Het is niet makkelijk om de zoon van een legendarische sporter te zijn – vraag dat maar aan Jordi Cruijff of Daley Blind. Ook kickbokser Roël Mannaart (24) heeft wat dat betreft zijn naam niet mee. Hij is de zoon van André Mannaart, die vroeger zelf vocht tegen gasten als Ernesto Hoost en Ray Sefo, om later de wereldwijd gerespecteerde trainer te worden van gasten als Peter Aerts en Remy Bonjasky.
Toch maakt Roël de laatste jaren op eigen benen naam in de kickbokswereld. Hij was lange tijd niet van plan om een carrière op te bouwen als kickbokser, maar sinds hij zes jaar geleden serieus begon met trainen, won hij meerdere titels als zwaargewicht. Begin vorig jaar won hij de K-1-titel in Japan, om vervolgens bij Glory te tekenen. Vandaag maakt hij zijn Glory-debuut in de Johan Cruijff Arena.
Videos by VICE
VICE Sports sprak Roël in Mejiro Gym over zijn opkomst in de kickbokswereld via de K-1 in Japan. Dit is zijn verhaal.
“Iedereen zegt altijd dat Tokio geweldig is, en natuurlijk moet je die cultuur een keer gezien hebben, maar ik moet je eerlijk zeggen dat ik de stad eigenlijk helemaal niet zo mooi vind. Tuurlijk, het heeft zijn charmes en er wonen heel veel mensen, maar de gebouwen en de metro’s zijn allemaal grijs. Er zit niet veel kleur in. De laatste keer dat ik in Tokio moest vechten, kwamen de lotusbomen in bloei. Toen was er eindelijk een beetje kleur te bekennen.
Misschien zou ik Tokio eens uit moeten gaan, omdat de natuur in Japan heel mooi schijnt te zijn. Maar als ik in Japan kom, kom ik om te vechten. Via mijn vader hoorde ik begin vorig jaar dat de K-1 een nieuw toernooi voor zwaargewichten tot 100 kilo op wilde zetten. De K-1 vroeg of ik mee wilde doen, daar hoefde ik niet over na te denken. Ik was nog een beginner en het ging om leuk geld, al helemaal als ik het toernooi zou winnen. Helaas ben ik die eerste keer niet tot de titel gekomen. Maar het was voor mij wel het begin van het grote werk.”
“Mijn pa en ik vlogen naar Japan met een groep van veertien man. Ik weet niet of dat de verstandigste keuze is geweest. Het werd een soort feestje, terwijl ik er kwam om te vechten. Zeker de eerste keer op zo’n toernooi was dat niet handig. Ik ben er ook bij een paar K-1 gyms wezen kijken. Die namen ons allemaal uit eten naar van die speciale restaurants met allemaal slakken en sushi die nog half levend is, en octopus met van die zuignappen er nog aan. Ik raakte afgeleid, en was met andere dingen bezig. Dat zijn geen excuses, maar zo is het gegaan.
In het stadion zat iets van achtduizend man voor het toernooi. Ik kwam voor mijn eerste gevecht, tegen de Japanner Masahiro Iwashita, op met het nummer Till I Collapse van Eminem. Toen ik een jaar of acht was, is Eminem een keertje in Nederland geweest voor een concert. Ik was erbij en we hadden geweldige plekken, dus dat ben ik nooit vergeten. Nu luister ik eigenlijk nooit meer naar Eminem als ik even lekker een pokoe wil horen. Maar Till I Collapse klopt met het vechten, dus dat is mijn opkomstnummer. Daar krijg ik een opgefokt gevoel van.
Ik voelde gelijk dat het gevecht tegen Iwashita niet echt een probleem zou worden. Maar dan win je, en moet je daarna meteen nog een keer. Er zat misschien een half uurtje tussen. In die pauze zag ik Ibrahim El Bouni zijn tegenstander keihard KO slaan in de eerste ronde van zijn gevecht. Dat vond ik wel klote om te zien, omdat ik in de halve finale tegen hem moest. De partij tegen Ibi werd vervolgens niet de partij die het had kunnen worden. Dat lag aan mezelf. Hij was die avond de betere en won op KO. Ik heb een schijthekel aan verliezen, je gaat gewoon af.”
“Een paar maanden later kreeg ik gelukkig de kans om alsnog voor de K-1-titel te gaan. Ibi had in de finale van Antonio Plazibat verloren. De K-1 vroeg of ik daarna tegen Plazibat wilde vechten voor zijn eerste titelverdediging. ‘Tuurlijk, wanneer gaan we?’, zei ik. Ik denk dat niet veel mensen hadden verwacht dat ik van Plazibat zou winnen. Maar die mensen vergaten dat ik extra hongerig was, omdat ik net van Ibi had verloren. Dit keer gingen we met zijn vieren naar Japan. Mijn pa, twee vrienden en ik. We gingen erheen met een missie.
We werden op de dag van het gevecht niet normaal vroeg opgehaald uit het hotel. Om half acht moesten we al naar het stadion, want dit was de grootste show die de K-1 in een hele lange tijd had gedaan. Ze wilden dat ik eerst ging repeteren voor de openingsceremonie, dat soort dingen. Daar heb je een dagtaak aan voordat je gaat vechten. Ze hadden een of andere bekende Japanse rapper erbij, die ging bij de catwalk rappen als wij opkwamen. Dat moesten we van tevoren oefenen. Van mij hoefde dat allemaal niet, maar je doet er niks aan.”
“Wij namen een luchtbedje mee, zodat ik een plekje had om een beetje bij te komen voordat ik moest vechten. Ik was die avond als een van de laatsten aan de beurt. Till I Collapse van Eminem klonk weer door de speakers toen ik opkwam. Ik voelde me scherp, anders dan tegen Ibi. Mijn titelpartij tegen Plazibat duurde drie rondjes, maar van mij had hij wel vijf rondes mogen duren. Dan was hij eruit gegaan, want hij liep in de derde ronde op zijn laatste tandvlees. Het was heerlijk om daarna die gordel te krijgen en daarmee rond te lopen.
Het is alleen zwaar klote dat ik die gordel niet mee naar huis mocht nemen. Die gordel moet in Japan blijven. De reden daarvoor vind ik een beetje overdreven. Ze willen de gordel bij de K-1 niet meegeven, omdat er een keer een gordel op de een of andere manier is verdwenen nadat een vechter die mee naar huis had genomen. Dat is naar, maar ik vind alsnog dat je de mensen die bij je vechten moet vertrouwen. De winnaars moeten hun titels kunnen laten zien. Nu kan dat niet. Dat is zonde, maar hij staat op mijn naam, dat is het belangrijkste.”
“Glory kwam na het winnen van de K-1 snel in beeld. Nu moeten we toeslaan, dachten ze waarschijnlijk, dus ze belden me op om te onderhandelen. Kijk, heel veel vechters benaderen Glory om daar te vechten. Maar omdat Glory mij benaderde, stond ik aan de goede kant tijdens de onderhandelingen. Ik heb er voor twee jaar getekend, met daarin zes partijen, en nog een optie voor twee erbij. Ik moet dus doorknallen. Ik kan nu bij zowel de K-1 als Glory vechten, al moeten er op een gegeven moment keuzes gemaakt worden.
Mensen willen nu altijd horen dat ik tegen Rico of Badr wil vechten, maar het maakt mij niet uit tegen wie ik vecht, of dat nou Pietje, Jantje of Ali is. Ik weet waar ik naartoe wil: steeds een stapje hoger, totdat ik op eenzame hoogte sta. Dit weekend vecht ik eerst tegen Daniel Skvor. Hij komt uit een harde sportschool, dus dat gaat een mooie partij worden. Ik heb al wel een paar gaatjes in zijn stijl gezien, die ga ik proberen te benutten. Zaterdag hoor je weer Till I Collapse in de Johan Cruijff Arena. Dan ga ik het laten zien.”