Anus, borsten, penis, scrotum – wanneer die woorden uit de stotterende snuit van mijn biologieleraar op de middelbare school glipten, kon je me oprapen. Ik heb die lessen gegriend van het lachen omdat 1. seks over het algemeen een ongeriefelijk onderwerp is om zomaar in het openbaar te bespreken 2. iemand die sekswoorden uitspreekt en daar zelf zichtbaar moeite mee heeft alles nog een tikkel gênanter maakt 3. sekspraat vóóral ongemakkelijk is voor een dertienjarige bakvis wiens enige ervaring misschien surfen naar kut.nl was. En ja, de enige manier om met overweldigend ongemak om te kunnen gaan op die leeftijd is schuddebuiken. Anders val je wellicht ten prooi aan je klasgenoten, die bloed ruiken.
Jelle Wiering, antropoloog bij de Rijksuniversiteit Groningen en Universiteit Utrecht, deed onderzoek naar seksuele voorlichting van Nederlandse organisaties en scholen door onder andere zelf voor de klas te staan en voorlichting te geven. Hij bespeurde dat we een nogal hoge pet op hebben van onze vrijgevochten en open seksuele voorlichting, waar seks vooral bespreekbaar moet zijn. Die hoge pet is deels onterecht vindt Jelle, want zulke lessen zijn namelijk niet altijd even veilig voor leerlingen. Bovendien leidt de nadruk op openheid in de klas af van een ander groot probleem waarmee we in een seksuele context nog altijd worstelen: genderongelijkheid.
Videos by VICE
VICE: Hoi Jelle. Hoe ziet de gemiddelde les seksuele voorlichting er op dit moment uit in Nederland?
Jelle Wiering: De scholen hebben ruimte om het zelf in te delen, maar meestal wordt er les gegeven aan de hand van seksuele voorlichting-pakketten van bijvoorbeeld Rutgers of de GGD. In de lessen die ik observeerde waren er slides waarin zaken werden uitgelegd over de pil, condooms, soa’s en grenzen. Er zijn quizzen of stellingen waar leerlingen op kunnen reageren, zoals: “Meisjes die met veel jongens zoenen zijn sletten.” De leraren benadrukken altijd in het begin dat het een interactieve les is, dat ze veel van de leerlingen willen horen, dat ze vragen mogen stellen. De inbreng van de leerlingen is leidend. Op zich zijn die lessen hartstikke leuk bedacht.
Waar gaat het dan precies mis?
Nou, mede doordat ik zelf les gaf, merkte ik dat de nadruk in de lessen en daarbuiten bijna altijd gelegd wordt op dat seks bespreekbaar moet zijn. Het idee is dat praten over seks een open en eerlijk gesprek moet opleveren, dat we af moeten van preutsheid en dat taboes er vooral zijn om doorbroken te worden. Een les wordt vervolgens door de leraren en seksuele voorlichters geëvalueerd op hoe ‘open’ een klas was: hoeveel de leerlingen betrokken waren en zelf vertelden over hoe zij over seks denken. Die openheid is een nobel streven – maar daardoor kan je ook flink uit de bocht vliegen.
Hoe dan?
Negen van de tien keer hebben leerlingen in het begin van de les helemaal geen zin om over seks te praten. Zowel biologieleraren, als voorlichters en mensen die werken binnen seksuele organisaties zeggen, in mijn ervaring, dat dat komt omdat ze het niet gewend zijn. Ze vinden het wel leuk, maar moeten even door het ongemak heen. Wat je dan als voorlichter gaat doen is een zogenaamde veilige sfeer maken. Ik vind dat het vooral daar misgaat. Je erkent dat het ongemakkelijk is, benadrukt dat alles wat er gezegd wordt in de klas moet blijven, dat niemand zich hoeft te schamen en dan begint het ‘open en eerlijke’ gesprek.
Dat klinkt eigenlijk wel goed.
Maar het is een trucje. Je stelt de leerlingen gerust: het is allemaal oké wat je zegt. Leerlingen gaan daar dan in geloven. De normale biologiedocent zit er ook nog bij. Die stimuleert de leerlingen ook om open over seks te praten, dus dat is nog meer druk. Je wordt op een subtiele manier verleid om mee te doen. Als je meegaat in het gesprek, ook al gaat het niet over hele persoonlijke ervaringen, doe je een boekje open over jezelf tegenover de hele klas. Als je niet meedoet, zien je klasgenoten dat óók, en denken ze: wat een watje.
Het laatste wat je wilt als tiener is een watje zijn, dus ik kan me voorstellen dat je ervoor kiest om een boekje open te doen.
Ja, en dan kunnen er hele interessante gesprekken ontstaan die hartstikke prettig zijn, maar je kan als leerling óók dingen zeggen waar je later spijt van krijgt. De voorlichter kan wel weg zijn, maar je klasgenoten zitten er de volgende les en de les erna ook nog, en die onthouden wat jij zegt. Als jij drie vragen over abortus stelt, of de pil, dan denken ze: oh, dat is interessant, we gaan straks even verhaal halen. Als je vervelende klasgenoten hebt, natuurlijk.
Het is een soort norm geworden om per se open over seks te willen praten, maar dat heeft niet altijd even goede gevolgen. Er was bijvoorbeeld een docent met wie ik een les moest evalueren en die zei: “Er waren wel veel vragen over de pil hè, ik ga maar eens met de ouders bellen.” Toen dacht ik: huh, dit was toch een veilige omgeving? Ik verkocht de leerlingen een valse belofte.
Dat is vreemd, ja.
Iedereen heeft ook recht op taboes. Een meisje zei tijdens de les tegen mij, nadat ik wat pogingen had gedaan om haar over seks te laten praten: “Ik praat wel over seks, alleen niet met jou.” En toen dacht ik: je hebt gelijk. Zij mag zelf beslissen met wie ze dit soort zaken bespreekt. Met vriendinnen, met ouders, of met anderen, op een manier die voor haar goed voelt. Dat hoeft echt niet voor de hele klas.
Tijdens je onderzoek zag je dat de verantwoordelijkheid voor seks, ook binnen de lessen van seksuele voorlichting, nog altijd bij meisjes wordt gelegd.
Meisjes worden in lessen heel erg aangemoedigd om grenzen te stellen, en die duidelijk te communiceren naar jongens. Zo van: maak helder aan jongens wat je fijn vindt en wat niet. Als je alleen meisjes aanmoedigt om grenzen te stellen, zeg je eigenlijk tegen jongens: jullie hoeven niet na te denken, meisjes doen dat en geven grenzen zelf wel aan. Maar als een meisje er bijvoorbeeld later pas achter komt dat ze haar grenzen niet goed had ingeschat, betekent dat natuurlijk niet dat een jongen zich totaal kan onttrekken aan zijn verantwoordelijkheid.
Seks en alles dat daarbij komt kijken is een verantwoordelijkheid van allebei. Ik las laatst een quote die ik echt pakkend vond: “Als jij de deur van je huis open laat staan, mag iemand anders dan inbreken? Nee, natuurlijk niet.” Als een meisje niet expliciet grenzen aangeeft, betekent dat nog niet dat alleen zij verantwoordelijk is voor als het misgaat. Jongens moeten leren dat ze geen passieve houding horen te hebben als het om seks gaat.
Een gesprek tussen twee mensen is moeilijk als seks staat te gebeuren, maar het is heel belangrijk dat vooral jongens daarover nadenken en actief in zijn. Een meisje zei eens in de les: “Vertel jongens alsjeblieft dat wij het niet erg vinden als zij eens een gesprek over seks beginnen. We vinden het niet erg dat dat misschien niet cool is.” Ze zei dit nadat de klas, voornamelijk meisjes, erachter was gekomen dat het knap lastig was om een serieus gesprek over seks te beginnen met jongens en dat die taak eigenlijk vrijwel altijd bij hun lag.
In de les gaat er hoe dan ook gesproken worden over seks. Hoe moet het dan wel?
Seks bespreekbaar maken moet geen doel op zich worden. Praten over seks en of dat kan hangt af van met wie, waar, waarom en wanneer. Dat verschilt per persoon. Een leerling moet zich er comfortabel bij voelen. Leerlingen subtiel uitlokken om erover te praten voor de hele klas is niet eerlijk. Dat zou je kunnen oplossen door lessen in kleine groepjes te doen, of meer te werken met theater, waarbij de acteurs sekspraat en handelingen herkenbaar en persoonlijk maken, en niet de leerlingen zelf. Er zou bovendien meer aandacht kunnen worden besteed aan genderongelijkheid, en de verschillende rollen die worden toebedeeld aan meisjes en jongens tijdens seks. Het zou goed zijn als er een denktank geïnitieerd zou worden waarin seksuologen, scholen en vormgevers van zulke lespakketten samenkomen om seksuele voorlichting te verbeteren.