Brabant is op het eerste gezicht één van de meest idyllische streken die ons land rijk is. Er zijn kabbelende riviertjes en rustige landweggetjes. Er zijn gezellige boerderijtjes. De bomen en de buxushaagjes staan er onschuldig bij. Alsof er niks aan de hand is. Alsof ze niet een wereld verbergen van martelkamers, levensgevaarlijke chemische stoffen en vuurwapens. Fotograaf Stan Heerkens maakte voor zijn afstuderen aan de kunstacademie in Den Haag (KABK) een fotoserie over wat hij ‘de façade van Brabant’ noemt, en wat erachter schuilgaat. De serie heet Made in Brabant, omdat een groot deel van alle synthetische drugs in Europa (net als Heerkens zelf, overigens) uit Brabant komt. Hij sprak met de politie, met dealers, met boeren, en met mensen die “een onduidelijke rol” in de pillenproductie hebben en schildert een beeld dat dreigend is in al zijn ingetogenheid. We spraken hem over de grimmige mystiek van de zuidelijke drugsindustrie: “Het is iets wat er altijd is en tegelijkertijd is het er ook weer niet.”
In 1998 werden bij Hilvarenbeek twee jonge jongens, de broers Taminiau, doodgeschoten omdat ze waarschijnlijk per ongeluk getuige waren van een liquidatie, een gruweldaad die twintig jaar na dato nog altijd na-echoot in de omgeving. “Ik ben een keer met mijn vriendin gaan wildkamperen in de Tilburgse bossen”, vertelt Heerkens. “En dat raadt iedereen je dan heel streng af: voor je het weet zie je ook iets wat niet de bedoeling is, en dan ben jij aan de beurt.”
Videos by VICE
De fotograaf was dus op zijn hoede toen hij met zijn camera op pad ging om juist dingen vast te leggen die het daglicht niet kunnen verdragen. “Ik ben naar plekken geweest waar bijvoorbeeld een half jaar geleden een drugspand is gevonden, als een nieuwsreporter die steeds net te laat is.” Normaal gesproken vraagt hij altijd toestemming voor de foto’s die hij maakt, nu niet. “Anders moest ik gaan aanbellen van, joh, ik hoorde dat hier afgelopen september een grote coke-wasserij is opgedoekt, mag ik even wat foto’s maken?”
Heerkens vertelt dat hij een keer in de ochtendschemer naar een boerderij in de mist sloop. “Om vier, vijf uur; als de drugskoks uit hun lab komen, net voordat de gewone burger naar zijn werk gaat.” Er kwam heel langzaam een busje voorbijrijden, waar hij lichtelijk paranoïde van werd. “Omdat je daar met een bepaald idee rondloopt denk je automatisch dat je met iedereen ruzie gaat krijgen.” Hij liep op het busje af en maakte er foto’s van. “Alsof ik cliché ochtendkiekjes maak van landschappen in de mist. De mannen in het busje hingen uit het raam en knikten naar mij. Vervolgens reed het busje door naar de boerderij, en daar was ook weer allerlei bedrijvigheid.” Uiteindelijk kreeg Heerkens alleen ruzie met de waakhond. “Zo’n hond is wel kut. Een Duitse herder die enorm gaat lopen blaffen.”
Geweld wordt niet geschuwd in de Brabantse onderwereld, maar toch staat die volgens Heerkens bekend als relatief gemoedelijk. “Ze passen op met contacten uit de Randstad, omdat de Brabanders vinden dat Amsterdammers veel harder onderhandelen. Ze zeggen: als wij een akkefietje hebben dan bellen we elkaar op en gaan we praten. Daarna wordt het pas vechten en dan pas schieten. Aan de andere kant schijnen die martelkamers, zoals die er laatst één gevonden was in de Wouwse Plantage, ook typisch Brabants te zijn.” Maar wie in Brabant drugs maakt ziet zichzelf niet in de eerste plaats als crimineel, zo maakt hij op uit hoe erover gepraat wordt. “Het is meer een manier van doen. In Brabant heerst al eeuwen een soort anarchistisch anti-overheidssentiment en een soort geslotenheid. Ik heb vier boeren gesproken, daarvan heeft er geen één toegegeven: ik heb een drugslab in mijn schuur. Maar mensen weten wel van elkaar wie er in de drugs zit. Als je buurman dat doet zal hij het wel nodig hebben en dan ga je hem niet verlinken.”
De laatste jaren wordt in Brabant veel synthetische drugs geproduceerd, maar creatieve manieren om een centje bij te verdienen waren er al veel langer, zegt Heerkens. “Er werden sigaretten gesmokkeld en begin 1900 had je heel veel clandestiene jeneverstokerijen. In de jaren zestig en zeventig werden die steeds professioneler, steeds groter, en steeds minder onschuldig. Er kwamen steeds meer criminelen bij. De overlevering zegt dat veel mensen met het geld van die stokerijen overgingen in synthetische drugs.” De politie wordt gewantrouwd in het buitengebied, en daarnaast ook grotendeels wegbezuinigd, merkt hij op. “Er is een speeltuin ontstaan met heel weinig toezicht.”
Heerkens was veel op pad met de politie, omdat hij via hen foto’s kon maken van opgerolde drugslabs. Dat heeft indruk gemaakt, en hij moest zijn best doen om niet te veel mee te gaan in hun anti-drugsverhaal. “De eerste keer dat je in een drugslab komt, en je ruikt het en je ziet het: dan wil je niet eens drugs meer. Het is alsof je een hele vieze vaat voor je ziet staan die je eetlust bederft. Ik merk dat mensen op feestjes grapjes maken over de Brabantse drugscriminaliteit, terwijl het een serieus probleem is. Ik wilde dat probleem laten zien, zonder dat het lijkt alsof ik van de ChristenUnie ben. Ik heb niet zoiets van: heel Nederland moet stoppen met drugs gebruiken. Dat zou ook niet veel oplossen want het is sowieso vooral een exportproduct.”
De Brabantse drugsindustrie is er nu eenmaal, en Heerkens kan begrijpen dat mensen erin verzeild raken. “In de top zitten volgens de politie veel witte mannen van middelbare leeftijd, verder is het een mengelmoes van mensen die in geldnood zitten.” Het is namelijk prima cashen: een weekendje drugs koken levert al snel twintigduizend euro op. “Als je in sommige buurten in Tilburg opgroeit maakt je buurman drugs, of je vader, of je oom. Het zijn mensen die je vertrouwt. Dan hoef je alleen maar te zeggen: ik wil even wat bijverdienen. Op scheikunde-opleidingen waarschuwen ze er ook expliciet voor: als je gevraagd wordt, nooit doen. Maar studenten denken ook: je kunt in één keer je studieschuld terugbetalen.”
Heerkens zelf is nooit in de verleiding gekomen om xtc te gaan brouwen, zegt hij: “Uiteindelijk is de kans groot dat je er verder van in de problemen raakt.” Hoewel veel drugsbaronnen volgens hem op een bepaalde manier nette ondernemers zijn, denkt hij dat de meesten bloed aan hun handen hebben. “Als je een keer door iemand genaaid wordt, moeten daar represailles op komen, ook al zie je het puur als iets zakelijks.” In die zin zou de Brabantse drugswereld niet anders zijn dan elke andere plek: “De enorme hoeveelheid geld die ermee gemoeid is gaat ten koste van het humane aspect.”