Ontmoet ‘Les Mijeurs’ – de jonge vluchtelingen die tussen wal en schip vallen

(Bovenste foto: een vluchteling die onder het metrostation Jaures in Parijs woonde. De personen op de foto komen niet voor in het artikel, noch behoren zij per se tot “les mijeurs”. Foto: NurPhoto/SIP USA/PA Imges)

Terwijl hij omschrijft hoe hij de genocide in Darfoer ontvluchtte, om vervolgens op de koude straten van Parijs te belanden, brengt de 16-jarige Omar nerveus, hoog gegiechel uit. David (14) verliest zijn verwaande gedrag als hem over zijn eigen reis gevraagd wordt. “We hadden niet veel te eten”, mompelt hij. “Ik ben veel kilo’s kwijtgeraakt bij het oversteken van de Sahara.” Verschillende kinderen hebben heel verschillende reacties wanneer ze de vele beproevingen van hun vlucht bespreken. Maar net als honderden andere onbegeleide minderjarigen in Parijs zijn Omar en David sindsdien beland in een nieuwe, bureaucratische hel. Ze zeggen zelf dat ze minderjarig (“mineurs”) zijn, maar de lokale overheid beweert dat ze meerderjarig (“majeurs”) zijn.

Videos by VICE

De groep voor wie dat geldt – bekend als les mijeurs onder Franse activisten – wordt de wettelijke bescherming die kinderen krijgen geweigerd; ook kunnen ze niet werken of het volwassen asielsysteem betreden, zonder hun eigen zaak te schaden. Gevangen in een juridisch niemandsland belanden de mijeurs op straat.

Engeland draagt verantwoordelijkheid voor hun toestand. Volgens het Refugees Rights Data Project wil grofweg 50 procent van de kindervluchtelingen uiteindelijk naar het Verenigd Koninkrijk: een op de drie werd uit de vluchtelingenkampen in Calais of Dunkirk gehaald. Velen spreken Engels of hebben daar familieleden.

Om hun leeftijd te bewijzen wordt van mijeurs verwacht dat ze een ID met foto tonen – een zeldzaamheid in veel landen – en volledige uiteenzettingen geven van diep traumatische reizen. Ik ontmoet een kind dat zijn tienjarige broer zag verdrinken in de Middellandse Zee; een andere zag een medereiziger doodgeschoten worden in Libië.

Het is bewezen dat PTSS geheugenverlies en inconsistente getuigenissen veroorzaakt. Toch neemt de onwrikbare Parijse bureaucratie kleine inconsistenties in data en cijfers op als bewijs dat kinderen aan het liegen zijn. “Er is oorlog in je geboorteland, je ouders zijn overleden en je moet naar Afghanistan bellen [voor bewijs],” zegt Hélène Seingier van vluchtelingenhulpgroep TIMMY. “Het is gestoord.”

“Iedereen is boos op iedereen daar”, zegt de 17-jarige vluchteling Rahman, vlak nadat hij is weggestuurd bij een centrum van het Parijse Rode Kruis waar leeftijdsbeoordelingen worden uitgevoerd. “Ze antwoorden niet, ze zeggen gewoon ‘ga weg’.” De bewakers die hem naar buiten begeleidden komen aansjokken en proberen ons gesprek op te breken.

Mijeurs krijgen ook geen fatsoenlijke juridische ondersteuning en advies. Buiten het centrum ontmoet ik Hamza (16), een Pakistaan die lijkt te denken dat de twee weken verlof die hij heeft gekregen voordat zijn beoordeling plaatsvindt, een garantie zijn dat hem asiel zal worden verleend. “Er is geen probleem”, zegt hij in gebroken Engels. “Ik heb een kaart.” In werkelijkheid worden bijna alle Pakistaanse asielzoekers afgewezen.

Beten van bedwantsen op de arm van een kindvluchteling, van een door de overheid gefinancierd hostel. Foto: Agathe Nadimi

Agressieve ondervragingen worden vaak verergerd door dubieuze vertalingen. Guy (17) zegt dat een tolk de data van zijn oversteek van Libië naar Italië door elkaar haalde, een fout die wellicht problemen voor zijn zaak kan veroorzaken. Controversiële bottentesten om iemands leeftijd te bepalen zijn maar tot 18 maanden nauwkeurig– wat ze nutteloos maakt. Onder zulke omstandigheden is het niet verrassend dat meer dan 80 procent van de aanmeldingen aanvankelijk afgewezen wordt, volgens een Rode Kruis-klokkenluider.

Eenmaal geweigerd belanden de mijeurs op straat. 50 procent van afgewezen kindvluchtelingen die erin slagen beroep aan te tekenen wordt uiteindelijk toch geaccepteerd. Maar in de maanden dat het duurt om beroep in te dienen krijgen ze geen hulp of onderdak. Een paar van hen wordt er ruimte aangeboden op de vloer van een appartement of kraakpand, maar de meesten worden gedwongen de juridische strijd van hun leven te voeren zonder een dak boven hun hoofd – of terwijl ze rondhangen tussen de mensenhandelaars en pooiers.

Ik ontmoet de 17-jarige Qaher in een aftands kamp in Noord-Parijs zonder tenten of zeil. Hij zwerft al drie weken op straat, wachtend op zijn procedure. Na een slapeloze, hongerige nacht onder karton in de motregen wordt hij nu verplaatst door bewapende politie. “We leven als dieren”, zegt hij. “De kou en regen zijn normaal voor ons. We hebben niks”.

Rahman sliep “drie weken onder een brug”, terwijl Guy twee weken leefde “in een bouwplaats, van acht tot zes en dan overdag op straat”. Andere minderjarigen zonder begeleiding slapen in de metro. Een kind wordt elke dag in een kiosk opgesloten door de vriendelijke eigenaar, om er opgekruld op de vloer te kunnen slapen. Rond de 50 procent van de vluchteling-straatkinderen is uit kampen getrapt door politie, 40 procent is door traangas geraakt en 25 procent is met politiegeweld in aanraking gekomen.

Het kamp waar de auteur de 17-jarige Youssof ontmoette.

Naast eten, onderdak en beltegoed om naar huis te bellen wordt er een dringende behoefte herhaald door Parijse activisten: behoefte aan informatie. In een kamp onder een viaduct, waar schuilplaatsen zijn gemaakt tussen betonblokken, is de net-gearriveerde 17-jarige Youssof op zoek naar het kamp, om onderwijs en eten te krijgen. Hij blijkt de Bubble te bedoelen, een procedure-centrum voor volwassenen waar geen minderjarigen opgevangen worden en waar geen onderwijs plaatsvindt. Hoewel er weinig ruimte is, worden er normaal gesproken kamers in hostels door de stad toegewezen aan onbegeleide minderjarigen die op de eerste overheidsbeoordeling wachten. Veel nieuwkomers weten dat niet en slapen in plaats daarvan op slechte plekken.

Activiste Sonia, die tijdelijke huisvesting regelt voor kinderen die anders buiten moeten slapen, merkt op dat de hostels vaak slechts een beetje beter dan de straat zijn: “Ze kunnen niet slapen, hun huid ontsteekt, ze hebben geen dekens… er zijn vlooien, bedwantsen, uitslag op hun armen… soms moeten ze met alcoholisten en daklozen eten.” Rahman bracht de nacht ervoor door in een slaapzaal waarvan hij zegt dat er geen fatsoenlijk sanitaire voorzieningen waren, terwijl constante verhuizingen door de stad en beperkt voedsel en reisvoorzieningen het moeilijk maken voor mijeurs in hostels om hun zaak te bevechten.

De meerderheid van de mijeurs die buiten slapen vindt het nóg moeilijker om aan de eisen van het rechtssysteem te voldoen, omdat ze gedwongen worden door een grote, vreemde stad te reizen. Guy miste een cruciale leeftijdsbeoordeling omdat hij buiten sliep zonder mobiele telefoon. Hij woont nu bij een gastgezin dat hem vrijwillig heeft opgenomen, terwijl hij op zijn tweede kans wacht. “Ik voel me hier heel goed”, zegt de 17-jarige, die zijn moeder achterliet in een Libische gevangenis. “Maar ik had nooit gedacht dat het zo ingewikkeld zou zijn.”

Deze kinderen zijn de oorlog ontvlucht, hebben woestijnen doorkruist, verloren familieleden op de Middellandse Zee, kregen te maken met mishandeling door Oost-Europese politieagenten en kwijnden maandenlang weg in de Jungle van Calais. Door alle andere onbegeleide kinderen te weigeren heeft Groot-Britannië zijn handen volledig van de zaak afgetrokken. En nu haalt ook Frankrijk zijn schouders op.

Net zoals de mijeurs moeite hebben om de gruwelen die ze hebben achtergelaten onder woorden te brengen, van terreurbedreigingen van de Taliban in Afghanistan tot schendingen van mensenrechten in subsaharisch Afrika, spreken ze ook nog voorzichtig als het over hun onzekere toekomst gaat. “Ik zal in de toekomst misschien een goed leven hebben,”, zegt Guy twijfelachtig. “Maar momenteel is het zwaar voor me.”

De namen van alle vluchtelingen zijn veranderd om hun identiteit te beschermen.