Muziek

Zittend uitgaan was rond het jaar 2000 al een wereldwijde trend

Micky Hoogendijk in de Supperclub

In “Van trend naar troep” eren VICE-redacteuren een lifestyle-revolutie uit vervlogen tijden.

Nu alle horeca om tien uur ‘s avonds dicht moet is het de komende weken even helemaal uit met de uitgaanspret. Dat is erg zuur, maar het biedt ook gelegenheid om te reflecteren op het zittende uitgaan van de afgelopen tijd. Er waren wat interessante experimenten, zoals klassiek nachtclubben aan tafel in onder andere de Marktkantine, de countryclub van Joost van Bellen en een extreem energiek zittend hakfeest. Ook bleken luisterbars, die al voor de pandemie in opkomst waren, een van de weinige (legale) uitgaansopties die gewoon door konden gaan. Maar als je aan organisatoren of partygangers vraagt of dat zittende uitgaan bevalt, is het antwoord bijna altijd dat ze zo snel mogelijk weer staand willen feesten.

Videos by VICE

Te lui om te lezen? Beluister hieronder de ingesproken versie.

Hoe anders was dat rond het jaar 2000, toen het zogenaamde ‘loungen’ een wereldwijde trend was. Mensen deden niets liever dan in de club op een ligbed hangen. Wat bezielde hen eigenlijk? En kan het fenomeen loungen ons helpen om, net als in de nineties en zeroes, zittend uitgaan te waarderen?

Ikzelf heb weinig meegekregen van de lounge-tijd, maar ik hoorde wel de echo’s. Als ik na school met vrienden goedkoop bier dronk in een Brabants park teleporteerden mp3’tjes vol lome beats en gladgestreken vrouwenstemmen ons naar een andere, veel chillere dimensie. Een dimensie waarin je met een fles champagne op een witte bank hangt. De lounge-muziek die ik in mijn tienerjaren soms luisterde was afkomstig van de cd’s die werden uitgebracht door de Amsterdamse Supperclub, de geboorteplaats van de lounge. Ik sprak met wat sleutelfiguren rondom de restaurantclub om de essentie van de meest ontspannen uitgaanstrend ooit te vinden. 

De cd-lijn die de faam van de Supperclub tot diep in de provincie verspreidde kwam uit de koker van kunstenaar en toenmalig actrice Micky Hoogendijk. Zij werd in 1999 creatief directeur van de club nadat die door horeca-ondernemer Bert van der Leden was overgenomen. Dit was de tijd waarin het concept “loungen” een wereldwijde trend werd, maar de Supperclub bestond al veel langer.

Volgens Hoogendijk kwam het loungen, net als zittend uitgaan nu, voort uit door de overheid opgelegde beperkingen. De club ontstond uit het nomadische restaurant Illegal Kitchen dat in 1991 was opgericht door multimedia-kunstenaar annex chefkok Thorwald Voss samen met Guda Stoop and Susanne Oxenaar. In 1993 vonden ze een vaste plek op de Amsterdamse Jonge Roelensteeg. “Er was weinig te doen in die tijd, en er waren veel krakersrellen.” vertelt Hoogendijk aan de telefoon. “Thorwald Voss en consorten hadden dat pand bemachtigd, maar ze kregen geen vergunning om er een restaurant te beginnen.” Een galerie mocht wel. “Ze stookten een vuurtje in de hoek, daarop maakten ze eten en dat presenteerden ze op grote witte borden die ze heel mooi hadden opgemaakt.” vertelt Hoogendijk. “Die borden eten verkochten ze als kunst. Een sluiproute om toch een restaurant te kunnen hebben.” Het loungen groeide daar vanzelf uit voort: “Ze hadden geen geld, en in het begin nam iedereen kussens en matrassen mee om op te zitten. Later gingen ze daar een verhoging voor bouwen en toen had je opeens die banken.” 

Het concept sloeg enorm aan, en bleek een perfecte aanvulling op de bruisende house-scene. De experimentele diners en de performances en video-installaties eromheen trokken de crème de la crème van artistiek Amsterdam aan. Vaste gast van het eerste uur was Micha Klein, de eerste officiële computerkunstenaar van Nederland en een van de bekendste VJ’s van die tijd. Als ik hem opbel om te vragen of het zittende uitgaan van nu een beetje in de buurt komt van het loungen, moet hij lachen. “Het is nu allemaal net iets minder relaxt dan vroeger.” Klein is tien jaar geleden naar Bali geëmigreerd maar heeft over de uitgaansbeperkingen gehoord van zijn Nederlandse kennissen. “Zitten, niet uit je stoel komen en er mag maar één persoon per tafel naar het toilet! Het is behelpen, ik heb te doen met de mensen in die business.” 

Volgens Klein maakt het veel uit dat het zittende uitgaan nu is ingevoerd bij wijze van ziektepreventie. “Toen was het gewoon uit een soort luie decadentie. Het gevoel van de Romeinen: lekker hangen op kussens, allerlei heerlijkheden laten aanrukken, en het allemaal een beetje laten gebeuren. Dat was wel heel prettig eventjes. Het ultieme comfort. Heel ongedwongen ook. Op grote bedden, twintig meter lang, gaf iedereen kruipend en hangend joints en drankjes aan elkaar door. Het was één groot plakkerig gebeuren. Je lag thuis wel eens in bed, maar in het openbaar en met zoveel mensen was net wat anders.”  

Klein heeft erg genoten. “Het waren misschien wel de beste tijden,” zegt hij melancholisch. “Het was shocking en free, en altijd verrassend. Je wist nooit wat er ging gebeuren,” vertelt hij. “Die Chef Thor was helemaal geobsedeerd door Balti’s. Indiase pannenkoekgerechten waar hij dan van alles in donderde. Erwin Olafs Andy Warhol-diner was ook helemaal crazy. Gestoorde performances van Harrie Wildeman. Heel goed, legendarisch.” Hoewel ‘loungen’ erg kalm klinkt, bleef het uiteindelijk niet bij rustig op je ligbed liggen. “We hebben avonden gehad dat we allemaal in onze blote reet rondliepen.” 

Dat wilde ging er volgens Micha vanaf toen horeca-ondernemer Bert van der Leden de club overnam in 1999. “Toen is het wat meer gecommodificeerd en strak georganiseerd. Het werd wat meer formule, maar het was nog steeds wel goed. Later kwamen er overal ligbedjes in de clubs, in Miami enzo. Maar de Supperclub had het als eerste, en deed het ook het best.”

Rond die tijd was de hele wereld er klaar voor om zich, na een decennium van economische voorspoed en ongebreideld party’en, neer te vleien op een witte bank. Maar de tijdsgeest is niet de enige verklaring voor de trend. Toen Bert van der Leden de club had overgenomen en Micky Hoogendijk creatief directeur werd, werd het lounge-evangelie actief geëxporteerd. Er werden Supperclub-filialen geopend in onder andere Rome en San Francisco.

Lang voordat Hoogendijk directeur werd behoorde ze al tot de vaste clientèle van het Amsterdamse origineel. “Ik kwam heel vaak in de Supperclub, bijna elke avond.” Ze trouwde er zelfs, met kunstenaar Rob Scholte. “Een feest van achthonderd man, daarna hadden we de RoXY nog afgehuurd. Mega.” Bij de eerste ontmoeting met de nieuwe geldschieter werd ze meteen ingehuurd. “Op een gegeven moment zaten er twee kale mannen aan tafel en ik dacht: wie zijn die mensen? Die horen hier helemaal niet.” Eén van hen bleek Bert van der Leden, die de zaak had overgenomen. “Hij zei: ik heb het idee dat jij hier veel komt en wil je vragen of je me wilt helpen. Ik wil het slechte dat er nu is herstellen, maar de goede dingen behouden.” Het anarchistische sfeertje beperkte zich namelijk niet tot de feesten zelf: “Met alle respect, het was een zootje zakelijk,” zegt Hoogendijk. Ook het ontwerp van de club werd strakgetrokken, door architectenbureau Concrete. De organisch gegroeide Supperclub transformeerde tot een lounge-tempel met de iconische witte banken. “Ik schrok wel eerst, toen het klaar was. Ik dacht jezus, hoe gelikt is dit”, vertelt Hoogendijk. “Maar het werkte wel.”

Hoogendijk is het duidelijk nog niet verleerd om mensen te enthousiasmeren voor lounge. Ze noemt het “intelligenter uitgaan”, en in haar verhaal is er geen spoor van de lamlendige vrijblijvendheid die Micha Klein beschreef. “Loungen is geen hangen. Loungen is een luxere uitvoering van uitgaan waarbij je kunt kiezen wat je op dat moment van de avond nodig hebt. In het begin van de avond ging iedereen vooral naar elkaar kijken. Mensen deden ook echt hun best op hun uiterlijk.” Tijdens het eten kwamen onverwachte gesprekken op gang. “De grote kracht was dat de bankdirecteur naast de prostituee, naast de journalist, en naast de schrijver lag. Dat het een mix was.” Loungen was dus intiem, en had daarnaast ook praktische voordelen. “In die tijd gebruikten we ook best wel veel drugs, dus dan was het ook noodzakelijk dat je af en toe even relaxt kon zitten, als die pil te hard insloeg ofzo.”

Een goede lounge-avond is volgens Micky een “mooie stroom” van dynamische interacties, die eindigt in een gigantische climax. “Aan het einde van de avond stond iedereen op de matrassen te dansen. Het is net als seks, je moet langzaam beginnen, je hebt voorspel nodig, voordat je in een extase raakt.”

Micky Hoogendijk en de Supperclub
Micky Hoogendijk in één van haar uitgaansoutfits en een feestje in de Supperclub. Foto’s uit Hoogendijks privé-archief.

Het succes van het loungen kwam dus niet puur en alleen voort uit het feit dat je kon zitten tijdens het uitgaan. Juist de plakkerige klefheid die nu wegens besmettingsgevaar taboe is was de een van de belangrijkste pluspunten. “Het verschil is enorm,” beaamt Micky. Toch denkt ze dat het verdwijnen van de echte lounge-spirit niet alleen aan de pandemie te wijten is. “Die kuttelefoons, die maken dat je minder met elkaar bezig bent en heel erg in je eigen wereldje zit. En nu klink ik heel oud, maar geloof me maar, het was vroeger veel leuker. Want je was met elkaar bezig en je keek naar elkaar.” Laten we deze wijze les meenemen en van het post-corona-uitgaan (dat hopelijk ooit weer terugkomt) een grote kleffe lounge-bedoening maken.