2014 is het jaar van de “Nee, dat ene wat je hebt gelezen op internet is niet waar”-verhalen. Naar mate internetgebruikers steeds meer doodgegooid worden met de toenemende mate hoaxes, nepverhalen en – soms bewust – verkeerd geïnterpreteerde beelden, wordt het steeds belangrijker om onderscheid te kunnen maken tussen wat echt en nep is. Sites als hoaxwijzer zijn ongekend populair, en steeds meer media legt zich toe op het dieper uitzoeken van verhalen die eigenlijk te goed zijn om te checken. Dus dat gaan wij lekker niet doen!
Het is namelijk veel fascinerender om niet als een soort waarheidskruisvaarder de lezer dood te slaan met wat ‘echt’ is of niet, maar om te kijken hoe dit soort verhalen ontstaan, waar ze vandaan komen en hoe ze in de loop van de tijd veranderen. Hiervoor zullen we de komende tijd om de week bellen met Peter Burger, die onlangs gepromoveerd is met het eerste Nederlandse proefschrift over broodjeaapverhalen. Hij is dus doctor broodje aap. Ofzo. Een titel om jaloers op te zijn.
Videos by VICE
Voor deze eerste aflevering belden we met Peter om erachter te komen hoe hij in de wereld van moderne mythes is gerold en hoe hij nu – in ieder geval deels – zijn brood verdient met het lezen en bestuderen van de verhalen die iedereen het liefste leest.
MOTHERBOARD: Dag Peter, mag ik alsjeblieft weten hoe je wordt wat jij bent?
Peter Burger: Hoe dit zo gekomen is? Hmm. Ik studeerde Nederlands in Leiden en het fascinerendste vond ik altijd de Middeleeuwse literatuur. En dan vooral de wonderverhalen uit die tijd – de sagen van Koning Arthur, bijvoorbeeld, maar ook de dierenencyclopedie. Daarin werden fabeldieren als eenhoorns, zeemeerminnen en draken net zo gortdroog en even serieus omschreven als de leeuw of de hond of kat.
Ik leerde tijdens mijn studie dat je van al die verhalen het spoor terug kon volgen. De schrijvers hadden ze namelijk nooit zelf bedacht, maar overgenomen van andere schrijvers of vertellers. Soms viel dat spoor honderden jaren terug te volgen.
Rond die tijd las ik ook het boek Broodje Aap van Ethel Portnoy en The Vanishing Hitchhiker van de Amerikaanse folklorist Jan Harold Brunvand. Ik besefte toen dat je voor je beroep onderzoek kon doen naar die verhalen.
Aan welke tijd moet ik dan denken?
Dat was eind jaren tachtig, toen begon ik te schrijven over dit soort verhalen. Het eerste boek dat ik maakte was een bloemlezing uit een Middeleeuws dierenboek. Ik schreef ook artikelen en voor literaire tijdschriften.
Het eerste verhaal wat ik ging uitzoeken hoorde ik in een studentenhuis. Ik was toen op een avond waarbij mensen verhalen uitwisselden en een meisje vertelde dat ze een verhaal had gehoord over een meisje dat op een ongelofelijke manier zwanger was geworden. Ze had gemasturbeerd met een kaars. En blijkbaar had een huisgenote van haar die kaars eerder aangeraakt nadat ze seks had met haar vriendje.
Het grappige was dat degene die het verhaal vertelde, ook vertelde dat ze van iemand die rechten studeert had gehoord dat dit verhaal tijdens de studie gebruikt werd als casus om de begrippen vaderschap en verantwoordelijkheid te leren.
Ha!
Ik vond het een erg onwaarschijnlijk verhaal en ben er toen dieper ingedoken. Ik kwam er achter dat een soortgelijk verhaal ook in het buitenland verteld werd en zelfs in de middeleeuwen al voorkwam. Dat uitzoeken was toen natuurlijk een stuk moeilijker dan nu. Ik had geen toegang tot het internet en Google bestond natuurlijk niet.
Ik kan me nauwelijks voorstellen hoe moeilijk dat geweest moest zijn. Hoe deed je dat toen in godsnaam?
Dat moest ik naslaan in vakliteratuur bij de universiteitsbibliotheek. En in historische boeken, boeken over volksverhalen en medische handboeken. Waar ik toen profijt van had, was dat ik een ander artikel kende, een verhaal over een meisje dat zwanger werd van badwater.
Ze was in een hotel in bad geweest, maar kennelijk had voor haar een man in datzelfde bad gemasturbeerd en was zijn zaad op de een of ander manier blijven rondzwemmen. In dat artikel stond ook een verwijzing naar een middeleeuws boek. Toen ben ik verder gaan zoeken en kwam ik soortgelijke verhalen tegen die toen verteld werden over badhuizen en vrouwen die er zwanger werden.
En zo kom je dus steeds dichter bij de bron van een verhaal?
Nou, het gebeurt zelden dat er een bron is. Dan houdt de zoektocht ook gewoon op. Vaak is het zo dat er op een gegeven moment geen vroegere bronnen te vinden zijn, maar dat betekent niet dat het verhaal niet bestond. Het werd dan waarschijnlijk wel verteld, maar nog niet opgeschreven.
Tot dus iemand dacht, “Hey! Dat is een leuk verhaal, dat ga ik opschrijven!”
Precies.
En toen? Waren er ook anderen die toen onderzoek deden naar broodje aap-verhalen?
Er wordt al meer dan honderd jaar onderzoek naar gedaan. Ik vond kort daarna een club van onderzoekers – folkloristen, sociologen, maar ook psychologen, juristen en een enkele journalist – waar ik me bij aansloot. Sindsdien ga ik om het jaar naar een congres waar dit soort verhalen worden besproken.
Dat klinkt fantastisch. Maar om even terug te komen op de verhalen: hoe definieer je precies een broodje aap-verhaal?
Dat bleek moeilijker dan ik dacht. Ik heb er uiteindelijk zelfs mijn proefschrift over geschreven. Eerst ging ik ervan uit dat de definitie moet bevatten dat de verhalen niet waar zijn. Maar het probleem is dat ze vaak wel waar zijn. Toch kon ik wel een paar kenmerken vaststellen: Het zijn altijd extreme verhalen, vaak gebaseerd op ongelofelijk toeval. Daarnaast worden ze regelmatig verteld in allerlei media. Tenslotte is er altijd discussie over.
Maakt het uit of de verhalen waar zijn of niet?
Dat is precies waar de discussie over gaat. Voor mijn wetenschappelijke werk hoef ik dat niet uit te zoeken. Maar ik ben ook journalist wil er uit nieuwsgierigheid wel achter komen.
Ik kan me voorstellen dat de opkomst van het internet een hoop invloed heeft gehad op je vakgebied.
Daar valt heel veel over te vertellen, maar ik kan er wel wat dingen uitpikken. Ieder medium heeft natuurlijk zijn eigen waarheid, maar op het internet kun je een hoop dingen doen die je eerder niet kunt doen. Je kan bijvoorbeeld foto’s toevoegen als bewijsmateriaal, waarbij je de foto’s van een ander verhaal voorziet.
Een klassiek voorbeeld daarvan is Tourist Guy, die viraal ging in allerlei vormen. De foto werd in het begin nog geloofd, maar toen kwamen er al gauw een hoop mensen die gingen twijfelen over de echtheid.
En jij gaat dan uitzoeken of dat zo is?
Als onderzoeker ben ik eigenlijk meer geïnteresseerd in wat er vervolgens met de foto gebeurt. Er ontstonden bijvoorbeeld allerlei theorieën en er waren mensen die de man pakken in andere situaties plakten als grap.
Dus het gaat niet om de bron vinden?
Uiteindelijk bleek een Hongaar te zijn die de foto had gemaakt en als eerste op internet had gezet als grap. En natuurlijk is het bevredigend om de bron te vinden, maar dan gaat het om één persoon. Het is voor mij belangrijker dat er honderdduizenden, soms miljoenen mensen zich geroepen voelen om iets te delen, en een beetje aan te passen. Dat is veel interessanter.
Dan kan ik me voorstellen dat sociale media een soort geschenk uit de hemel is voor onderzoekers van moderne folklore.
Ja, dat is een van de briljante dingen aan Facebook voor onderzoek. Je kan nu verhalen naar de bron traceren en vanaf daar precies hoe vaak en op welke manier ze gedeeld worden.
Zo had je laatst dat verhaal van kinderen die werden ontvoerd door vrouwen verkleed in een niqab. Dat werd op Facebook gezet door een iemand wiens naam ik niet zal noemen, en vervolgens gedeeld door een paar duizend mensen. En van al die mensen kun je van alles zien, hun opleiding, waar ze wonen, wat voor werk ze doen. Daar kan je dan statistiek op los laten en fantastisch onderzoek doen.
Maar de keerzijde is dat dit soort angstzaaierij zich makkelijker verspreid.
Er is nou eenmaal veel onzin op internet. Maar het internet heeft ook een zeer sterk zelfreinigend vermogen. De mogelijkheid om informatie te achterhalen is gigantisch, en de populariteit van sites als hoaxwijzer.nl wijzen erop dat mensen steeds vaker op zoek zijn naar dat soort informatie. Die drang om erachter te komen wat authentiek is, is volgens mij een beetje geboren samen met het internet. Net als het fenomeen van de troll, het woord hoax en de opkomst van urbaan legenden. “On the internet nobody knows you’re a dog,” je kent het plaatje misschien wel.
Eén van de twee foto’s waar de mythe van Slenderman mee begon
Haha, ja. Wat vind jij de meeste interessante ontwikkeling in de folklore van de laatste tijd?
Wat me vooral verrast heeft zijn die Slenderman-achtige fenomenen. Ik wist dat mogelijk was dat iemand een monster verzint dat opgepikt wordt door anderen en zijn eigen leven gaat lijden. Maar Slenderman werd binnen enkele dagen, en daarna weken en maanden een wereldwijd fenomeen.
Dus dat er nog steeds mythes kunnen ontstaan?
Ja. Nu heeft de officiële media zich er al op gestort en komen er zowel een film en een game aan over het personage. Maar het begon als volkfenomeen op een forum en ontsnapte daar uiteindelijk aan. Er zijn zelfs allemaal kinderen van 11 of 12 geweest die in de comments van de site vroegen of het echt waar was of niet. En elkaar er vervolgens mee bang gaan maken.
Je zou dus kunnen stellen dat er niets veranderd is vanaf het moment dat mensen elkaar dingen konden vertellen.
Een beetje wel ja.
Ik ben jaloers op je baan.
Ik moet natuurlijk tussendoor ook nog college’s geven, maar als ik geen ander werk moest doen dan zou ik de hele dag dit soort verhalen onderzoeken.
Snap ik.
Over twee weken bellen we hier weer met Peter Burger over de achtergrond van een nieuw (of oud) broodje aapverhaal, en twee weken daarna ook, en daarna ook.