste bewoners verlangen om weg te gaan. De vluchtelingen leven over het algemeen in tenten of hutjes van betonblokken (maar ik zag er ook één die helemaal van tin was gemaakt). De scholen zijn overvol en beperkt toegankelijk. De paar banen die er zijn betalen slecht. Vanwege financiële tekorten worden de voedselrantsoenen die geleverd worden door NGO’s beperkt. Toch blijven degenen die nog in het kamp zitten hun best doen. Sommige mensen hebben een tuintje aangelegd. Een man die ik ontmoette runde een bedrijfje in sierschilderingen waarmee hij het laat lijken alsof de hutjes van steen zijn. Er zijn veel winkeltjes: een zaakje waar je trouwjurken kunt huren, een reparatiewinkel voor satellietantennes en cafés waar hummus wordt verkocht. Een vrouw met een kleine levensmiddelenwinkel weigerde om me te laten betalen voor een fles water. “Het is een hete dag,” zei ze. Als de stroom uitvalt, en dat is het geval zes uur per dag, kan de hitte je krankzinnig maken.

Videos by VICE


De bewoners van Domiz zijn dan misschien geboren in dorpjes in het Koerdische gedeelte van Syrië, veel van hen brachten hun volwassen leven door in grote steden als Aleppo en Damascus. Ik ontmoette een luchtvaartingenieur, een voormalig eigenaar van meerdere souvenirwinkels, een sjieke ober en een grafisch vormgever die een kleine studio had gebouwd waar hij schilderijen maakte van vrouwen die symbool stonden voor de Koerdische vrijheid. Veel van de dokters, verpleegsters en medewerkers van de gezondheidsafdeling van AZG waren zelf Syrische vluchtelingen.


Ik bezocht acht gezinnen die bezig waren met de voorbereidingen van hun reis naar Europa. De verhalen van de families waren allemaal anders, maar de bezoekjes begonnen wel allemaal hetzelfde. Een jong persoon zette koffie voor ons en serveerde het in schattige, breekbare kopjes. Vervolgens vertelde een van de ouders me dat ze de keuze hadden gemaakt om weg te gaan. Ze kenden de risico’s. Natuurlijk lazen zij ook het nieuws – sommigen hadden buren die verdronken waren in de Egeïsche Zee. Ze vertelden verhalen over het verkopen van hun eigendommen om de vergoedingen van de smokkelaars te kunnen betalen, over het volgen van hun neven in Europa via WhatsApp-berichtjes, verhalen van asielaanvragen, en over dochters die dokters willen worden. Anderen vertelden over hoe erg ze hun lokale voetbalteam misten.


Voor hun allemaal is de juridische betekenis van het woord “vluchteling” vernederend. Het ontneemt je individualiteit en in plaats daarvan word je gezien als onderdeel van een treurige, ineengedoken massa. “Vluchteling” roept medelijden op, en medelijden is een bijtend iets. In haar essay We Refugees schreef filosoof Hannah Arendt: “We vechten als gekken voor persoonlijk bestaansrecht met individuele doelen.” Arendt, destijds op de vlucht voor de nazi’s, wist waar ze het over had.

Toen deze families besloten om naar Europa te reizen, kozen ze voor veel dingen, zoals het heft in eigen handen nemen. Ze wilden niet passief in een tent afwachten totdat de geopolitiek een besluit zou nemen over hun lot. Ze verlangen om te leven.

Ik vroeg een vrouw wat ze met zich mee zou nemen naar Europa. Ze keek me aan met een lichte grijns.

“Als souvenir,” vroeg ik. “Om te herinneren.”

“Ik heb al mijn herinneringen in Syrië achtergelaten,” antwoorde ze.

Het boek van Molly Crabapple, Drawing Blood, is nu uit. Hieronder zie je meer van haar portretten.