De Deense versie van Heel Holland Bakt is een van de meest brave en veilige programma’s op tv. De show zit vol met taartgerelateerde emoties, presentatoren die iedereen een knuffel proberen te geven (zoals het hoort op tv), en juryleden die gediplomeerd streng zijn. De deelnemers gaan letterlijk huilen omdat hun mousse niet ingedikt is.
Toch heb ik het gevoel dat het een leuker programma zou zijn als iedereen de hele tijd knetterstoned was. Omdat ik zelf niet was uitgekozen om mee te doen aan de wedstrijd, besloot ik om zelf aan de slag te gaan. Op tv ziet het er niet echt lastig uit om een lading soesjes te maken, dus ik deed gewoon na wat ik zag, maar dan met heel veel wiet.
Videos by VICE
Omdat ik in Denemarken woon, en je daar geen coffeeshops hebt, vloog ik naar Amsterdam. Ik had een appartementje net buiten de stad gehuurd, met een prima keuken. Misschien niet zo goed uitgerust als de tent in het tv-programma, maar een kniesoor die daar op let.
DAG 1: SOEPSTENGELS EN PASSIETORENS
Ik begon met het maken van wietboter, dat had ik nodig voor de twee taarten. Wietboter is waarschijnlijk de makkelijkste manier om high te worden van eten. Je smelt boter, gooit er wiet bij en laat het een paar uur pruttelen. Ik had deed er genoeg in om het leuk te houden, maar niet helemaal lijp te worden – tenzij je echt gigantisch veel taart zou eten.
Ik vermaalde wat overgebleven wiet, die volgens de baas van de coffeeshop goed was voor hartige gerechten. De wiet deed ik vijf minuten in de oven, zodat het kon decarboxyleren. Dat is een goed idee als je eten maakt dat enkel lauwwarm wordt. Als je het niet doet, krijg je minder thc uit de wiet, en dat is zonde.
Bij de gedecarboxyleerde wiet deed ik gedroogde basilicum en oregano, om mijn tomatensaus een kick te geven voor het eerste gerecht: soepstengels met bacon en chilipeper. Een ding dat alle gerechten gemeen hadden, was dat ik ze nog nooit had gemaakt. Maar soepstengels, dat klinkt zo makkelijk dat ik het geen uitdaging wilde noemen. In tegenstelling tot de ‘passietorens’ gemaakt van passievruchtmousse en marsepein. Oef.
Mousse is natuurlijk van zichzelf al heerlijk, maar wacht tot je er wiet bij gooit. Ik liet de wiet anderhalf uur intrekken in room op een laag vuurtje. Net als bij wietboter, is het belangrijk om af en toe te roeren, zodat het niet gaat aanbranden.
Terwijl de room pruttelde, haalde ik de soepstengels uit de oven. Ik at er eentje terwijl ze nog loeiheet waren en moest even gaan zitten. Het smaakte geweldig.
Doordat ik de room had verhit, en vanwege de kleine stukje wiet, kon ik hem niet zo dik krijgen als je zou willen, maar met een beetje gelatine bleef het wel staan. Ik deed er nog een deciliter slagroom bij om de mousse luchtiger te maken, en volgde verder de instructies van de jury.
De room kreeg een prachtige lichtgroene kleur met donkergroene spikkels nadat ik het in de vorm goot. Ik rook passievrucht met een vleugje wiet, maar het leek nog te zacht. Zouden de torentjes imploderen als ik ze uit de vorm zou halen? Zou ik eindigen in tranen?
Gelukkig leken de taartjes gewoon op torentjes nadat ze uit de vriezer kwamen. Ik decoreerde de taartjes met aardbeien en fijngehakte pistachenootjes, voordat ik een lepel pakte en de hele opstelling verorberde. Het was licht en luchtig, en de scherpe smaak van passievrucht was een perfecte combinatie met de wat zwaardere wietsmaak.
Daarna kneedde ik nog wat deeg om brood te maken. Ik moest tenslotte de volgende ochtend gewoon ontbijten.
DAG 2: FLØDEBOLLER EN CROQUEMBOUCHE
De eerste uitdaging van de dag: de Deense klassieker flødeboller, een soort marshmallow op een biscuitje, overgoten met chocola. Maar omdat dit de Bake Off is, was het niet zo simpel. De bodem is geen krokant wafeltje, maar een koekje met stukjes chocola en wietboter. Door een gebrek aan keukengerei gebruik ik een leeg bierflesje als deegroller en een wijnglas om de vormpjes te maken.
Voor de vulling vroeg het recept om dingen die ik niet had, zoals gevriesdroogde frambozen en zwarte bessen in poedervorm, dus ik moest improviseren. Ik ging voor gepureerde verse bosbessen, maar het sap van de bessen zorgde ervoor dat de vulling een deel van de textuur verloor. Het eiwit had ik stijf geklopt, maar werd slap toen de bosbessen erbij kwamen. Het was lastig om het mengsel op de bodem te spuiten omdat-ie niet koud genoeg was, maar het merendeel van de cakejes stonden fier overeind. Daarna goot ik de gesmolten witte chocolade erover en strooide ik er brokjes pistache op.
Terwijl de flødeboller afkoelden, begon ik met de voorbereidingen voor de allergrootste uitdaging: croquembouche – een toren van soesjes gevuld met custard.
De soesjes voor de toren waren vrij simpel, maar ik moest er tweehonderd maken. Ik gebruikte het laatste beetje wietboter voor het recept, en een heerlijk aroma vulde de keuken.
Toen de fotograaf klaar was met foto’s maken, begon hij te eten van mijn gebakjes. Terwijl ik de citrus-custardvulling voor de soesjes maakte, ging hij op de bank zitten. Na een tijdje riep hij: “Volgens mij voel ik iets,” met een grijns op zijn gezicht. Ik denk aan dat het een placebo-effect was, want er zat weinig wiet in en hij had maar drie soepstengels en een passietoren gegeten. De rest had ik al naar binnen gewerkt.
Een uur later stond hij op om me te fotograferen tijdens het vullen van de tweehonderd soesjes en zag ik aan zijn ogen dat hij flink stoned was. We hadden het leuk.
Ik bleef ijsberen door de keuken terwijl ik doelloos dingen verschoof. Uitstelgedrag. Ik zag op tegen de volgende stap: karamel maken en de toren van soesjes bouwen.
Het duurde eeuwen voordat de karamel de benodigde temperatuur van 152 graden had bereikt. Ik bouwde de toren rond een kegel die ik had gemaakt van een deurstopper (die precies de goede vorm bleek te hebben) en bakpapier. Ik werkte snel en het was makkelijker dan ik had gedacht. Ik moest de karamel een aantal keer opnieuw opwarmen, maar tijdens de tweede keer brak mijn thermometer van de hitte.
Daarna moest ik het maar op gevoel doen, maar tegen alle verwachting in lukte het. De toren stond. Oké, de keuken was een slagveld en er was geen jury om een veer in m’n reet te steken, maar toch: ik had een fucking gebouwd. En om het helemaal af te maken, was ik extreem stoned. Dus ondanks dat ik niet echt heb meegedaan aan het tv-programma, denk ik dat ik toch gewoon heb gewonnen.