Tech

Een van de grootste olievelden van Europa ligt in Nederland

In de serie Verboden Toegang gaan we naar plekken op de wereld waar de natuur plaats heeft gemaakt voor technologie. In aflevering 6: het op één na grootste olieveld van Europa.

Op weg naar het grootste olieveld van West-Europa zijn de landerijen geelbruin in plaats van groen. Dat komt niet door de olie maar door de hitte. Het ruikt heel erg naar het opengescheurde karton van een pak drinkyoghurt, drinkyoghurt die al een poosje in de zon staat bovendien. Misschien zijn het die geelbruine velden? De olie? De vrachtwagen die het laatste stuk van de provinciale weg voor me rijdt?

Videos by VICE

Het op één na grootste olieveld van Europa ligt onder het Drentse dorp Schoonebeek, waar de inwoners Veenkloeten heten als je ze niet aardig vindt, anders gewoon Schoonebeekers. Schoonebeek ligt ten oosten van de driehoek Meppel-Emmen-Almelo, Maruschka Detmers is de bekendste inwoner en het is de enige plaats in Nederland waar nog een boô staat. Echt waar. Ga maar kijken. In 1976 begaf een van de Schoonebeekse putafsluiters het, waardoor het dorp voor het eerst en het laatst twee dagen lang landelijk nieuws was vanwege almaar opspuitend grondwater en olie. Alle huizen werden bedekt onder een laagje oliehoudend zand.

De kern van Schoonebeek ligt rond het kruispunt van de Europaweg en de Burgemeester Osselaan en aan die laatste ligt het kantoor van de NAM, waar ik met NAM’er Kirsten Smit-Mollema heb afgesproken. Kirsten heeft een stagiair meegenomen: Lars. Hij zit in de derde en hij is ook haar zoon.

“Het was begin jaren vijftig heel moeilijk om hier arbeiders naartoe te krijgen,” vertelt Kirsten. “Dus daar moesten ze iets leuks op verzinnen.” Dat werd het gebouw waar we nu zijn. “Met de eerste squashbaan van Nederland, speciaal voor de NAM’ers.” Ze kregen ook een kegelbaan en een zwembad. Inmiddels is het recreatiegebouw een kantoor en op deze hete vrijdag zit er niemand. De dame van de kantine kan op zich wel een snackie voor ons maken, maar ze heeft niet zo veel “want iedereen zit al op de barbecue.”

“We rijden wel even langs de bakker,” antwoordt Kirsten. Naast de kantine zijn twee herentoiletten.

“Ja,” wijst Wim Rocks, de NAM-beveiliger. “De dames is hier de gehandicapten, verderop.”

Voor de Schoonebeekers die hier al woonden, veranderde er een hoop door de komst van de NAM: ze kregen niet alleen die squash- en kegelbaan, ook werden hun wegen ineens verhard en kwam er een hotel. Er werd zelfs een hele nieuwe wijk aangelegd voor de arbeiders. “Iedereen hier heeft met olie te maken,” zegt Kirsten. “En anders wel een oom of tante.”

In een aflevering van Andere Tijden ‘Lang leve de NAM’ is te zien dat het inkomen van de dorpelingen door de komst van de NAM meer dan verdubbelde en dat Schoonebeek veranderde van een plattelandsdorp in een van de rijkere gemeenten van Nederland. Boeren kregen vergoedingen voor de jaknikkers op hun land en de pijpleidingen eronder, niet-boeren uit de wijde omtrek vonden goedbetaald werk bij de NAM en de gemeentekas barstte binnen no time haast uit zijn voegen.

“Hoeveel mensen wonen hier eigenlijk?”

Acht jaar lang zijn ze gestopt met olie winnen, tot de nieuwe pompen klaar waren. Die pompen wel drie keer zoveel op.

“We hebben 1300 adressen voor de nieuwsbrief, dus dat zullen er dan zo’n 5000 zijn, in totaal?”

Kirsten stelt voor om langs de belangrijkste olielocaties in de omgeving te rijden. Overal waar we komen zie ik plekken waar de natuur heeft plaatsgemaakt voor technologie. De eerste olielocatie is een steenworp verderop: een jaknikker, maar dan stil en met een hek eromheen. Ik kan me die jaknikkers nog herinneren volgens mij, van de vakanties in Drenthe vroeger, maar vraag me af of dat wel kan.

“Jahoor dat kan kloppen, ze waren nog tot 1999 in gebruik. Daarna kon het niet meer uit, want de olie hier is heel erg dik.”

“Hoe bedoel je dik?”

“Nou, zet een pot pindakaas op z’n kop, dan gebeurt er niks. Stroop voor over pannenkoeken loopt al meer, en daar zit onze olie een beetje tussenin. Inmiddels iets meer pindakaas dus dan stroop. Daarom het kost heel veel moeite om die olie omhoog te krijgen. Dat kostte toen zo veel, dat zelfs opheffen goedkoper bleek.”

Acht jaar lang zijn ze gestopt met olie winnen, tot de nieuwe pompen klaar waren. Die pompen wel drie keer zoveel op.

“De pompen werken eigenlijk net als een gootsteenontstopper.”

“We rijden zo langs die nieuwe pompen, maar zullen we eerst even een broodje eten bij de bakker?”

Direct rijden we het dorp weer in – als je hier langer dan twee minuten rechtdoor rijdt passeer je in iedere windrichting hoe dan ook het blauwe dorpsbord. Rond dat bord is reclame gehesen voor de naderende festiviteiten in Schoonebeek: de Teenage Party Goeroe strijkt hier binnenkort neer, evenals Dilana Rocks. Wij strijken neer aan De Pallert, het pleintje met Pizzeria Grillroom Moonlight, Eetcafé Lange Muur en Kantoorboekhandel Jet & Zo. Bij de bakker zitten twee oudere wielrenners met een glacé-gebakje op het terras, wij eten er saucijzenbroodjes, aardbeiengebak en krentenbollen en kijken uit op de derde en laatste jaknikker van het dorp. Bovenin het scharnier zit een vogelnestje en de knikker knikt stug door terwijl op de achtergrond een straat wordt aangelegd. Hier moeten de misselijkste vogeltjes op aarde zijn geboren.

“De pompen werken eigenlijk net als een gootsteenontstopper. Als je die erop zet dan trek je al het water omhoog, zo moet je je dat een beetje voorstellen.”

De olie uit de Schoonebeekse bodem – de Duitsers waren in de oorlog nog bijna met dit stroopachtige goud aan de haal gegaan, ware het niet dat de Schoonebeekers keer op keer de Duitse boringen saboteerden en de Duitsers uiteindelijk dachten dat er hier helemaal niets in de grond zat – die olie wordt nu vooral gebruikt voor kerosine en smeer. De kerosine gaat naar Lingen, vlak over de grens.

“Daar zit BP. Die heeft daar een grote raffinaderij.”

“Dus Shell levert hun eigen olie aan BP?”

“Ja. Het kost te veel om het naar Rotterdam te transporteren, daar staat de raffinaderij van Shell.”

Het restproduct van de olie komt vervolgens in bijna alles terecht: in onze zonnebrillen, bloempotten, autobanden, televisies, banken, lego, parketvloeren, ga zo maar door.

De nieuwe pompen spuiten stoom in de ondergrondse diepte. Die stoom wordt – op achthonderd meter diepte – in de olie gespoten en door de hitte wordt het vloeibaar en dus makkelijker op te pompen.

“We rijden zo ook even langs de fabriek waar de stoom wordt gemaakt. Zal me niks verbazen als ze daar nu zitten te barbecueën.”

Bij de warmtekrachtcentrale, ‘de fabriek’ in de volksmond, staan twee ketels, een vierkante en een ronde. Daar wordt het water van de olie gehaald en wordt het gas gescheiden zodat je uiteindelijk olie, gas en formatiewater overhoudt. Dat formatiewater gaat naar de lege gasvelden van Twente (volgens een milieueffectrapportage uit 2006 wat betreft kosten, risico’s en milieuvervuiling de meest gunstige plek), de olie gaat dus naar Duitsland en het gas dat overblijft van het stoom maken wordt hergebruikt.

Op het parkeerterrein bij de fabriek staan ook al bordjes met ‘achteruit inparkeren’, net als bij het hoofdgebouw verderop: voor de veiligheid.

“Mensen letten beter op bij het aankomen, hebben ze onderzocht. En dan kun je sneller weg bij een incident.”

“Zijn hier weleens incidenten?”

“Mensen raken al gauw in paniek bij dingen die met gas en olie te maken hebben. Dat snap ik ook wel, het ziet er hier ook niet uit als een kinderdagverblijf.”

“Nee, eigenlijk niet, en dat is eigenlijk best gek als je bedenkt dat het daar in die tanks vol met olie en gas zit.”

Achterop het terrein is een chemicaliënopslag, of dat staat in ieder geval op borden boven de schuurachtige gebouwtjes.

“Ja dat is gewoon zeep enzo, om de putten te reinigen. Mensen raken al gauw in paniek bij dingen die met gas en olie te maken hebben. Dat snap ik ook wel, het ziet er hier ook niet uit als een kinderdagverblijf.”

Op de achtergrond gniffelt Lars. Kirsten wijst op de drie grote buizen die hier vertrekken, of aankomen.

“Stoom vertrekt, die gaat hier weg. En aardolie en aardgas komen hier binnen. We rijden gelijk wel even door naar de winlocaties.”

Op weg naar de winlocaties – alles in hoog tempo – passeren we het industrieterrein van Schoonebeek: Vierslagen I en Vierslagen II. “Dat was er allemaal niet zonder de olie. Oil Services Wageborg. Foxdrill. Kijk,” Kirsten tikt tegen het raam. “Lubbers, die zitten hier ook niet voor niets. Dat is een transportbedrijf, zij vangen slib op dat ook mee omhoog komt. Industrial services. PRS international…” We zoeven er vrij rap voorbij. “Die blauwe buizen die je daar ziet liggen, op de achtergrond, dat zijn eigenlijk al de putten.”

“Die gaan dan tot achthonderd meter diep?”

“Ja, dat snap ik zelf ook nooit zo goed.”

We rijden het dorp weer uit en er even later met een boogje weer in. Bij de Coop komt iemand naar buiten met een jaknikker op zijn shopper.

En het dorp weer uit. De nieuwe pompen staan op 25 locaties in de omgeving, en die reiken tot in de Bentheimer zandsteenformatie. Voor wie dat niks zegt: het zijn poreuze zandsteenlagen die ongeveer 125 miljoen jaar geleden werden afgezet door de zee. Tegenwoordig zijn het natuurlijke reservoirs voor water en olie en bovendien een vrij kostbaar gesteente – het Paleis op de Dam is daar bijvoorbeeld van gemaakt. Hier onder Schoonebeek vind je die formatie dus op 800 meter diepte, het is een natuurlijk reservoir voor olie.

In het kort: planten stierven lang geleden af, daar kwamen zandsteenlagen overheen, daaroverheen kwam een ijstijd en toen de zee. Die zee droogde weer op in een warmere periode, het zout bleef achter, er stierven weer nieuwe plantenresten af en alles perste steeds dichter op elkaar. Al die lagen zijn samen steen geworden en die onderste laag, dat moeras waar de planten stierven, daar kwam enorm veel druk op te staan, waardoor het nog dieper in de aardlaag werd gedrukt. Zo ontstaat steen, zo ontstaat kool (steenkool), en dat steenkool werd uiteindelijk door de druk en de hitte olie. Als je olie vervolgens nog langer laat zitten, ontstaat gas (verderop, bijvoorbeeld onder Coevorden, zit het gas op zo’n drie kilometer diepte).

“Alleen als er een zoutlaag overheen zit blijft dat gas op zijn plek, anders glipt het tussen de spleten door.”

“Dus zonder zeezout was Nederland een veel armer land geweest?”

“Ja. Dat zout zat hier als een deksel op het gas.”

De nieuwe pompen, het zijn er vier op de locatie waar we zijn uitgestapt, zijn een soort torentjes, en ze knikken helemaal niet meer. Ze trekken iets wat op een zwarte in olie doordrenkte lap lijkt omhoog en omlaag.

“Je ruikt het ook behoorlijk!” Het is net een scheepskajuit of een ouderwetse garage zonder ramen.

“Ja dat komt door het onderhoud, dan komt er meer los. De stangen die aan de lap zitten boren de olie op. Eén pomp gaat steeds naar één blok olie, zoals ze dat noemen – in de put komt de olie aan de zijkanten omhoog, net als met een gootsteenontstopper weer. Deze nieuwe pompen kunnen ook schuin boren, dus naar 800 meter diepte heb je soms bijna een kilometer van die blauwe buizen nodig.”

De opgeboorde olie komt uiteindelijk in de bovengrondse leidingen, die hier in Schoonebeek nooit ver weg zijn. Via deze altijd groene leidingen gaat het langs alle vijfduizend inwoners en de bakker en de Coop naar de warmtekrachtcentrale en van daaruit langs nog veel meer akkers naar de raffinaderij (het stoomwater en het formatiewater zitten er dan nog bij). In dit seizoen zie je de leidingen inderdaad amper liggen tussen de gewassen. Sommige huizen hebben er zelfs een walletje voor gekregen, zodat ze helemaal uit het zicht zijn.

We volgen de leidingen tot op de grens met Duitsland, en daar zie je in één oogopslag alles bij elkaar. “Windmolens, hoogrendementspompen en onze vrienden in Duitsland.” De ja-knikkers dus, waar ze gewoon nog in bedrijf zijn.

“Dus vijftig meter verderop lopen ze twintig jaar achter?”

“Eigenlijk wel ja.”

Achter het hoofdkantoor ligt de wijk met huisjes die voor de olie-arbeiders gebouwd zijn. Overal zonnepanelen op de daken, de tuintjes zijn zonder uitzondering perfect. In een van de voortuintjes ruimt iemand zijn caravan in. De Krumpel, heet de straat. Er zoeft een Porsche voorbij. “Dat moet een NAM’er zijn.” De enige doorn in het oog is de graffiti op het in camouflageprint bestickerde elektriciteitshuisje, alhoewel de print toch net niet het juiste perspectief had. SBK staat er, en daaronder het Schoonebeekse netnummer, net zoals Doetinchemse graffitispuiters zich bijvoorbeeld Forza 0314 noemen.

Op weg naar huis ruikt het alweer heel sterk naar een warm geworden drinkyoghurtkarton.

Volg Motherboard op Facebook, Twitter en Flipboard.