In deze serie laat VICE Sports jonge vechtsporters aan het woord. Dit keer is het de beurt aan Regian Eersel, een 26-jarige kickbokser uit Paramaribo. Hij woont in Amsterdam en traint bij Sityodtong Gym. Eersel is in Nederland nog niet zo bekend, maar in het buitenland is dat wel anders. Hij is kampioen bij One Championship, de grootste vechtsportbond van Azië.
Dit is zijn verhaal.
Videos by VICE
Ik dans vaak vlak voor een gevecht. Dan zet ik Nederlandse hiphop op, Bizzey en Chivv bijvoorbeeld. Ik ben dan relaxed, lekker mijn spieren los aan het gooien. Pas als ik de kleedkamer uit ga, pomp ik mezelf echt op en gaat trainer me ook opfokken. De adrenaline stroomt dan door mijn lijf. Op het moment dat de gordijnen opzij gaan en ik mijn masker op heb, laat ik alles los.
De agressiviteit wordt dan alleen maar meer.
Het masker dat ik draag voor een gevecht, komt uit de film 300. Daar zit een groep strijders in die The Immortals heten, zij dragen die maskers. Mijn vrienden noemen mij al jaren The Immortal. Ik heb die bijnaam gekregen in de C-klasse. Tijdens partijen nam ik tussen de rondes door een slokje water, luisterde naar mijn coach, nam een ademteug en ging dan meteen weer middenin de ring staan. Stond ik daar, met mijn armen over elkaar, te wachten tot mijn tegenstander klaar was met zijn pauze. Het leek alsof ik nooit moe werd.
Het kickboksen werd voor mij serieus op mijn negentiende. Toen had ik mijn eerste buitenlandse trip als kickbokser. Ik ging voor een K-1 partij naar Baku, de hoofdstad van Azerbeidzjan. Ik verloor het gevecht daar helaas, omdat ik mijn tegenstander onderschatte, maar dit was voor het eerst dat de reis naar de partij en het verblijf daar allemaal voor me werden betaald. Dat gaf me een goed gevoel. Ik had die trip zelf verdiend met mijn werk als kickbokser.
Na die trip naar Azerbeidzjan heb ik nog gevochten in Rusland, China, de Verenigde Staten, Suriname, de Filipijnen, Singapore en Griekenland. In Nederland heb ik nauwelijks gevochten. Dat komt door het systeem dat ze hier bij veel organisaties hebben voor beginnende kickboksers. De promotor organiseert dan een gala en vraagt de vechters om zelf kaartjes en tafels te verkopen. Zo moet de vechter zijn geld verdienen. Maar ik vind: een promotor is er niet voor niks. Hij moet promoten; kaartjes en tafels verkopen. Dat is niet de taak van de vechter.
In de Verenigde Staten bijvoorbeeld, wordt de vechter gewoon betaald om op te komen dagen. Dat is het. In Nederland werkt het niet zo, en ik had geen zin om voor een habbekrats te gaan vechten. Dat systeem in Nederland heeft ook nog een ander effect. Doordat jonge vechters zelf die kaartjes en tafels moeten verkopen, gaan ze naar hun vrienden. Ze gaan naar opties kijken om die tafels te verkopen. Soms zijn die vrienden criminelen. Wie heeft er anders een paar duizend euro liggen om een paar uurtjes te kijken naar kickbokswedstrijden? Zo rollen die criminelen de kickbokswereld in, en wordt kickboksen geassocieerd met criminaliteit.
Daarom ben ik mijn weg in het buitenland gaan zoeken. Daar heb ik bijzondere dingen meegemaakt. Het gekste was een keer in China, toen ik er helemaal in het binnenland vocht, ver weg van de toeristische plekken. Ik kwam echt in een andere wereld terecht. Ik stapte in een restaurant het toilet in. Dat was gewoon een gat in de grond. Een Chinese man zat daar gehurkt in te poepen. Bij de wasbak stond een andere Chinees te roken. Ze waren gewoon met elkaar aan het praten, alsof er niks aan de hand was. We gingen ook de sauna in. Daar zat een Chinees de krant te lezen. Hij trok zijn been op, liet een scheet en las weer verder. Ik dacht: wat de fok is dit? Het was er echt anders.
Dat is nu alweer jaren geleden. Nu heb ik een goed contract bij One, de grootste vechtsportbond van Azië. Maar ik werk ernaast nog wel gewoon in Amsterdam. Je weet nooit hoe het loopt in de sport, dus ik werk nog elke week als kok in een kinderdagverblijf. Ik was daar eerst afwasser. Op een dag vroeg de chef-kok of ik iets kleins voor hem kon koken, pasta of zo. “Tuurlijk,” zei ik. “Ik heb een Surinaamse afkomst. Ik kan koken.” Het begon met iets kleins, nu kook ik standaard voor de kinderen. Dat geeft me zekerheid naast het kickboksen. Je weet maar nooit of je zwaar geblesseerd raakt of zo. Ik wil daar niet volledig afhankelijk van zijn.
Nu ben ik de kickbokskampioen op het lichtgewicht van One, nadat ik Nieky Holzken heb verslagen. Ik hoop dat ik later, als ik gestopt ben als kickbokser, herinnerd word als een agressieve en dominante vechter. Ik hoop dat ik dan een toppartij heb neergezet die de geschiedenis in gaat. Een partij waarvan mensen zeggen: die moet je gezien hebben. Waar kids op Youtube dan nog steeds naar teruggaan, om mij dansend de ring in te zien lopen, met mijn masker op.
Het verhaal van Regian is ook uitgebreider te horen in onze podcast. Deze is hier te luisteren: