Eten

In gesprek met Nederlanders die gruwelen van kaas

Vannacht belde mijn huisgenoot me wakker. Of ik nog kaas had. In mijn koelkast lag een plak, dus vijf minuten later, om drie uur in de ochtend, stond ze voor mijn deur. In de drie jaar dat we samenwoonden had ik haar nog nooit zo gelukkig gezien. Later kwam ik erachter dat haar relatie aan een zijden draadje hing. In dat moment van ernstig liefdesverdriet (en dronkenschap) fungeerde die plak Jonge Goudse als een welkome pleister op haar wonden.

Dat verhaal is maar een voorbeeld uit duizenden. Kaas heeft een overweldigend positief effect op de gemiddelde Nederlander. Niet voor niets verwijzen Belgen al bijna tweehonderd jaar naar ons als ‘kaaskoppen’: we maken onwijs lekkere kazen en stoppen die liefst zo vaak en overvloedig mogelijk in onze monden.

Videos by VICE

Toch gebeurt het soms dat ik nieuwsberichten zie langskomen over een studente die in tranen uitbarst wanneer ze in de supermarkt langs het kaasschap komt, of over een journalist die altijd een kotszakje bij de hand heeft omdat hij bij het zien van kaas misselijk wordt van de angst. Deze mensen gaan gebukt onder turofobie, een doodsangst voor kaas. Met een structurele kaasangst leven, tot daar aan toe, maar in Nederland, een land waar collega’s en vrienden bijna op dagelijkse basis met plakken voor je neus zwaaien? Dat moet hels zijn.

Ik zocht drie jonge Nederlanders met kaasfobie op om te weten te komen hoe ze hun dagen hier overleven, en legde hen vervolgens enkele kaasgerelateerde dilemma’s voor.

Merijn (29) uit Eindhoven is niet bang voor slangen of spinnen. Maar voor kaas is hij banger dan de dood. Tot zijn zesde at hij het gewoon, tot een verjaardagsfeestje roet in het eten gooide. “Daar stond een schaal met soesjes op tafel. Lekker, dacht ik, dus propte ik er eentje in mijn mond en proefde dat het kaasbolletjes waren.”

Sindsdien heeft hij al de grootste moeite met het woord kaas uitspreken. Bij schijnbaar onschuldige producten als pesto en kwark rinkelen bij Merijn alle alarmbellen. “In de eerste zit Pecorino, de tweede wordt op dezelfde manier als kaas gemaakt, en is technisch gezien dus ook kaas.”

Iris (20) uit Amsterdam heeft nooit een broodje kaas geproefd. Ze lust het alleen in gesmolten toestand. “Het was op een gegeven moment zo erg dat ik mijn broertje moest vragen om tosti’s te maken. Ik durfde de rauwe kaas niet aan te raken.”

Met Iris zoenen kan haar vriendje wel vergeten als hij een stukje kaas op heeft. “Voor mij is dat hetzelfde als iemand die net gekotst heeft. Maar hij begrijpt me niet.” Of ze over haar kaasangst heen wil? Nee. “Er zijn dingen die ik zou willen lusten, zoals olijven. Dat staat chique. Over kaasplankjes met wijn doen klanten op mijn werk ook alsof dat chique is. Terwijl dat ze juist superstom staat.”

Jozien (28) uit Nijmegen haatte kaas al voordat ze wist wat het was. In de buggy barstte ze in tranen uit als ze langs een kaaswinkel reed. Parmezaan bleek haar grootste vijand. “Als we thuis macaroni aten, ging ik in de woonkamer zitten, drie deuren verder.”

Het feit dat kaas kan zweten maakt haar gek en ook de walm is onhoudbaar. “In de keuken van mijn woongroep heb ik laatst elk kastje doorzocht omdat ik dacht dat er een muis lag te rotten. Toen bleek dat mijn huisgenoot een blauwe kaasschotel in de oven had staan. Met hem maak ik vaak ruzie over kaas. Hij moet dat nare spul in de koelkast gewoon inpakken.”

Haar culturele identiteit blijft ook niet onaangetast. “Als je zegt dat je geen broccoli eet, antwoordt niemand met een verhaal over een Franse boerderij waar ze vijf heerlijke soorten broccoli hadden. Kaas is voor veel mensen een enorme bron van plezier, zeker in Nederland.”

MUNCHIES legde Jozien, Iris en Merijn een aantal kaasgerelateerde dilemma’s voor, zodat duidelijk wordt met welke mate van kaasfobie we hier te maken hebben.

Je wordt stapelverliefd op iemand die vijf dagen per week in een kaaswinkel werkt. Soms ruik je de hele avond een lichte kaaswalm. Ga je hem of haar daten of kan-ie het vergeten?

Merijn: “Dan moet er iets aan haar of iets aan mij veranderen. Ik ben zo koppig als het maar zijn kan, dus ze zal moeten kiezen tussen de liefde en haar baantje.”
Iris: “Hij kan het vergeten. Als-ie tijdens de eerste date over zijn kaaspassie vertelt, zeg ik hem eerlijk dat ik het heel vies vind en dat het niet gaat werken tussen ons.”
Jozien: “Dit is extreem moeilijk. Hij zou zich van tevoren altijd moeten douchen. Niet bij mij thuis, bij hem. Ik hoop eerlijk gezegd dat ik nooit verliefd word op zo iemand.”

Voor het eerst ben je bij het kerstdiner van je schoonfamilie. Het zijn blijkbaar kaasliefhebbers, want in elk gerecht zit het de een of andere manier wel. Eet je om een goede indruk te maken, of verzin je een smoesje?

Merijn: “Beter een eerlijke indruk dan een valse. Wel maak ik mezelf een beetje zwart, door te zeggen dat ik een ongelofelijk mietje ben en van kaas de ruimte uitvlucht.”
Iris: “Voor 100 euro eet ik misschien een klein blokje kaas, heb ik wel eens bedacht. Voor minder niet. Dus ook niet bij dit kerstdiner. Ik zeg dat ik allergisch ben.”
Jozien: “Ik zou zeggen dat ik me niet lekker voel en naar huis wil. Of ja, het is wel een kerstdiner. Ik hou van kerst. Misschien ga ik wel even boven zitten.”

Op een feest plaagt iemand je met je kaashaat. De persoon duwt een kaasblokje in je gezicht. Je bent al redelijk aangeschoten. Hoe reageer je?

Merijn: “Ik sla de hand weg. Daarna kan het niet heel moeilijk zijn om anderen tegen deze persoon op te ruien. We hebben het over iemand die moedwillig blokjes kaas in gezichten van mensen drukt!”
Iris: “Ik ga slaan of ik loop weg. Ook als ik niet dronken ben. Als reflex heb ik een vriendin van mij wel eens een tik gegeven.”
Jozien: “Het feestje is voor mij sowieso over. Ik word heel boos. Als ik boos ben moet ik ook huilen, dus ga ik huilend naar huis. Als die zijn excuses de volgende dag niet aanbiedt, hoef ik hem nooit meer te zien. Sorry – ik denk meteen aan een jongen omdat dit ooit echt is gebeurd. Zijn vriendin heeft hem toen gedwongen om sorry te zeggen.”

Voor wie wel gesmolten kaas lust: je werkt in de horeca en het is de drukste dag van de week. Na zes uur werken maak je een tosti in je minipauze. Ineens moet je door, roept je baas, maar de kaas is nog niet helemaal gesmolten. Eet je dit snel op, of ga je nog zes uur door zonder voedsel?

Iris: “Als de randjes hard zijn maar de binnenkant gesmolten, snij ik ze eraf. Anders eet ik het niet. Dan maar een koekje.”
Jozien: “De tosti verkeert hier in een soort tussenstaat, dat is nog erger dan rauwe kaas. Het wordt donkergeel en er komen korstjes aan de rand. Kijk eens naar het woord ‘korstjes’! Geen tosti dus. Ik jat wel wat nacho’s.”

Je hebt last van extreme rugpijn en kan daardoor niets meer. De dokter vertelt je dat een vier uur durende kaasmassage helpt om de pijn intens te verzachten. Je wordt dan ingesmeerd en gemasseerd met smeerkaas. Heb je dit ervoor over?

Merijn: “Urgh. Met verdoving doe ik het. Als ik toch genoodzaakt ben om het bewust mee te maken, dan met iemand die mijn neus vier uur lang dichtknijpt.”
Iris: “Nee. Zeker niet als ik de volgende dag naar school moet. Dan blijf ik liever thuis.”
Jozien: “Gadverdamme, waarom!? Ik heb het er absoluut niet voor over. Dit kan niet de enige oplossing zijn. Ik ga wel in een rolstoel zitten. Nee, dat kan ik niet zeggen. Oké, als dit de allerlaatste optie is, doe ik het misschien. En dan jankend, en daarna in therapie.”

Je gaat picknicken met vrienden. Een vriendin heeft broodjes gemaakt en zegt dat er geen kaas op die van jou zit. Halverwege denk je iets te proeven, en zie je dat er al de hele tijd een dikke plak gele kaas op je broodje zat. Wat doe je?

Merijn: “Ik stop onmiddellijk met eten, maar ga er van uit dat het niet bewust was. Ik kies mijn vrienden zorgvuldig uit. Doorgaans vinden ze het niet leuk om me te martelen.”
Iris: “Ik zou het een hele stomme grap vinden, en dat zeggen ook.”
Jozien: “Halverwege kom ik echt niet. Ik ruik het meteen. Het voordeel van kaas is ook dat het qua kleur afwijkt. Als ik het toch opheb, ga ik misselijk in bed liggen.”

Je spoelt aan op een onbewoond eiland en bent samen met vier anderen de enige overlevenden. Jullie enige voedsel is een pallet met jaarvoorraad aan blauwe kaas. Eet je het, of sterf je?

Merijn: “Ik kom om van de honger. Wat dagen zonder eten doet met mensen, weet ik niet, maar ik zou verdomd dicht bij sterven moeten zijn om aan die blauwe kaas te beginnen. Misschien geef ik mijn medepassagiers de opdracht om me in mijn slaap te voeren.”
Iris: “In dit geval eet ik de kaas. Dat wordt dan mijn eerste keer. Als het zover komt, eet je alles.”
Jozien: “Uiteindelijk eet je de kaas. Net zoals je uiteindelijk je medepassagiers eet. Dat ligt voor mij in het verlengde van elkaar. Ze mogen mij wel eerst hebben, voordat ik aan de kaas moet.”