Identiteit

Sander Schimmelpenninck wil dat iedereen werkt, ook mensen met veel vermogen

sander schimmelpenninck door raymond van mil

De vermogensongelijkheid in Nederland groeit. Terwijl werkende armen het aan de ene kant steeds zwaarder hebben, verdient een groeiende groep rijken geld met hun vermogen, dat bijna vanzelf meer waard wordt en amper belast is. Voormalig Quote-hoofdredacteur en Volkskrant-columnist Sander Schimmelpenninck (37) maakte voor de VPRO een tv-serie over deze tegenstelling: Sander en de Kloof. De aanleiding voor deze serie is niet dat Sander zelf nou zoveel last heeft van die ongelijkheid: hij heeft zijn Amsterdamse appartement met tonnen overwaarde verkocht, hij bezit vastgoed in Kroatië, hij heeft aandelen én hij is als graaf de toekomstige erfgenaam van een familiefortuin en een landgoed. Ik ging bij Sander op bezoek om erachter te komen wat dan wel zijn drijfveren zijn om zich bezig te houden met het steeds groter wordende gat tussen arm en rijk. 

“Ik pleit in de serie voor maatregelen die tegen mijn groep ingaan. Dat vinden mensen in deze tijd zo onvoorstelbaar, dat ze denken: ‘hij zal wel iets te verbergen hebben. Er klopt hier iets niet.’ Maar ik ben gewoon oprecht bezorgd over die kloof. Ik vind het ergens wel irritant, dat mensen niet inzien dat ik het meen,” vertelt Sander. In de eerste aflevering van de serie gaat hij, alsof hij wil bewijzen dat het hem menens is, erg ongemakkelijke gesprekken aan met de vermogende mensen in zijn eigen sociale kring. Terwijl hij een Big Green Egg-barbeque aansteekt, stelt hij zijn vriendengroep vragen over hun privileges en hun jubeltonnen. Aan tafel in het Nijenhuis, het landhuis waar zijn ouders wonen en dat ooit van hem (en zijn zus en vijf neefjes en nichtjes) zal zijn, zegt hij dat hij best meer belasting over zijn erfdeel zou willen betalen. Ook vraagt hij wat zijn ouders van vermogensongelijkheid vinden. 

Videos by VICE

Zijn vader noemt het “opvallend” dat Sander zo met het onderwerp bezig is. “Is dat sinds je Quote-tijd?” Sander antwoordt bevestigend, maar vertelt ook waarom iedereen zich zou moeten bekommeren om groeiende vermogensongelijkheid: “Als vermogensongelijkheid zich vertaalt in kansenongelijkheid, is dat problematisch.” Sander onderbouwt dat vooral met principiële argumenten, zoals bewondering voor de “selfmade-man”. Zijn vader concludeert later in het gesprek pragmatisch dat ook rijke mensen uiteindelijk niet gebaat zijn bij groeiende kansenongelijkheid. “We hebben er natuurlijk belang bij dat er rust en vrede heerst in de samenleving, dat mensen zich gewaardeerd voelen en denken dat ze kansen hebben.” Sander corrigeert hem: “Niet alleen denken dat ze kansen hebben, maar ook dat ze kansen hebben.” 

2021123167479.jpg

Als Sander in een andere scène een sessie volgt bij een op de Zuidas gevestigde systeemtherapeut, moet hij gevoel bij de vermogensongelijkheid illustreren met Playmobil-poppetjes, een grote groep zonder schatkist, en een kleine met schatkist. “En als de poppetjes dan niet meer over de kloof kunnen, breekt de pleuris uit,” zegt hij, “dan gaan ze het zelf pakken.” En hij laat een poppetje met een zwaard over de kloof lopen. 

Sander zegt desgevraagd dat hij vaak nadenkt over het uitbreken van de pleuris, omdat dat in zekere zin al gebeurt. “Het Capitool is vorig jaar bestormd. En ook in Nederland is er een groeiende groep die boos is. Dat zijn niet de mensen die het minst te besteden te hebben. Het is een deel van de middenklasse die een gevoel van relatieve armoede ervaart. Ze denken: ik doe normaal, ik werk, maar ik kom niet vooruit.” Als ik hem vraag wie hij denkt dat het eerst onder de guillotine komt als er daadwerkelijk een gewelddadige opstand komt, zegt hij: “ik”. Met een lach, maar zonder aarzeling. 

“Ik sta symbool voor wat veel mensen de elite vinden, de culturele elite. Ik heb natuurlijk ook best een beetje vermogen bij elkaar gewerkt, maar mensen zijn niet boos vanwege het geld.” Ook zijn adellijke afkomst, die tijdens de Franse Revolutie bijvoorbeeld wel een risico opleverde op de guillotine, speelt volgens hem geen rol. “Dat vinden ze niet zo erg. Dat komt in mijn serie op verschillende momenten goed naar voren: de gewone man die verneukt wordt door het systeem kan niet boos zijn op de rijken. Ik sprak bijvoorbeeld met een heel eerlijke vrachtwagenchauffeur die helemaal niet vond dat er meer belasting zou moeten worden betaald over vermogen, zodat hijzelf minder belasting zou hoeven betalen over zijn werk. De groep mensen die eigenlijk op herverdeling aan zou moeten sturen, gelooft niet dat de overheid daartoe in staat is. Het is een complexe wereld, waarin mensen bereid zijn om van alles te doen dat tegen hun eigen belang ingaat, omdat ze een bepaald wereldbeeld hebben, of helemaal geen wereldbeeld.” 

Als je mensen de hele tijd hoort klagen over ‘de elite’ en ‘de onzichtbare macht’, dan denk je wel twee keer na om jezelf daartoe te rekenen. Want dat hoeft ook niet.

De rijken houden zich ondertussen gedeisd, ziet Sander. “Ze zijn zich vaak bewust van het probleem, maar ze kiezen ervoor om er niets aan te doen en er onderling niet over te praten. Als je mensen de hele tijd hoort klagen over ‘de elite’ en ‘de onzichtbare macht’, dan denk je wel twee keer na om jezelf daartoe te rekenen. Want dat hoeft ook niet. Maar uiteindelijk heeft iedereen een verlicht eigenbelang bij het vermijden van een situatie waarin de pleuris uitbreekt. Als je de geschiedenis bestudeert is de deprimerende conclusie dat ongelijkheid in tijden van vrede groeit, totdat het resulteert in oorlog. Ik zou willen dat we van het verleden zouden leren, en dat we geen oorlog nodig hebben om aan herverdeling te doen.” 

Een betere manier om dit voor elkaar te krijgen is volgens Sander om ervoor te zorgen dat werken meer loont dan het nu doet, en vermogen minder. En daarin sluit zijn kruistocht tegen de vermogensongelijkheid naadloos aan bij wat zijn andere levensmissie lijkt te zijn: het belang van werk benadrukken. Volgens hem komen de “domrechtse” meningen van twittertrollen en andere boze mensen voort uit hun overschot aan vrije tijd – een opvatting die hij zelf dan weer op Twitter deelt. Ook veel van zijn andere tweets en columns zijn een oproep aan mensen om vooral te gaan werken. Vrouwen die in deeltijd werken moeten het bijzonder vaak ontgelden: volgens Sander is het hun schuld dat vrouwen over de gehele linie nog altijd minder verdienen dan mannen. Hij noemt dit “deeltijddecadentie”, en gaat zelfs zo ver om te beweren dat deeltijdwerk het “ultieme Nederlandse taboe” is. Het zijn standpunten waarmee hij feministen en collega-Volkskrantcolumnisten steevast op de kast jaagt. Er zitten dan ook nogal wat haken en ogen aan, want vrouwen in heterorelaties werken vaak minder omdat ze meer onbetaalde zorgtaken op zich nemen dan hun mannen. Maar met deze serie laat Sander zien dat zijn oproepen om te gaan werken veel verder gaan dan provocatie: voor hem is werk oprecht van intrinsiek belang. 

In de aflevering over de ongelijkheid op de woningmarkt volgt Sander Job en Melanie, twee deelnemers aan The Great Property Experience, een cursus huisjesmelken. Zij streven naar “financiële vrijheid” door zo goedkoop mogelijk vastgoed op te kopen en dat vervolgens zo duur mogelijk te verkopen of te verhuren. Ikzelf ging daar toevallig ook langs voor mijn eigen serie De Rijkenfluisteraar, waarin ik onderzoek of rijkdom in deze tijd niet heel ongemakkelijk is. Ik vond het vooral treurig dat de “financiële vrijheid” van de vastgoedbezitter betekent dat de huurder harder moet werken om ergens te kunnen wonen, maar voor Sander is het streven naar “financiële vrijheid” an sich minstens net zo kwalijk. “Melanie is bijvoorbeeld opgeleid als arts, maar wil pandjes verhuren zodat ze niets meer hoeft te doen. Dat vind ik…leeg.” Bij hemzelf is het andersom, vertelt hij. “Ik beleg ook in vastgoed, maar dat doe ik juist om andere dingen te kunnen doen, die nauwelijks geld opleveren. Een column schrijven voor de Volkskrant, of een VPRO-documentaire maken, daar word je niet rijk van. Ik zou liever wat minder belasting betalen over mijn inkomen en meer over mijn vermogen.” 

Sander streeft niet naar een utopie waarin niemand hoeft te werken. Om die reden is hij ook kritisch op het basisinkomen, een veelbesproken manier om de harde randjes van het kapitalisme af te veilen. “Dat hele idee is op een gegeven moment door Rutger Bregman omarmd en ook geframed als een soort progressief ideaal. Maar het is ook populair in Silicon Valley, en dat is niet voor niets. Het is een soort aalmoes, een afkoopsom voor het volk. Je geeft ze net genoeg, zodat ze zich koest houden. Ik geloof heel erg in werk als de motor voor sociale stijging, als verheffingsmechanisme, als de manier om vooruit te komen in het leven, en met het basisinkomen haal je die mogelijkheid weg.” 

Ik breng daar tegenin dat het ook verheffend kan zijn om niet voor geld te hoeven werken: hield de adelstand zich niet eeuwenlang bezig met onder andere het schrijven van poëzie? “Dat vind ik wel een heel romantische voorspiegeling van vrije tijd,” zegt Sander. “Ik geloof helemaal niet dat dat goed is. Als ik naar mijn eigen familie kijk – want we moeten het toch altijd weer persoonlijk maken in gesprekken – zijn er hele generaties die niet hebben gewerkt. Die waren zonder uitzondering ongelukkig, en ik denk dat dat samenhangt met werk. Ze waren emotioneel instabiel, hadden weinig zelfvertrouwen en voelden zich niet nuttig. Die verhalen leven heel sterk in mijn familie. Mijn grootvader was eigenlijk de eerste die gewoon ging werken, en ook vond dat dat moest. Hij had best kunnen rentenieren als hij had gewild. Vier, vijf generaties daarvoor hadden nauwelijks iets uitgevoerd. Maar dan schaam je je ook een beetje. Het is niet leuk om te moeten vertellen: mijn vader doet eigenlijk niets. Hij speelt fluit.” 

Sander wenst zich niet bezig te houden met iets frivools als kunst om de kunst en kiest met diepe overtuiging voor een carrière midden in de maatschappij. “Ik denk dat je veel plezier kan halen uit vrije tijd, hobby’s, je gezin en de mensen om je heen. Maar wat ons onderscheidt van alle andere beesten is dat we ook plezier kunnen halen uit het collectief, het grotere geheel. We zijn geen apen die denken: dit is mijn kind, en de rest mag sterven. We kunnen verder kijken dan onze eigen bloedlijn, en als het goed is, bijdragen aan het grotere geheel.” Hij levert dan ook met liefde een groter deel van zijn toekomstige erfenis in bij de fiscus. Dat sentiment leeft bij een groeiende groep rijken, waarvan hij voorvrouw Marlene Engelhorn interviewde voor zijn serie. Sander zou het zelfs niet erg vinden als hij zijn familiekasteel, het Nijenhuis, nooit zal bezitten. “Dan zou er een stichting van gemaakt moeten worden, wat ik prima vind. Waar het mij om gaat is dat het landgoed als eenheid blijft bestaan, als een mooie cultuurhistorische plek waar iedereen van kan genieten. Het is opengesteld en dat moet zo blijven. Het maakt niet uit of ik het juridische bezit heb.” 

“Dat is het probleem met dat dynastieke denken van rijke mensen: ze willen het eeuwige leven, maar dat bestaat niet.”

Toch geldt dat niet voor alle erfgenamen, zegt hij. “Veel mensen hebben emotionele gevoelens bij het eigenaarsschap. Die vinden toch dat ze recht hebben op het eigendom, omdat een voorvader het ooit heeft gekocht. Een erfenis is natuurlijk ook emotioneel. Maar uiteindelijk gaat het om gevoel, het zou niet materieel moeten zijn. Stel dat we over het koningshuis eindelijk gaan denken: wat een onzin, we houden ermee op. Dan moeten ze gewoon in Vleuten gaan wonen, en Amalia achter de kassa bij de McDonalds. Maar ze kunnen dan toch nog steeds een band voelen met die landgoederen, omdat er zoveel familiegeschiedenis is? Het zal heus verwateren, maar ik denk dat dingen ook moeten verwateren. Dat is het leven. Dingen verwateren, dingen gaan dood, en er worden weer nieuwe dingen geboren. Dat is het probleem van overerfbaarheid, en dat hele dynastieke denken van rijke mensen: ze willen het eeuwige leven, maar dat bestaat niet.” 

Sander en de kloof” komt op televisie vanaf donderdag 20 januari 2022, 21.00 uur, VPRO, NPO 3