Jan Hoek schrijft voor VICE over kunst. Dit keer schrijft hij hoe het is om een één-ster-recensie te krijgen in NRC en interviewt hij andere makers die ook wel eens een vernietigende recensie in een grote krant hebben gehad.
Het is 5 uur ‘s middags, één dag voor de opening van mijn eerste grote solo-expositie in een Nederlands museum. Na een volle week opbouwen loop ik nog één keer door alle zalen om te kijken of het allemaal goed hangt. Het Stedelijk Museum Schiedam is een statig museum; een museum zoals God het ooit bedoeld heeft, met zuilen aan de voorkant, hoge plafonds en ramen waar schilderachtig licht door valt.
Videos by VICE
Ik loop langs de Sweet Crazies, de reeks waarvoor ik drie keer naar Ethiopië ben geweest en waarbij ik excentrieke dakloze mannen als trotse koningen en keizers op de foto zette. Ik loop langs de foto’s van Kim, een voormalig heroïne verslaafd meisje, dat droomde van een leven als supermodel. Ik werk inmiddels al vier jaar met haar samen en ik denk aan al die keren dat ik bij haar was – soms om te fotograferen, maar nog veel vaker om te overleggen hoe en wat we gaan doen, om een biertje te drinken, of om te ruziën over geld (Kim denkt soms opeens dat ik stiekem verschrikkelijk rijk ben geworden met haar foto’s, en dan fiets ik naar haar toe en laat ik op mijn telefoon zien dat ik 636 euro in de min sta, en vervolgens lukt het haar toch nog om 50 euro van me los te peuteren om bier te kopen, want ja ik kan net zo goed 686 euro in de min staan).
Ik loop langs de foto’s van de moderne Masai, op de foto gezet zoals zij dat willen, vervolgens langs de eclectische mix van ladyboys en schattige sexpats die ik in Pattaya aantrof, langs de werken die ik samen maakte met Ghanese straatschilder Stan en eindig bij de Sistaaz of the Castle, een groep transgender-sekswerkers die hun eigen kleding maken.
Ik sta weliswaar helemaal alleen in het museum, maar omringd door al mijn modellen die ik in de meest uiteenlopende uithoeken van de wereld ontmoet heb, voel ik me klaar voor de opening. Laat de bezoekers maar komen.
En de bezoekers kwamen. Bijvoorbeeld in de vorm van NRC Handelsblad-criticus Sandra Smets. En zoals het een recensent van een krant betaamt, vond ze er iets van. Eén van de vijf sterren kreeg ik. Het slechtst haalbare. Oké, dacht ik monter toen het nieuws me ter oren kwam, dat moest een keer gebeuren. Ik word al jaren lang omschreven als ‘controversieel kunstenaar’, maar had in de Nederlandse media tot nu toe enkel positieve recensies gehad. Nu is er dus eindelijk de controverse. Een uitgesproken één ster is ook zoveel beter dan een saaie twee-sterrenrecensie. Ik dacht aan Marilyn Manson en Elvis Presley, hoe de kranten daar ook schande van spraken, en even ging ik best wel lekker op het gevoel eindelijk een echte controversiële artiest te zijn.
Maar toch.
Ik las de recensie opnieuw. En nog een keer. Elke keer werd ik er een beetje verdrietiger van. De titel luidt: ‘Jan Hoeks foto’s: een rariteitenkabinet van ongelukkigen.’
Sandra heeft duidelijk niet dezelfde warme gevoelens bij mijn modellen als ik. Het stuk (hier op Blendle) begint met een betoog dat Kim mij nooit had moeten vertrouwen. Zou Kim dit ook lezen? vraag ik me meteen af. En wat betekent zo’n stuk voor de toch altijd weerbarstige band die ik in al die jaren met haar heb opgebouwd?
Het stuk betoogt vooral dat ik niet respectvol ben, dat ik bewust dingen in scène zet om het ongeluk in mijn modellen uit vergroten. Tussen de regels door lees ik dat ze me misschien nog eerder een slecht mens vindt dan een slechte kunstenaar. Nou goed, ik kan daar natuurlijk honderd dingen van vinden en hier een vurig betoog houden waarom ik heus wel een goed mens ben, maar dat is niet waar dit stuk om gaat – waar het om gaat is dat één-ster-recensies me mateloos fascineren.
Als je als recensent besluit om iemand niet dood te zwijgen, maar de moeite te nemen om een één-ster-recensie te schrijven, dan doe je dat omdat je denkt dat de wereld behoed moet worden voor deze kunstenaar en zijn kunst. Maar wat voor impact heeft zo’n recensie nou echt? Kan het een carrière maken of breken? Om daarachter te komen ging ik op zoek naar mijn één-ster-broeders en -zusters in de kunstwereld, kunstenaars die ooit de legendarische één ster kregen in een grote krant.
Dat was makkelijker gezegd dan gedaan. Via het internet kan je niet zoeken op sterren, dus ik hoopte dat de kranten zelf zouden weten wie ze ooit met de grond gelijk hebben gemaakt. De kunstredactie van de Volkskrant liet weten dat als ze iets bar slecht vinden, ze er gewoon niet over schrijven. Voor Het Parool schijnt hetzelfde op te gaan, Trouw doet überhaupt niet aan sterren, en de Telegraaf en Algemeen Dagblad boeit mensen in de elitaire kunstwereld zo weinig dat ik die ook maar even buiten beschouwing laat. Chef Cultuur van het NRC, Paul Steenhuis, zei me niet te kunnen vertellen of ze eerder recensies hebben geplaatst die net zo negatief zijn als de mijne.
Ik besloot mensen te mailen waarvan ik vermoedde dat ze wandelende encyclopedieën zijn op het gebied van de kunst. Al snel kwamen er twee namen bovendrijven van kunstenaars die de meest iconische vernietigende recensies ooit hebben gehad: Erwin Olaf en Marc Mulders.
NRC-criticus Hans den Hartog Jager tipte me deze laatste, en voegde er bemoedigende woorden aan toe: “Volgens mij worden één-ster-recensies maar heel zelden gegeven, en als het gebeurt is het bijna altijd een statement.” Ook zei hij: “Verder, en dat is niet bedoeld als troost (…) zijn het bijna altijd uitgesproken kunstenaars die dit soort stukken krijgen – en dat zijn vervolgens ook zelden kunstenaars die in de vergetelheid verdwijnen.”
Erwin Olaf
Shirley, de studio-manager, mailde na een hoop mailen vriendelijk terug dat ze op de studio nooit te veel aandacht aan slechte recensies geven. Dat betekent overigens niet dat ze Olaf persoonlijk altijd helemaal koud hebben gelaten. Zijn befaamde vernietigende recensie kwam uit NRC Handelsblad en daarin sluit criticus Janneke Wesseling af met: “Het maakt niet of er een flesje bier staat of een mens. Deze mensen betekenen niets. Ze zijn gereduceerd tot object. Dit is wat zijn werk zo weerzinwekkend maakt.”
Later zei Erwin daarover in een interview met Kunstbeeld: “Dat wijf gaf me nul sterren. Toen dacht ik: nu kan iedereen de klere krijgen. Als ik haar tegenkom kan ze een grauw en een snauw krijgen.” Wat ik overigens de meest vertederende manier vind van iemand lichtelijk bedreigen. Maar goed, ondanks dat, lijkt het me wel duidelijk dat die ene recensie behalve een paar persoonlijke oprispingen bij Olaf, zijn carrière niet echt schade heeft gedaan.
Marc Mulders
Een andere methode dan negeren hanteerde schilder Marc Mulders toen hij in het jaar 2000, wederom van Janneke Wesseling, in NRC Handelsblad zijn vernietigende recensie kreeg. Daarin schreef zij: ‘Mulders wil niet minder dan ‘de diepte van hemel en hel’ schilderen, maar zijn werk is saai en futloos’. Het stuk sluit af met: ‘Het succes van Mulders berust op de clichés van de schilderkunst, zoals een lekkere vette penseelvoering, veel pasteuze materie en een gemakkelijk herkenbare, sentimentele onderwerpkeuze. Zijn werk is Music for the Millions. Mulders is de Julio Iglesias van de schilderkunst.’
Op zich lijkt het mij wel leuk om de Julio Iglesias van de schilderkunst te zijn, maar Marc Mulders was minder amused. Hij maakte er een zaak van bij de Raad van Journalistiek waarin hij zowel stelde dat Wesseling de journalistieke grens van fatsoen overtrad, als haar beschuldigde van feitelijke onjuistheden. Voor dat laatste werd hij in het gelijk gesteld.
Toen ik Marc vroeg of hij veel last van de recensie heeft gehad, zei hij dat hij de zaak voor een groot deel voor zijn moeder heeft aangespannen: “Ik had geen last van haar recensie, maar mijn moeder wel. Die werd op de bridgeclub door de andere dames gevraagd waar die haat toch vandaan kwam.”
Op de vraag of hij het gevoel heeft dat het stuk zijn carrière heeft beïnvloed, antwoordde Marc: “Haar poging mij te ‘deleten’ is niet geslaagd, nee. Mijn werk bevindt zich in 21 collecties van Nederlandse musea en daarnaast bij zo’n beetje alle grote verzamelaars.”
Wel vraag ik me af of het echt de moeite loont een recensie met zoveel vuur te bestrijden. Is het niet beter om als kunstenaar de klappen van recensenten te accepteren, op dezelfde manier als dat je een regenbuitje voor lief neemt?
Menna Laura Meijer
Het gevoel van onmacht begreep ik een stuk beter nadat ik documentairemaker Menna Laura Meijer had gesproken.
De beeldend kunstenaars die een één-ster-recensie hebben gehad waren inmiddels op (ik kon ze in ieder geval niet meer vinden). Gek genoeg blijken in andere genres de één-ster-recensies veel rijkelijker te vloeien, vooral in de literatuur en de film.
De documentaire Sweety gaat over een 16-jarig meisje dat door drie bevriende jongens is vermoord. De dag nadat de film op IDFA in première ging verscheen er een kop in NRC Handelsblad: ‘De documentairemaker als lijkenpikker’. Toenmalig chef Cultuur Raymond van den Boogard trekt in de eerste zinnen gelijk van leer: “Soms zie je iets dat zó slecht is, dat twee tegengestelde neigingen om voorrang strijden: het geheel negeren, om op de artistieke wandaad niet de aandacht te vestigen; óf in het geweer komen, ter bestrijding van het kwaad.”
Menna: “De recensie ging niet over of het een slechte film was of niet, het ging over mijn moraal als maker. Daar was ik totaal niet op voorbereid. Na het lezen van de recensie denk je niet alleen dat ik een slechte maker ben, maar ook intrinsiek een slecht mens. Dat heeft mij persoonlijk heel veel gekost. Ik heb lang moeten worstelen met de vraag of ik op deze manier wel door wil in de documentaire-wereld.”
“Je moet je voorstellen dat het maken van een documentaire minimaal drie jaar kost. Over elke stap heb je nagedacht en afgewogen wat jij het beste vindt. Daarentegen is het heel makkelijk om zo’n stuk te schrijven, vooral in verhouding tot het werk wat in de film zit, maar de impact van zo’n stuk is geweldig groot. Het meest eenzame vond ik dat zo’n recensie gelijk het laatste woord is. Nergens is er een back up, een discussie over de vraag of zo’n recensie terecht is.”
Ik begon beter te begrijpen waarom je, zoals Marc Mulders, zou besluiten om de recensie niet het laatste woord te laten zijn. Ik vroeg Menna of de recensie daarna ook echt impact heeft gehad op haar carrière, of het kwaad inderdaad bestreden was. “Nou, in de documentairewereld heeft zo’n recensie uiteindelijk geen vergaande consequenties. Ja, vanaf dat moment werd Sweety steevast ‘de controversiële film’ genoemd. En op het moment dat zo’n recensie verschijnt ben je al weer bezig met je nieuwe film. Nieuwe ronde, nieuwe kansen.”
Ernest van der Kwast
Het meest laconiek van alle mensen die ik sprak was schrijver Ernest van der Kwast. “Ik zat thuis en kreeg opeens een sms’je van mijn uitgever met de tekst: ‘Arie Storm is niet wijs.’ Ik wist toen nog niet dat Arie Storm mij in Het Parool (Blendle-link) een één-ster-recensie had gegeven. Ik las meteen het stuk en was er wel even goed chagrijnig van. Je hebt toch twee jaar aan zo’n boek gewerkt, over elk woord nagedacht, en dan is zo’n recensie als een mes in je rug.”
Als ik hem vraag hoe lang hij er precies chagrijnig over was, blijkt dat “toch wel een hele avond” geweest te zijn. Daarna belde de uitgever hem op om te zeggen: “Van deze recensent kan je veel beter één ster krijgen dan vijf. Alle boeken die hij goed vindt wil niemand lezen.” Dat hielp. Ernest: “Recensies zijn over het algemeen de sleutel tussen de lezer en de boekhandel. En nog veel erger dan één ster krijgen, is onbesproken blijven. Bovendien was de recensie van Arie Storm ook maar één recensie van de velen. De impact is dus vrij klein.”
Ernest schreef na deze recensie een hoop bestsellers en won diverse literaire prijzen, dus het is Arie Storm niet gelukt om Ernests loopbaan te dwarsbomen.
Concluderend kan ik zeggen dat ik toch stiekem wel opgelucht ben dat mijn één-ster-broeders en –zusters niet genadeloos ten gronde zijn gegaan. Sterker nog, allen hebben ongekend veel succes. Ik vind het leuk om te denken dat dat misschien ook wel een beetje door die slechte recensies komt. Want toen ik de mijne kreeg schrok ik me eerlijk gezegd toch een hoedje. Nu kan ik in elk geval weer slapen. (Grapje, dat kon ik al hoor.)