Life

Al die nieuwe tentoonstellingen met “immersieve kunst” zijn eigenlijk verschrikkelijk

Een man poseert terwijl zijn vriend een foto van hem neemt bij een projectie van een kunstwerk van Monet

Vincent van Gogh. Salvador Dalí. Frida Kahlo. Als je naar de advertenties in de metro of bij de bushokjes zou je misschien denken dat de kunstgaleries van Europese steden in een soort gouden eeuw zitten. De werkelijkheid is helaas minder spannend, een stuk duurder en ook deprimerender. Want er wordt dit keer geen gewone kunst tentoongesteld, nee, deze kunst is “immersief”. 

“Immersieve kunst” is het nieuwste bastaardkindje van TikTok en ondernemende pakhuis-huisbazen. Hou je Oculus headset, oordopjes en gasmaskers binnen handbereik, ga gewoon ergens op je kont zitten en lees maar – ik ging naar de immersieve kunsttentoonstellingen van Londen (en eentje in Amsterdam) zodat jij dat niet hoeft te doen. 

Videos by VICE

Het voornaamste probleem met immersieve kunst? Het is niet erg immersief. Een veelgebruikte methode bij de “immersieve” terugblikken op de werken van beroemde kunstenaars is om hun originele stukken op een ongeïnspireerde manier na te maken met gimmicky technologie. Maar met een lage resolutie-projectie op een wit doek worden je zintuigen nou niet bepaald volop gestimuleerd, en iemand die zegt dat z’n esthetische bewustwording na het aanschouwen van een gepixeleerde projectie van een Klimt-schilderij op de een of andere manier is gegroeid lult uit z’n nek. (ik heb dit echt gezien, het was vreselijk.)

Zoals wel vaker het geval is, is de Van Gogh-tentoonstelling bij Brick Lane de grootste boosdoener. Mijn favoriete onderdeel van de “immersieve” show was hun getrouwe reconstructie van van Goghs slaapkamer. Een indrukwekkende prestatie, compleet met twee vierkante meter aan vinylvloer, een paar meubelstukken die rechtstreeks uit een jeugddetentiecentrum lijken te komen, en natuurlijk een paar verminkte karikaturen van zijn schilderijen. Ik heb sessies bij de tandarts gehad die meeslepender en ook zeker plezieriger waren. Maar ik ben geen kunstconnaisseur, dus ik ben bereid me open te stellen voor recreaties van beroemde schilderijen – zolang de ontwerpers van de tentoonstellingen maar iets gewaagder bronmateriaal uitkiezen. Een immersieve versie van Picasso’s Guernica (nagemaakt in een Brick Lane-pakhuis) zou fucking grappig zijn, en een immersieve versie van Hiëronymus Bosch’ De tuin der lusten… veel gekets op de muur.

Hoewel projectors, surround sound en idiote stoelen op dit moment de steunpilaren van immersieve kunstzwendelaars zijn, zal je neus er door de nieuwe toevoegingen aan hun snel groeiende arsenaal er binnenkort er ook aan moeten geloven. In The Serpentine werd Dominique Gonzalez-Foersters Alienarium 5 gehost, een grensverleggende ruimte die was ontworpen om naar “alienbloemen (holorium)” te ruiken. Helaas was de uiteindelijke geur, ondanks de inbreng van een gerenommeerd parfumeur die dit buitenaardse luchtje heeft bekokstoofd, onplezant zweterig en metaalachtig. 

En dan zijn er ook nog de VR-headsets waar je voor uit moet kijken. Bij veel tentoonstellingen zijn deze niet eens bij de prijs inbegrepen, dus na mijn duizelingwekkende terugkeer naar de realiteit ben ik al twee keer opgewacht door een zaalwachter die met een betaalautomaat paraat stond. Over tien jaar, als de NFT-ChatGPT-NPC’s de aarde erven, zit ik ongetwijfeld met zo’n ding op m’n hoofd gekluisterd en word ik door een of andere satanistische groep volgepompt met stresshormonen, maar momenteel heb ik nog niet de behoefte om de overstap van een echt leven naar een techleven te maken. 

En voor alle complotdenkertjes die dit lezen, stel jezelf gerust, als we naar de “immersieve” tentoonstellingen kijken kunnen we hoogstwaarschijnlijk stellen dat we geen “hersenen in een vat” zijn. Niemand die een simulatie zou ontwikkelen zou zo’n ontzettend saaie ervaring kunnen verzinnen. 

Sommige van deze installaties zijn zo banaal en oppervlakkig dat bezoekers er soms volledig onbewust door heen lopen. Ik heb dit zelf ook in levende lijve meegemaakt toen ik net uit het metrostation kwam en ineens door een horde toeristen werd meegesleept naar een hangar die volhing met projectors. Proberen boven water te blijven in deze zee van mensen terwijl een paar duizenden lumens mijn netvliezen verschroeiden was meer dan genoeg om me het drukke stadscentrum in te jagen. Ik kwam er na afloop achter dat ik zojuist mijn eerste (en laatste) bezoek aan de Outernet-ruimte in Londen had gedaan, “een immersief entertainmentdistrict in het hart van Londen waar gemeenschappen samenkomen om op adembenemende nieuwe manieren van cultuur te kunnen genieten”. 

Een jammere bijkomstigheid van deze teleurstellende “immersieve kunst” is dat het kunstliefhebbers zal doen walgen en opdrachtgevers ervan zal weerhouden om risico’s te nemen met interessantere immersieve ervaringen waar meer dan alleen een paar projectors, 360 graden-speakers en zitzakken bij komen kijken. De installatie van Alfredo Jaar bij het afgelopen Whitney Biennial was daadwerkelijk meeslepend. Hij simuleerde een Black Lives Matter-demonstratie met traumatiserend realisme door gierende winden op te roepen in een cel vol met subwoofers. Ook de Rain Room van het Barbican was ongetwijfeld immersief, als je de 12 uur lange rijen en aanhoudende motregen tenminste weet te overleven.

People reclining on deck chairs at the Van Gogh immersive exhibition.
“Van Gogh: The Immersive Experience” in de Old Truman Brewery in Londen. Foto: Tristan Fewings / Stringer via Getty Images

Een hoop immersieve kunst is juist effectief zonder alle technologische poeha die in je gezicht wordt gegooid bij WEIRD SENSATION FEEL GOOD van het Design Museum of het gevreesde Canary Wharf Winter Lights festival. Neem bijvoorbeeld Rirkrit Tiravanija’s vooruitstrevende installatie pad thai (1990), die draaide om de kunstenaar die Thais eten voor de bezoekers bereidde – veel technologielozer dan dat krijg je het niet, maar de bezoekers werden erdoor blootgesteld aan nieuwe relaties en een breder spectrum aan ervaringen dan een rits ledlampen in het Tate gesponsord door de Bank of America had kunnen doen (hoi Yayoi Kusama). 

Een ander probleem van een groot deel van de “immersieve kunst” van Londen is dat het niet echt kunst is. Ik zal je de preek over esthetiek die ik meestal bij slechte Hinge-dates inzet besparen, maar afgaande op de meeste theorieën over wat het onderscheid is tussen kunst en het banale, is “immersieve kunst” geen kunst. 

Het is op zijn best fantasieloos. Een stel animatiestudenten betalen om de sterren in van Goghs De Sterrennacht rondjes te laten draaien is geen uiting van een creatief genie, het leidt alleen maar af. En als je lukraak hetzelfde doet met de rest van zijn oeuvre (en een paar clichématige scènes in een gesticht) wordt het al snel moeilijk om niet te lachen. Soms voelde het alsof ik vastzat in een Gerrit Rietveld-student-voorstelling van een bad trip. Terwijl ik de tentoonstelling verliet wist ik niet wat van Gogh er zelf van zou hebben gevonden, maar ik denk dat als hij 25 euro had moeten neerleggen voor een kaartje hij wel meer dan alleen z’n oor had afgesneden.

In het ergste geval riskeer je met de drang om een meesterwerk te transformeren juist dat je datgene wat het speciaal maakt verminkt. Is het voorstelbaar dat Picasso voor een bepaalde reden een bepaalde kwaststreek op een doek zette? Het “perspectief” van de kunstenaar gaat verloren als je ervoor kiest om een scan ervan op een muur in een Parijse lantaarnfabriek te projecteren. En hoe erg de “immersieve ervaringen” ook op nieuwigheid hameren zijn hun eindproducten opmerkelijk vergelijkbaar: teleurstellende lichtshows met een paar TikTok-vriendelijke, gegamificeerde set pieces. (Ik heb een sterke neiging om een briefbom te sturen naar de volgende persoon die een Instagram story over Kusama maakt, en nee, het kan me niet schelen dat je op Paris Fashion Week bent.)

Misschien is het meest ironische nog wel dat het grootste publiek voor al deze “immersieve” shows online te vinden is, waar geen van de zogenaamde “immersieve” aspecten überhaupt kunnen worden ervaren. Als we zien dat dit het publiek is dat de ticketverkoop aandrijft, is het dan echt een verrassing dat commerciële conservatoren ambities voor kunstzinnige ervaringen die de zintuigen prikkelen laten varen en kiezen voor eendimensionale fotogenieke toeristenattracties? 

Mijn laatste punt van kritiek over immersieve kunst? Het is fucking duur. De Van Gogh-tentoonstelling kost 30 euro, voor Dalí: Cybernetics leg je 26 euro neer, en voor de vorstelijke prijs van 73 euro kun je bij het Tate de Infinity Rooms bezoeken en een “op Kusama geïnspireerd diner” eten. Eindelijk, een tentoonstelling voor mensen die kunst vrij letterlijk met de paplepel ingegoten willen krijgen. De exorbitante prijzen zijn extra zuur aangezien zoveel van de artiesten die worden ‘tentoongesteld’ (en van wiens genialiteit nu wordt geprofiteerd) al honderden jaren dood zijn. 

Bij de Van Gogh-ervaring wordt er een eeuwigheid aan melodramatische schermtijd besteed aan hoe de kunstenaar in armzaligheid en vergetelheid stierf, wat de flinke ticketprijs er absoluut niet beter op maakt. Dus waar gaat al dat geld naartoe? Veel van deze ‘ervaringen’ worden georganiseerd door bedrijven die vele miljoenen waard zijn en onheilspellende namen zoals teamLAB, Brain Hunter Co. en Fever Labs hebben. Ja, kunst is altijd al hand in hand gegaan met de zakenwereld, maar immersieve kunst lijkt buitengewoon geschikt te zijn voor uitbuiting door gezichtsloze bedrijven. Je hoeft de (al lang overleden) kunstenaar niks te betalen, je kunt blindelings op de TikTok-automaten vertrouwen om hun promotiewerk te doen en je kunt dezelfde “unieke immersieve ervaring” herhalen in elke stad waar elektriciteit is uitgevonden. 

Naast de vele galeries in Londen maakt ook Fabrique des Lumières in Amsterdam zich hieraan schuldig. Daar is, naast de te verwachten Gustav Klimt-tentoonstelling, ook Jimmy Nelsons The Last Sentinels: From near and far te zien, een schrijnend melodramatische expositie over de vele unieke en uiteenlopende bevolkingsgroepen die onze aarde rijk is. In een grote ruimte bij de Westergasfabriek word je zodra je binnenkomt overweldigd door een kleurrijke zee aan geprojecteerde foto’s van mensen van over de hele wereld in hun traditionele kledij en accessoires, van Papua’s tot Māori tot Masai tot Volendamse dames (er moet wel wat diversiteit zijn natuurlijk). Veertig minuten lang vliegen deze mensen over de muren, onder begeleiding van wel erg dramatische muziek – zowel het onmisbare On the Nature of Daylight van Max Richter als nummers van de soundtrack van Transformers (ja, echt) komen voorbij – en erg sentimentele en weinigzeggende teksten over vergankelijkheid, gemeenschap en traditie. 

Het zijn op zich mooie beelden, maar de foto’s van de mensen en volkeren om wie het eigenlijk zou moeten draaien worden op zo’n rap tempo afgerateld dat je er aan het einde waarschijnlijk maar weinig van hebt meegekregen. Het maakt ook niet uit welke hoek van de loods je opzoekt, overal worden toch dezelfde beelden afgespeeld. En afgezien van één veels te krappe ruimte wordt er ook nergens informatie gegeven over de oorsprong of locatie van deze mensen, waardoor ze ondanks hun prachtige portretten alsnog vrij anoniem blijven. Hoewel het iets minder prijzig is dan sommige andere tentoonstellingen die worden genoemd (15 euro per persoon) kun je, als je jezelf wilt onderdompelen in wat antropologische en culturele diversiteit, wellicht beter een boek aanschaffen (ik zou bijna Jimmy Nelsons fotoboeken aanraden, maar die kosten wel net zoveel als acht tickets voor deze show en hebben ook kritiek gekregen van de mensen die er zogenaamd in worden geëerd).

Dus als je de absurde ticketprijzen kunt slikken, je niets geeft om installaties die meer dan één zintuig prikkelen en je geen al te hoge dunk hebt van artistieke originaliteit is er een goeie kans dat je de “immersieve kunst” die op dit moment bij jou in de buurt te zien is wel leuk zult vinden. Maar ja, dan zou je een hersentumor waarschijnlijk ook best te pruimen vinden. De vuistregel is eigenlijk dit: als het zichzelf verkoopt als “immersief” is het je bezoekje waarschijnlijk niet waard. Maar als je nou echt een hologram moet en zal zien, zou ik naar de ABBA Voyage gaan: minder pretentieus en een stuk leuker. Of je kunt binnenwandelen bij de National Gallery, en het echte werk gratis en voor niets bekijken.

Dit artikel verscheen oorspronkelijk op VICE UK.

Volg VICE België en VICE Nederland ook op Instagram.