Adolf Hitler is inmiddels alweer 71 jaar dood. Toch weet de grootste crimineel in de wereldgeschiedenis nog steeds vrijwel continu de aandacht van het Duitse volk te trekken.
Hitler op de voorkant van je tijdschrift zetten is nog steeds de makkelijkste manier om je blad goed te laten verkopen, wanneer je even geen inspiratie hebt. Dit verklaart ook waarom Duitse tijdschriften, zoals Der Spiegel, erom bekend staan die truc minstens eens in de maand toe te passen. Ook komen er nog ieder jaar biografieën, geschiedkundige boeken en documentaires uit over de kutste persoon ooit. Wanneer de makers het goed doen, slagen ze erin een nieuw licht te werpen op bepaalde aspecten van Hitlers leven, of zijn tragische rol in de geschiedenis. Maar tot niet al te lang geleden hadden ze allemaal één ding gemeen: stuk voor stuk maakten ze in bepaalde mate gebruik van verkeerde data.
Videos by VICE
Dit vond Harald Sandner zo vervelend, dat hij besloot om een zware taak op zich te nemen: hij reconstrueerde iedere dag uit het leven van Hitler. Sandner, die in het dagelijks leven verkoper en IT-expert voor een logistiek bedrijf is, besteedde de 25 jaar daarop aan het verzamelen van foto’s, documenten en archiefmateriaal. Ook reisde hij op eigen kosten heel Europa af.
Het uiteindelijke resultaat daarvan is Das Itinerar – een boek van 2.400 pagina’s dat niet alleen onthult waar de Führer iedere dag van zijn leven heeft doorgebracht, maar ook openbaart welk transportmiddel hij gebruikte om daar te komen, en wat hij op iedere plek heeft gedaan. Zelfs het aantal mensen in het publiek bij speeches en evenementen wordt genoemd.
Ik belde Harald Sandner op, om erachter te komen hoe iemand op het idee komt om iedere dag uit het leven van Adolf Hitler vast te leggen. Ook wilde ik weten of het project een bepaalde invloed op hem heeft gehad.
VICE: Meneer Sandner, hoe lang heeft u aan dit boek gewerkt?
Harald Sandner: Nou, 20 tot 25 jaar – met pauzes tussendoor, natuurlijk. Het was niet het enige waar ik mee bezig was. Ik heb de laatste 15 jaar nog 4 andere boeken gepubliceerd, over verschillende onderwerpen. Ondertussen werkte ik aan Das Ininerar – en nu is het eindelijk af. Als ik ergens aan begin, wil ik het ook afmaken. Ik ben blij dat ik, toen ik er aan begon, geen idee had hoeveel tijd ik hieraan kwijt zou zijn.
Hoe bent u überhaupt op het idee gekomen om dit te gaan doen?
Ik ben al heel lang geïnteresseerd in geschiedenis. Op een gegeven moment begon ik op te merken hoeveel discrepanties er waren wanneer het op data aankwam. En hoe meer ik onderzocht, hoe meer fouten en tegenstrijdigheden ik vond. Toen bedacht ik me dat er heus wel ergens een compleet logboek zou moeten bestaan, maar dat bleek niet zo te zijn.
Daarop begon ik zelf informatie te verzamelen. Ik deed dat eerst voor de jaren ’33 tot ’45. Toen de Berlijnse muur viel, kreeg ik toegang tot meer archieven in voormalig Oost-Duitsland en het Oostblok. Dus toen heb ik alles wat ik tot op dat moment gedaan had herzien.
Hoe heeft u het precies aangepakt?
Ik ben begonnen met het maken van een matrix van data, waarin ik alle informatie heb verwerkt die ik kon vinden. Het is bijvoorbeeld algemeen bekend dat Hitler in 1939 op 1 september in Berlijn was, waar hij een speech voor de Rijksdag gaf. Toen ben ik gaan proberen om de gaten in te vullen, ik schreef archieven aan en ben op zoek gegaan naar bepaalde plekken.
U bent geen historicus. Waarom bent u toch aan dit project begonnen?
Voor mijn echte werk verwerk ik data, en daarbij moet ik er heel goed op letten dat alle data kloppen. Dus hoe meer fouten ik ontdekte, hoe groter de drang werd om de boel te verduidelijken. Ik ben blij dat mijn werk bestaat, zodat geschiedkundigen nu een referentie hebben waardoor ze geen fouten meer hoeven te maken.
Zijn die fouten dan echt zo belangrijk?
Ik kan je wel een voorbeeld geven. Neem bijvoorbeeld Hamburg. Nog decennia na de oorlog gingen er geruchten rond dat Hitler Hamburg geen fijne stad vond, het zou er te koud zijn en teveel een Hanzestad zijn. Toen schreef Werner Johe Hitler in Hamburg, een boek dat alles in de war schopte. Hij beweerde dat Hitler, op Berlijn, München en Neurenberg na, niet één stad zo vaak bezocht als Hamburg. Ook dit is natuurlijk niet waar. Het is duidelijk dat Hitler vaker naar andere steden afreisde; Bayreuth en Weimar, om er maar een paar te noemen. Maar dat betekent niet dat hij Hamburg liever vermeed.
Heeft u het gevoel dat u Hitler beter hebt leren kennen, nu u dit boek heeft afgerond?
Natuurlijk krijg je wel een idee van hoe hij zich graag verplaatste. Hannah Arendt zei ooit dat de meest onmiskenbare karaktertrek van een totalitaire dictator de ambiguïteit van het middelpunt van de macht is – en Hitler belichaamt dit helemaal. Hij had totaal geen privéleven. Hij nam, waar hij op dat moment ook mocht zijn, ter plekke de beslissingen. Je kunt geen verband leggen tussen zijn beslissingen en de plekken waar hij geweest is.
Wat heeft u nog meer achterhaald over Hitler?
Het was interessant om te zien hoe langzaam alles zich heeft ontwikkeld. Hij gaf in 1920 een speech voor zo’n 50 mensen, toen werden het er 100, toen 300, toen 500, en ga zo maar door. Het hele drama heeft zich langzaamaan ontplooid – en niemand realiseerde zich toen wat de uiteindelijke uitkomst zou zijn. Je kunt dat in het boek echt terugzien.
Over Hitler wordt vaak gezegd dat hij wat betreft zijn werk nogal onvoorspelbaar was. Soms werkte hij de hele nacht door, terwijl hij andere keren weer wekenlang niets deed en in plaats daarvan wandelingen maakte. Kunt u dit bevestigen?
In principe is dat waar. Hij haalde soms wekenlang helemaal niets uit. Hij was het type man dat het nemen van beslissingen uitstelde – maar als hij ze eenmaal genomen had, was er geen weg terug. Dat maakte hem ook zo fataal.
Zou je kunnen zeggen dat u een fascinatie heeft voor Hitler?
Ik heb een fascinatie voor correcte data. Voor mij draaide het allemaal om feiten, omdat ik er niet goed van werd continu dingen te moeten horen die niet klopten. Neem bijvoorbeeld mijn thuisstad, Coburg. Rond het jaar 2000 werd er gezegd dat Hitler daar maar twee keer geweest was, terwijl Coburg eigenlijk de eerste Duitse stad was die Hitler tot ereburger benoemde. Coburg was de eerste Nazi-stad, met de eerste Nazi-burgemeester en de eerste Nazi-krant. Tot kort geleden probeerde men dat onder het tapijt te vegen, en pas nu is er een commissie van geschiedkundigen aangesteld.
Ik ben het met Simon Wiesenthal eens, die zei dat kennis als verweer dient. Als ik de waarheid naar boven breng, kan niemand daar tegenin gaan. Ik wil alleen maar mythes de wereld uithelpen.
Denkt u dat dit werk tegenwoordig steeds belangrijker wordt?
Klaus von Dohnanyi heeft eens gezegd dat we ons moeten realiseren dat Goethe onze Goethe is, Bach onze Bach en Hitler onze Hitler. Als we dat eenmaal accepteren, dan hebben we misschien een kans om het achter ons te laten. En we beginnen ons nu te realiseren dat veel mensen nog steeds zo’n geïnfecteerd brein hebben. Kijk bijvoorbeeld naar de NSU [een terreurgroep van neonazi’s die verantwoordelijk was voor een serie racistische moorden tussen 2000 en 2006]. Eén van de belangrijkste figuren binnen die beweging, Tino Brandt, heeft jarenlang bij mij om de hoek gewerkt. Het is geen abstract concept; het gebeurt vlak buiten je voordeur.
Wat ga je hierna doen?
Met het afronden van Das Itinerar heb ik zo’n tien boeken geschreven; elf kilo, als je alles bij elkaar optelt. Ik denk dat ik nu eerst een beetje ga uitrusten.