Mijn oudere zus van 29 is ervan overtuigd dat er grote veranderingen in de wereld gaan plaatsvinden, waaronder voedseltekorten. De afgelopen jaren heeft ze dan ook geprobeerd om zo zelfvoorzienend mogelijk te worden. Ze is aan het tuinieren geslagen met eetbare onkruiden als melde, brandnetel en duizendblad. Ook heeft ze een droogoven, waardoor ze de groenten, fruit en paddestoelen uit haar tuin heel lang kan bewaren. En zes maanden geleden is ze begonnen met een nieuw project: het kweken van eetbare meelwormen op haar zolderkamer.
Ik ging een dagje langs om haar kweekkastje te bekijken en om met onze vader – de chef van de familie – te koken met de kronkelende larves. Bovendien wilde ik weten wat de motivatie van mijn zus was voor deze ietwat onsmakelijk ogende nieuwe hobby.
Videos by VICE
Tijdens mijn research voor dit artikel kwam ik erachter dat er in Nederland een beginnende insecten-eetcultuur is: zeven restaurants serveren al insecten. Niet alleen wordt het bestempeld als een toekomstige voedseltrend, ook lijkt er door de groeiende vraag een heuse industrie op te bloeien. Daarnaast vond ik zalige online slagzinnen als “Het smaakt naar nootjes, maar dan met pootjes…” Dat alles maakt dat ik toch redelijk enthousiast op de fiets naar mijn zus stap.
In haar zolderkamer zoek ik onbewust naar een soort bijenkast of een kas. In plaats daarvan hurken we neer naast een sokkenla van de IKEA, die nobel dienstdoet als meelwormen kwekerij.
Olijk zegt mijn zus, die weet dat ik insecten vies vind (een jeugdtrauma door de zandwormen uit Dune): “Als je je oor er tegenaan houdt, hoor je ze.” Ik doe het met tegenzin en verdomd, ik hoor een groot ritselorkest. Ik krijg meteen overal jeuk, alsof ze in mijn oor marcheren. De sokkenlades zijn alle drie gevuld met haver en stukjes rotte groenten – en natuurlijk meelwormen.
Die ladeverdeling is er niet zomaar, vertelt mijn zus. De meelworm gaat door drie stadia heen voordat je ze kunt oogsten. De drie verschillende fasen van een meelworm houd je gescheiden, omdat ze elkaar anders opeten.
“Als je goed luistert hoor je ze gillen, net als kreeften.”
“Je koopt ze als worm, maar omdat je die in de dierenwinkel hebt gekocht wil je die niet eten,” zegt ze. “De wormen verpoppen, uit die poppen komen torren, die torren leggen eitjes, en uit die eitjes komen weer wormen. Als ze niet meer wit zijn en gelig worden, zijn ze klaar om geoogst te worden. Oogsten houdt in dat je ze uit de bak haalt en in de vriezer zet.”
“Voordat je ze gaat oogsten voer je de meelwormen twee dagen niet, zodat ze geen poep meer bevatten,” vervolgt ze. Terwijl ze met gemak de wormen over haar vingers laat glijden, geeft ze me een tip. “Je kunt ze ook bepaalde voedingsmiddelen voeren voordat je ze twee dagen uithongert, om zo een andere smaak toe te voegen. Bijvoorbeeld chocola of aardbijen.”
Tijdens ons gesprek vraag ik me af waarom ik dit ook alweer doe, waarom iemand dit zou doen. “Waarom doe je dit?” vraag ik daarom aan mijn zus. “Ik probeer eigenlijk alle dierlijke producten biologisch te eten, maar dat kost veel geld,” zegt ze. “Ik vind ook dat veganisten een goed punt hebben, als je kijkt naar wat de vee-industrie met het milieu doet. Maar ik ben niet per se tegen het concept van dieren doodmaken. Insecten kun je op heel kleine schaal houden en in tegenstelling tot de veehouderij, die verantwoordelijk is voor 18 procent van de broeikasgassen in de wereld, ligt het broeikasgas-emissiepercentage bij het produceren van insecten veel lager. Ook heb je minder medicijnen en ruimte nodig. Feitelijk is het op alle fronten een beter idee. Alleen wordt het vreemd genoeg nog steeds niet gedaan in de westerse wereld.”
“Daarnaast hebben insecten een beperkter zenuwstelsel en een miniscuul brein. Hierdoor is het ook een humanere beslissing: ze ervaren waarschijnlijk minder stress dan wij en je kunt ze zonder wroeging laten inslapen in de vriezer.”
Maar waarom zou je ze zelf kweken? “Ik denk dat zo lokaal mogelijk eten de toekomst heeft. Of liever nog: dat je je eigen eten produceert,” zegt mijn zus. “Dan heb je de controle over wat je eet en de hoeveelheid ruimte die je hebt gebruikt voor je basisbehoeftes. Ik wil als mens minder afhankelijk zijn van externe factoren.”
“Heb je honger?” vraagt ze.
Alles in mijn hypocriete westerse vezels schreeuwt nee.
“Ja hoor.”
Onze vader, Valdemar Bakker, is al welgeteld veertig jaar chef-kok. Hij staat nu in de keuken van het restaurant Foodguerilla, waar je afgedankte pony’s uit Attractiepark Slagharen kunt eten. Hij is eigenlijk altijd al persoonlijk en professioneel bezig geweest met duurzame of onconventionele vormen van eten. Door hem heb ik bijvoorbeeld paardenvlees, krokodil en onze eigen konijnen gegeten. Het is dus niet verrassend dat de man die beweert dat hij alles eet erbij is. Ook wordt dit niet zijn eerste meelwormenmaaltijd.
We maken drie budgetgerechten, omdat hij de lage kosten van meelwormen niet met dure ingrediënten omhoog wil halen. Verder heeft hij volgens mij ook gewoon geen zin zich uit te sloven, als ik het toch met tegenzin naar binnen schuif. We maken meelwormen op een pannenkoekje, een korstloze meelwormenquiche en een roerbakschotel met bami en – je verwacht het niet – meelwormen. De walging is heel kinderachtig niet van mijn gezicht af te slaan. “Stel je niet zo aan meid, garnalen zijn toch ook oerlelijk,” zegt mijn pa, terwijl hij rodepeperbesjes door de roerbakschotel met bami gooit.
De meelwormen wassen we eerst. “Opletten, ze gaan ervandoor,” zegt mijn vader wanneer ik het vergiet even neerleg om alles uit te laten lekken. We hebben de wormen namelijk niet op de humane manier geoogst door ze in de vriezer te leggen, dus ze krioelen alle kanten op. Hij gooit de levende wormen in kokend water, waarmee hun lot bezegeld is. “Als je goed luistert hoor je ze gillen, net als kreeften,” zegt hij lachend om mijn zus op de kast te jagen. De basis voor de drie gerechten is hetzelfde: ui, paprika en meelwormen. Bij de roerbakschotel gaat kerrie, taugé en bami. De quiche maken we met peper, zout, ei, melk en wat nootmuskaat. Het pannenkoekje is belegd met de eerder gemaakte roerbakschotel, waar we wat shiitakes doorheen bakken.
Als alles is bereid, legt mijn vader trots verse rucola en paardenbloemen uit de tuin op de met meelwormen verrijkte bordjes. Het ruikt inderdaad naar nootjes, zoals het internet me had verteld. De meelwormen zijn knapperig en gaan goed samen met zowel de roerbakschotel als de shiitakes op de pannekoek. Met de quiche heb ik meer moeite, want hier proef ik zachte, vochtige wormen, in tegenstelling tot de knapperigheid van de wormen in de andere twee gerechten. Ik word een beetje misselijk bij het idee van ei en wormen in mijn mond. De melk zorgt voor een vettig mondgevoel, en de wormen maken het echt niet beter. Ik probeer mijn gedachten te verzetten door mijn focus te verleggen naar mijn tafelgenoten.
Bij ons in de familie eten we snel en eten we stil, en vandaag is dat niet anders. “En? Wat vinden we?” vraag ik om de stilte te doorbreken. Mijn pa kauwt zijn mond leeg. “Tja, insecten zijn net als tofu of kip. Eigenlijk is de smaak geheel afhankelijk van wat je er zelf aan toevoegt.” Zelf is hij meer van de sprinkhanen, omdat hun structuur hem meer aanstaat. Mijn zus kan zich daar niet in vinden. Wat ik met wormen heb, heeft zij met insecten met grote ogen en pootjes. “Daarom kweek ik meelwormen,” zegt ze. “Ik denk dat als mensen het zouden proberen, het heel gauw geen probleem meer is,” zegt mijn vader met een mond vol meelwormen. “Het gaat om die eerste drempel.”
Mijn vader en zus lijken content door te kauwen, maar zelf eet ik toch wel met tegenzin. Het beeld van maden in mijn mond krijg ik er niet uit. Ik denk dat het gewoon even wennen is. Niet aan de smaak, die redelijk neutraal is, maar aan het idee.
Over een ding zijn wij alle drie het roerend eens: mensen moeten zich wat minder aanstellen. Het zijn uiteindelijk gewoon nootjes met pootjes.
Bekijk hieronder de drie gerechten:
Noot van de redactie: de zus van de auteur koestert haar privacy en is daarom niet bij naam genoemd of in beeld gebracht.