Deze week verscheen ‘Krabben’, een boek waarin feministische schrijvers Milou Deelen en Daan Borrel onderzoeken waarom vrouwen zo dikwijls de neiging hebben elkaar genadeloos te grond in te boren. Ze schrijven brieven naar elkaar, en laten daarnaast vrouwen als Sylvana Simons, Anja Meulenbelt, Hasna El Maroudi en influencer Jessie Maya aan het woord over afgunst, misogynie en ‘sisterhood’. Milou Deelen maakt regelmatig artikelen voor VICE. Zelf heeft ze de nodige ervaring met seksistische ophef en haatberichten, sinds ze zich publiekelijk uitsprak tegen slutshaming die ze tegenkwam in haar studentencorps. In dit fragment praat ze met Romy Boomsma, die haar leven als thuisblijvende moeder op social media laat zien en daar regelmatig nare opmerkingen over krijgt.
Een jaar geleden begon ik Romy Boomsma (1991) te volgen op Instagram. Steeds vaker hoorde ik haar naam voorbijkomen: op het werk, door vriendinnen, in de media. Een vriendin noemde haar een ‘inspirerende moedergoeroe’ terwijl de ander haar een ‘oppervlakkig, niet-feminist, want huismoeder’ vond. De uiteenlopende reacties maakten me nieuwsgierig. Eerlijk? Ik had zelf ook een vooroordeel. Ze is met een man getrouwd die goed bij kas zat (Arie Boomsma), dus dat ze zo’n ‘luxeleven’ kon leiden, ja, dat leek me dan niet zo moeilijk. Maar al snel nadat ik haar begon te volgen verdween mijn vooroordeel. Ik vond haar leuk, niet oppervlakkig.
Videos by VICE
Voor wie Romy niet kent: op Instagram deelt ze haar dagelijkse leven met meer dan 120.000 mensen. De berichten gaan meestal over het leven als moeder van twee, binnenkort drie jonge kinderen (inmiddels is het derde kind geboren, red.). Ook schrijft ze een column in Vogue. Toen ik haar mailde met de vraag of ik haar mocht interviewen, ontving ik een paar dagen later antwoord: ‘Leuk, joh, ik voel me vereerd.’ We treffen elkaar op een donderdagochtend. Een kwartier na afgesproken tijd komt Romy aangelopen met een grote glimlach op haar gezicht. ‘Sorry, het duurde allemaal even wat langer,’ zegt ze terwijl we elkaar de hand schudden. Haar fraaie verschijning valt meteen op. Ik bekijk haar tiptop geföhnde haren, haar volle glanzende lippen. Ik draag een slobbertrui, afgetrapte gympen en heb geen make-up op. Ik vraag me af of ze ook iets van mij vindt, wat haar eerste indruk van mij is. Ik wil het vragen, maar durf niet. Misschien straks.
Zodra we zitten, vertel ik dat ze de eerste was aan wie ik dacht toen we het idee hadden dit boek te schrijven. ‘Werkende vrouwen trappen graag tegen mij aan omdat ik thuis ben met twee kinderen. Ze denken dat mijn online profiel het “echte” leven is, maar het zijn slechts een paar minuten van mijn dag. Ik hang natuurlijk niet altijd met mijn baby aan mijn borst in een draagzak. En al zou dat wel zo zijn?’ Romy vertelt dat ze op papier misschien feministischer zou zijn als ze carrière zou maken, maar dat ze een werkende moeder niet beter of slechter vindt dan zichzelf. ‘Als ik fulltime had gewerkt, had ik ook kritiek gekregen. Als ik aan het werk was, en Arie thuis: zouden we dan applaus krijgen? Nee, dan zou hij als minder “mannelijk” worden bestempeld en zou ik ook worden bekritiseerd. Misschien zou het alleen geaccepteerd worden als we allebei fulltime werkten.’
In de Volkskrant schreef Loes Reijmer een column waarin ze Romy’s manier van leven ‘propageren’ en ‘totale opoffering’ noemde. Ik begin erover, heb mijn zin nog niet afgemaakt, of Romy zegt: ‘Toen ik dat las, dacht ik: waar heb je het over? Ik ervaar het niet zo, vind niet dat ik mezelf opoffer. Arie en ik doen alles samen. Vrouwen zijn altijd onderdrukt, en nu doe je hetzelfde naar vrouwen die ervoor kiezen om thuis te blijven. Het zou niet feministisch zijn, terwijl feminisme voor mij betekent dat ik mijn eigen keuzes maak. Het lijkt net alsof vrouwen, van jong tot oud, altijd iets zoeken om kritiek op te hebben en hopen dat ik omval. Ik trigger vrouwen op meerdere manieren. Ik krijg kritiek omdat ik geld zou verdienen aan Instagram. Dat soort aanvragen krijg ik veel, maar ik doe het niet.’ Even later grapt ze: ‘Dan zou ik alsnog een werkende vrouw zijn, maar dan zou ik waarschijnlijk over het commerciële aspect veel gezeik krijgen.’ Ze lacht. ‘Ik begrijp dat ik een beeld schets dat niet realistisch is voor veel mensen. Ik heb een stijlvol huis dat er leuk uitziet. En via de sociale media waar iedereen tegenwoordig op zit kijkt zij op haar perfecte foto’s gelukzalig in de camera en spreekt zonder woorden een waarde-oordeel uit naar andere vrouwen: ‘Waarom doe jij dat niet?’ en vind het leuk om daar tijd en energie in te stoppen en fulltime moeder te zijn. Maar who cares dat er een bepaald kleed op de grond ligt en dat ik het leuk vind om te delen welke biologische crèmepjes ik gebruik? Wat boeit dat mensen? Ik vind het leuk om dat te delen. Dat kleed of die crème maakt me geen betere of slechtere vrouw of moeder. Maar daardoor bombarderen veel vrouwen me tot een oppervlakkige vrouw die hele dagen thuis haar nagels zit te lakken. Ik denk dat mijn uiterlijk daar ook aan bijdraagt. Ik ben verzorgd, mijn haar zit goed, is mooi geföhnd. Alsof ik niet een verzorgde vrouw kan zijn én niet-oppervlakkig. Het is niet de realiteit: ik zit niet de hele dag op mijn luie reet. Arie en ik werken keihard om het leven met twee jonge kinderen te managen.’
Als ik haar vraag hoe ze omgaat met die haat, zegt ze: ‘Ik trek me er nooit iets van aan. Dat is mijn kracht, en ik denk dat mensen dat niet geloven.’ Ze zegt het met zo’n stelligheid dat ik haar wel moet geloven. ‘Gelukkig krijg ik ook heel veel positieve reacties, alleen de negativiteit blijft langer hangen.’ Ik zeg voorzichtig dat ik me kan voorstellen dat je gaat twijfelen of je een goede moeder bent, als zoveel mensen zeggen van niet. ‘Echt nooit,’ zegt ze nu. ‘Trouwens, als ik fulltime had gewerkt, had ik ook kritiek gekregen. Als vrouw doe je het dus nooit goed. Weet je wat me wel echt boos maakt?’ Haar blik lijkt serieuzer, ze begint harder te praten. ‘Onwaarheden. In een artikel in een vrouwenblad stond een keer dat ik gezegd zou hebben dat andere vrouwen borstvoeding móéten geven. Dat heb ik nooit gezegd. Ik vind het heel moeilijk dat ik op mijn handen moet zitten.’ In een andere post schreef ze: confident women don’t hate. ‘Dat vind ik echt zo. Als je onzeker bent, ga je je automatisch proberen te meten aan een ander. Dan ontstaat er wrijving. Je moet je eigen koers varen, en als iemand daarover oordeelt zegt dat niks over jou of de keuzes die je maakt. Ik begrijp ook niet dat vrouwen die mij zo haten, mij nog volgen. Ik heb nog nooit een man gehoord die zei: hé, werk jij niet? Overigens heb ik maar acht procent mannelijke volgers. Ik denk dat ze me niet boeiend vinden met mijn “beauty” en “moederschap”. Dat gevoel van concurrentie tussen vrouwen onderling, daar kan ik me niet in vinden. Als een vriendin succesvol is, kan ik haar dat alleen maar gunnen. Omdat ik nogal eigengereid ben, omdat ik al van jongs af aan doe wat mij gelukkig maakt. Ja, confident women don’t hate.’