Existentiële crisissen en het gevoel dat je niet bij de groep hoort, is een fundamenteel onderdeel van opgroeien. Voor jongeren van kleur die opgroeien in een voornamelijk witte omgeving, gaat dit vaak nog een tikkeltje verder. Volgens het Centraal Bureau voor de Statistiek woont het grootste deel van de Nederlandse jongeren met een niet-westerse achtergrond in de randstad. Voor de jongeren die buiten de randstad wonen is het helaas dagelijkse realiteit om geconfronteerd te worden met het feit dat ze er niet uitzien als de gemiddelde tiener uit hun klas. En dat ze er daardoor dus niet helemaal bij horen, puur door hun huidskleur.
VICE sprak twee vrouwen en een man van kleur over opgroeien in een voornamelijk witte omgeving, onderhuids racisme en wat we volgens hen met z’n allen kunnen doen om de samenleving inclusiever te maken voor de toekomstige generatie.
Videos by VICE
Tony, 29
Mijn moeder is vanuit Ghana gevlucht naar Duitsland, waar ik ben geboren. Vanuit Duitsland zijn we verhuisd naar een asielzoekerscentrum in Strijen, een klein dorpje tussen Rotterdam en Dordrecht. Mijn moeder werd ziek en het asielzoekerscentrum was geen goede plek om op te groeien, dus uiteindelijk ben ik op m’n vierde in een pleeggezin terechtgekomen, ook in Strijen. Op mijn tiende is mijn moeder overleden.
Ik heb mijn pleegouders altijd als mijn echte ouders gezien, dus ik had niet het gevoel dat ik er alleen voor stond. Toch was mijn moeder, naast mijn tante, de enige binding die ik had met waar ik oorspronkelijk vandaan kom. De dood van mijn moeder heeft ervoor gezorgd dat ik me op een gegeven moment ontheemd en eenzaam voelde op de plek waar ik was. Geen enkel vriendje had dezelfde situatie als ik en ik woonde in een dorp waar mijn huidskleur een uitzondering was. Gelukkig werd ik altijd omringd door mensen die me lief hadden.
Toch hebben ook de mensen die het beste met me voor hebben grapjes gemaakt die eigenlijk niet door de beugel konden, zoals opmerkingen tijdens het sinterklaasfeest ‘dat ik me niet hoef te schminken’. Deze grapjes en opmerkingen die me het gevoel gaven dat ik anders was dan de rest, zijn niet vanuit een slechte intentie gemaakt, maar ze hadden wel meer impact dan zowel ik als zij oorspronkelijk doorhadden. Een onderscheid maken tussen huidskleuren zit diepgeworteld in de samenleving: in de feestdagen, uitspraken en terminologie. Het is dus niet zo gek dat je als wit persoon niet doorhebt dat sommige uitspraken kwetsend kunnen zijn.
Op de middelbare school werd ik een tijdje gepest door een groep jongens. Ze zeiden bijvoorbeeld dat ik een bananenplukker of katoenplukker ben en dat ik stink. Uiteindelijk was ik het zat en ben ik naar de rector gestapt. Gelukkig is er toen door school erg adequaat gehandeld en hield het gepest vrij snel op. In de meest onzekere periode van mijn leven hoorde ik dat ik nooit genoeg zal zijn zoals ik ben, daarom denk ik dat het cruciaal is om voor toekomstige generaties zo vroeg mogelijk het onderwerp ‘racisme’ op te nemen in je lessen. Zo leer je jongeren – die vaak niet bewust zijn van de kracht van hun woorden – de impact van onderhuids racisme.
De enige verbinding die ik had met mijn roots was mijn tante. Ze leerde me de taal en kookte Ghanees voor me. Met de jaren werd ik steeds bewuster van andere zwarte mensen die het goed deden en hierdoor begon ik zelf ook steeds trotser te worden op mijn Ghanese roots. Inmiddels woon en werk ik in Amsterdam en ondanks dat een groot gedeelte van zowel mijn privé- als professionele relaties wit is, word ik ook hier steeds meer omringd door zwarte mensen. Afgelopen jaar werd ik uitgeroepen tot een van de ‘Black Male Achievers 2019’. Dit is een titel voor zwarte mannen die op een andere manier dan sporter of artiest als een rolmodel gezien worden voor zwarte jongeren. Dit was voor mij de eerste keer in mijn leven dat ik echt de bevestiging voelde dat ik er mag zijn en dat ik mezelf volledig mag omarmen zoals ik ben.
Ik voel me absoluut geen slachtoffer. Ik sta vandaag de dag namelijk enorm sterk in mijn schoenen en put veel kracht uit de recente ontwikkelingen. Het adresseren van racisme en het delen van de vervelende ervaringen die je als zwarte man of vrouw hebt meegemaakt, worden helaas nog steeds gezien als het opzoeken van ‘een slachtofferrol’. Dat is jammer, want ik vind het belangrijk dat je je niet afsluit voor de nare ervaringen die wij als zwarte mensen meemaken. Alleen zo kunnen we samen tot een oplossing komen voor het uitbannen van racisme.
Martine, 23
“Mijn moeder is geboren in Nederland. Mijn vader is een vluchteling uit Liberia. Ikzelf ben geboren in Nederland en groeide tot mijn zeventiende op in Twente. Daar was ik een van de weinige zwarte mensen in mijn omgeving. Alhoewel ik geregeld aangesproken werd op mijn huidskleur, ben ik ook bewust van de privileges die ik heb. Mijn ouders zijn hoogopgeleid. Mijn familie is nooit arm geweest. Ik heb de kans gehad om te studeren. Ik praat zonder accent. Dit zijn allemaal elementen die me privileges gaven die niet iedereen van kleur heeft. Daarom vind ik het soms moeilijk om mijn frustraties over wat ik heb meegemaakt voor mezelf te verantwoorden.
Thuis werd er niet echt gepraat over racisme. Mijn moeder zag mijn bruine huid eerder als iets wat me bijzonder maakte en waar ik trots op moest zijn. Het is erg fijn om die boodschap van thuis uit mee te krijgen, en het heeft me ook een gevoel van trots gegeven over wie ik ben, maar het zorgde er ook voor dat ik nooit goed wist hoe ik moest omgaan met het racisme dat ik wel ervaarde.
Ik werd geregeld ‘poep’ genoemd en de vergelijking met Zwarte Piet werd ook elk jaar gemaakt. Op de middelbare school vertelden klasgenoten me verschillende keren dat ‘ze nooit op zwarte vrouwen zouden kunnen vallen’. Toch had ik niet het gevoel dat ik echt buiten de boot viel omwille van mijn huidskleur: niet omdat er geen racisme was, maar omdat ik vaak vrolijk meedeed met de grapjes. Ik zei het ‘n-woord’, niet alleen omdat ik zo het woord minder gewichtig wilde maken, maar ook uit ongemak en omdat ik dacht dat dit de juiste manier was om me te gedragen. Als kind leer je al snel om conflict te vermijden door gezellig mee te doen met de grapjes. Pas toen ik tijdens de protesten hoorde hoeveel andere zwarte mensen dit ook ervaren, durf ik hardop te zeggen dat kleur wellicht een rol speelde in mijn leven.
Ik ontdek ook hoe ik zelf allerlei vooroordelen heb. In de top van bedrijven, in scholen of in de politiek zie je vaak witte mensen, waardoor ikzelf als tiener ‘wit zijn’ vaak onbewust associeerde met goed leiderschap en kennis. Daarbij ben ik een zwarte, lesbische vrouw en als tiener kende ik geen zwarte, lesbische vrouwen naar wie ik kon opkijken. Biologisch gezien is het handig om in hokjes te denken, maar die hokjes zijn nu cultureel bepaald. Die cultuur heeft ons aangeleerd dat wit goed is en zwart vaak slecht. In de psychologie heet dit ‘implicit bias’. Ik denk niet dat je dus automatisch een kwaadaardig persoon bent omdat je door het systeem waarin we leven bepaalde vooroordelen hebt. Ik ben er ook niet immuun voor. Ik denk wel dat we met z’n allen ervoor kunnen zorgen dat dit verandert.
Ik vind niet dat ik een moeilijke jeugd heb gehad. Ik kom wel over de poep-grapjes heen. Maar ik vind het, nu ook aan het begin van mijn carrière, moeilijk dat ik zo weinig mensen heb gehad naar wie ik op kan kijken, waardoor ik meer twijfel aan mezelf. Ik hoop dat de nieuwe generatie zwarte jongeren opgroeit in een wereld waarin ze gerepresenteerd worden. De eerste stap hierin is erkennen dat er een probleem is, zodat we dit samen kunnen oplossen.”
Marilyn, 29
“Ik ben opgegroeid in Enschede met een Ghanese moeder, in een bijna voornamelijk witte omgeving. Ik had als kind geen vriendinnetjes met een donkere huidskleur en kende eigenlijk überhaupt weinig mensen met dezelfde huidskleur als ik. Ik had niet het gevoel dat ik veel last had van het feit dat ik een van de weinige mensen was met een bruine huid. Pas achteraf realiseerde ik me dat sommige zaken die ik meegemaakt heb, een grotere impact op me hebben gehad dan ik oorspronkelijk dacht.
Als kind hoorde ik weleens dat ik een verbrande aardappel was, maar de meest schadelijke uitspraken zitten in de vooroordelen die de stedelingen hadden over mensen van kleur. Zo werden vluchtelingen geregeld gelukszoekers genoemd, die naar Nederland komen om te profiteren van de rijkdom. Mijn moeder schrok er altijd van. Zijzelf is ook een vluchteling en ze vond het pijnlijk dat mensen die haar zware verleden kennen, alsnog op die manier konden spreken. Ze probeerde hun vaak uit te leggen dat vluchtelingen hier niet voor hun plezier waren en dat ook voor haar de tocht naar Nederland geen plezierreisje was. Daarop zeiden mensen altijd dat mijn moeder ‘anders was dan de rest’. Ook hoorde ik geregeld dat ‘donkere mensen van nature lui zijn’ of dat ‘donkere mannen altijd vreemdgaan’. Die uitspraken werden snel afgesloten met de ‘geruststelling’ dat mijn moeder en ik anders zijn. In het begin ging mijn moeder altijd het gesprek aan, maar ze vond het ook ontzettend vermoeiend om zichzelf keer op keer te moeten verdedigen.
Op school werd er niet echt aandacht geschonken aan de impact van racisme op de hedendaagse maatschappij. De lessen over het kolonialisme gingen enkel over wat er vroeger was gebeurd, niet hoe het nu nog steeds nazindert in onze huidige wereld. Ook in de media heeft het lang geduurd voordat er grootschalig tegengeluid kwam tegen racisme. Nu gebeurt dit wel. Dat maakt me ontzettend blij, maar ik voel ook onbegrip en verdriet. Ik snap namelijk niet waarom er nog zo veel mensen fundamenteel tegen de strijd tegen racisme kunnen zijn. Hoe meer we vragen om gelijkheid, hoe meer tegengas je krijgt van sommigen – misschien omdat ze bang zijn dat dit inhoudt dat zij zelf hun rechten zullen verliezen. Ik hoop gewoon dat nu de boodschap écht overkomt.”