Muziek

Hoe techno en raves mij uit mijn depressie helpen

Mijn opa stierf plotseling tijdens mijn eerste studiejaar. Het begon met verdriet en ontwikkelde door verschillende omgevingsfactoren en mijn psychologische tekortkomingen tot een flinke depressie. Mijn voorhoofd voelde elke dag zwaar en vol, alsof mijn hersens er doorheen probeerden te breken. Ik kon me nergens op concentreren en alles leek onmogelijk. Gekke besluiten, zoals het kiezen om ‘s avonds langs de eettafel te sluipen om contact met anderen te beperken, verzwakten me. De dingen waar ik ooit van hield deden me niks meer en de makkelijkste klusjes kon ik niet aan.


Ik dronk tot ik black-outs had zodat ik vergat waarom ik überhaupt dronk en sliep hele dagen, want dan hoefde ik eventjes niet meer na te denken. Ik kon alleen wat energie opbrengen om alledaagse dingen te doen zodat anderen niet doorkregen dat er wat mis was. Dat kon mijn ego namelijk echt niet verdragen. De rest van de tijd lag ik in bed en als ik dan eens mijn kamer verliet, moest ik opeens huilen maar begreep ik niet waarom. Dit ging maanden zo door. Tijdens mijn hele studietijd in New York werd die duistere sluier soms wat minder, maar echt weg ging het nooit. Het voelde altijd alsof mijn leven uit elkaar viel, en ik was te uitgeput en beschaamd om er wat aan te doen. Na twee jaartjes in New York was ik niet meer zo depressief als voorheen, maar ik voelde me wel constant moe en futloos. Ik leefde in een zwartgallige kopie van de wereld en voelde altijd een kloof tussen mijzelf en anderen, bang dat mijn gesprekspartner de depressie van mijn gezicht kon aflezen. Mijn emoties zaten in een soort M.C. Escher-achtbaan die altijd hetzelfde ging: soms ging ik omhoog, maar ik bevond me voornamelijk op de afgrond. Dingen als roken, sporten en gezond eten hielpen altijd maar eventjes.

Ik moet hieruit ontsnappen, was een gedachte die ik vaak had, al wist ik niet waarop ‘hieruit’ sloeg. De stad? Mijn werk? Mijn eigen hoofd? Daarom besloot ik te doen wat veel jonge mensen in het westen met persoonlijke problemen doen: in mijn eentje door Europa reizen. Voordat ik aankwam in Berlijn had ik nog nooit een rave bezocht: het woord ‘clubben’ deed me alleen maar denken aan die ene keer dat ik aan de deur van de Londense SoHo werd geweigerd omdat ik verkeerde schoenen aanhad en het verschil niet wist tussen EDM, techno en bliepbliep-robotgeluidjes. Daarom struinde ik van tevoren Google af om meer te leren over het Berlijnse nachtleven, en stuitte op een plek die Berghain heet. Ik wist dat daar een vrije sfeer hing en dat mensen er dansen, seks hebben en drugs gebruiken. Ik kon me er alleen niet zoveel bij voorstellen, wat ook onmogelijk was aangezien ik niet eens een club in mijn eigen woonplaats had bezocht. Probeer maar eens te vertellen wat een kleur is aan een blinde.

Videos by VICE

Ze gaven me wat stukjes pillen die ik als een ware pro vanachter een vuilnisbak innam, terwijl ik nog nooit zoiets gedaan had.

Uiteindelijk ging ik naar Berghain op een zondagavond met een paar kennissen, die de club op hun duimpjes kenden. Ze vertelden me wat ik voor kleding moest dragen (zwart), hoe ik me in de rij moest gedragen (normaal) en wat ik het beste kon zeggen tegen de doorbitch (niks). Ze gaven me wat stukjes pillen die ik als een ware pro vanachter een vuilnisbak innam, terwijl ik nog nooit zoiets gedaan had. Ik had geen idee wat ik kon verwachten en dat interesseerde me ook niet. Ik wilde gewoon eens iets anders voelen, wat dan ook, met intensiteit. Na een uur wachten in de rij kwamen we binnen en acht uur later gingen mijn vrienden weg. Ik bleef nog eens acht uur in mijn eentje en daarna ging de club dicht. Het was maandagmiddag.

Na zestien goddeloze techno-uren verliet ik Berghain met ogen die worstelden tegen vermoeidheid en zonlicht. Mijn voeten en heupen deden zeer van al dat gedans en mijn mond was zo droog als kurk. Mijn kleding stonk een uur in de wind naar sigarettenlucht en zweet, om nog maar te zwijgen over mijn lichaam dat voelde alsof drie bulldozers eroverheen hadden gewalst. Maar toch voelde ik me levendiger dan ooit – alles deed pijn, maar tegelijkertijd ook niet. Ik kon niet stoppen met glimlachen en mijn hoofd voelde als zo’n gifje met een perfecte loop. Eenmaal thuis begroef ik mijn hoofd in mijn zweterige handpalmen – ik kon de endorfines haast aanraken. Wat de fuck gebeurde er? Mijn emotionele toestand voelde buitenaards aan. Twee avonden later ging ik met een vriend naar een andere club, broodnuchter. Ik wilde weten of die gevoelens in de Berghain kwamen door de xtc of door de extase.

Eenmaal aangekomen in het caleidoscopische techno-doolhof kreeg ik vrij snel mijn antwoord: het laatste. In Berghain werd ik in rap tempo bedolven door de genadeloze, minimalistische vierkwartsmaat: boom, boom, boom, boom. Zelfs in de rij voor de wc bracht het ritme me in vervoering. Ik kon maar niet stoppen met bewegen, wat me best veel vertelde over mezelf. De momenten dat ik het depressiefst was, was ik me er altijd bewust van hoe mensen mij zagen. Ook op de overvolle dansvloeren in New York dacht ik er constant aan hoe ik op anderen overkwam, van mijn ongemakkelijkheid tot mijn gekke dansbewegingen. Ik schaamde me altijd een beetje voor die rare knul, zoals ik mezelf zag op een afstandje. Maar hier, in Berghain met bonkende techno, werden mijn gedachten versimpeld. Het maakte opeens niet meer uit hoe anderen over me dachten.

Zelfs als ik Twitter saai vind, de sportschool belachelijk ver weg aanvoelt en ik onmogelijk kan kijken naar een gedachteloze film, weet techno mij wél op te beuren, altijd.

Dat gevoel ging ik achterna, in welke stad ik ook kwam. In Amsterdam feestte ik in iets dat leek op een kerk – dat vond ik heel symbolisch, alsof techno me naar een ander, spiritueel niveau bracht. In Londen danste ik nuchter in Fabric en terug in New York voelde ik me een etalagepop; mijn lichaam was er wel, maar mijn gedachten zwommen ergens in de Atlantische Oceaan. Eenmaal thuis begon ik te luisteren naar techno in elke denkbare vorm: duister, ambient, tech-house, wat dan ook. Maar ja, de muziek kwam niet bepaald tot z’n recht door mijn goedkope Apple-oortjes, dus besloot ik op een avond de taxi te pakken naar een warehousefeestje ergens in de New Yorkse wijk Bushwick.

Binnen mengden zweet en rook met de hete lucht die knipperend verlicht werd door de overstuurde stroboscoop, waardoor iedereen in het publiek slechts een bewegend silhouet werd. De muziek stond keihard en schudde elk botje in mijn lichaam. Ik danste alsof er geen morgen meer kwam en sprak met niemand, niemand sprak met mij. Ik lachte weer eens. Inmiddels is raven, waar ik me ooit niets bij kon voorstellen, een tweede natuur geworden. Hierdoor vergeet ik mijn depressie en heb ik iets om constant naar uit te kijken. Doordeweeks smacht ik naar feestjes en vullen negatieve gedachten mijn hoofd: wat als mijn vrienden dit weekend al plannen hebben? Wat als ik plannen maak, maar ik kan niet uit bed komen? Wat als? Vervolgens ga ik zes uur compleet uit mijn dak op vrijdagavond in een of andere loods of club en voel ik me weer levendiger dan ooit. Zelfs als ik Twitter saai vind, de sportschool belachelijk ver weg aanvoelt en ik onmogelijk kan kijken naar een gedachteloze film, weet techno mij wél op te beuren, altijd. De weekenden waarin ik niet dans, voelen als verspilde tijd.

Depressie is een ziekte vol tegenstellingen. Je kan niet in slaap vallen, maar ook niet uit bed komen. Je bent bang voor morgen, maar ook overtuigd dat je je dan niet anders voelt. Je weet dat het fucking belachelijk is dat je niet op kan staan om soep te maken, en toch ben je machteloos om wat tegen die gevoelens te doen. Je hebt geen energie, motivatie of begrip in een constant bewegende wereld. Raven is voor mij geen van deze dingen; het is antidepressiva. Je danst alleen en toch voel je je één met de mensen om je heen. Door een depressie voel je je hoe dan ook een nutteloze loser, maar techno laat je die overtuiging voor eventjes vergeten.

Ik kwam in 2013 een quote tegen toen ik probeerde beter te worden door boeken en TED Talks. De spreuk betekende nooit zoveel voor me, tot ik raven en techno ontdekte. De quote komt van Andrew Solomon, schrijver over kunst en psychologie, en tevens iemand die al heel lang lijdt aan depressie: “Het tegenovergestelde van depressie is niet geluk, maar levendigheid.”