Sport

Dit is het allesomvattende interview met Thimothée Atouba

Atouba5

Thimothée Atouba is een mysterie in Amsterdam. In de zomer van 2009 kwam hij naar Ajax met veertig interlands voor Kameroen op zak, plus ervaring in de Premier League en de Bundesliga. Atouba kreeg een goed contract bij Ajax: dik een miljoen euro per seizoen. Hij moest de nieuwe linksback van de club worden.

Eenmaal op het veld ging het helemaal mis. Hij speelde drie matige wedstrijden, raakte geblesseerd aan een knie en verdween uit beeld. Na twee jaar in Amsterdam was Atouba’s bankrekening flink gegroeid, maar Ajax had weinig aan hem gehad. Atouba verliet Nederland en niet veel later stopte hij met voetballen. Tijdens een verkiezing onder Ajax-supporters werd hij verkozen tot slechtste Ajacied aller tijden.

Videos by VICE

Atouba renteniert nu in Afrika. Omdat hij tijdens en na zijn tijd bij Ajax nauwelijks interviews gaf, is er nog steeds weinig over hem bekend. We belden Atouba op in quarantaine, om zijn levensverhaal te horen. Hij trakteerde ons op een monoloog van een paar uur, over zijn zeventien broers en zussen in Afrika en zijn moeilijke periode in Amsterdam.

Dit is het verhaal van Thimothée Atouba.


Atouba

Ik was lui op school. Daar ga ik niet over liegen. Als al mijn broers en zussen ‘s ochtends klaar waren om naar school te gaan, moesten ze mij nog wakker maken. Daardoor kwamen we regelmatig allemaal te laat. Ik besloot daarom als kind: voetbal wordt mijn baan.

Ik ben opgegroeid in een groot gezin in Yaoundé, de politieke hoofdstad van Kameroen. Mijn vader had een goede baan als accountant. Hij was het type dat voor zijn hele familie wilde zorgen, dus het was altijd druk thuis. Hij had vijf kinderen met zijn eerste vrouw, zeven kinderen met mijn moeder, en daarbuiten nog zes kinderen bij andere vrouwen. Mijn vader zorgde ook nog voor wat neefjes en nichtjes, waardoor er in totaal 25 kinderen woonden in ons huis. Dat was een mooie tijd. Er was altijd wel iemand om mee te spelen.

School was niks voor mij. Elke schooldag ging ik voor het einde weg om te gaan voetballen. Op mijn dertiende riep mijn vader me bij zich, omdat ik weer eens een dikke onvoldoende had gehaald. “Ik weet dat je niet slecht bent op school, maar je doet gewoon niks. Wat wil je doen met je leven?”, vroeg hij. Ik twijfelde niet en zei: “Ik wil voetballer worden.” Mijn vader vond dat eigenlijk geen echte baan. Hij zuchtte diep, dacht even goed na, en keek me indringend aan. “Mijn kind”, zei hij, “als je iets wil zijn in deze wereld, zorg dan dat je de beste bent. Want er zijn veel mensen die hetzelfde willen als jij.”

Dat was zijn manier om me toestemming te geven. Op dat moment was ik vrij. Als mijn broers ‘s ochtends naar school gingen, ging ik trainen bij mijn club, Mineduc FC. Daarna ging ik een paar uurtjes naar school, om vervolgens weer te trainen. Zo werd ik snel beter als voetballer. Toen ik zeventien was, kreeg ik een contract bij Union Douala, een club in de Eredivisie van Kameroen. Dat klinkt misschien alsof het heel wat voorstelt, maar het voetbal in Kameroen is niet professioneel. Union Douala had niet eens een slaapplek voor me. Gelukkig kende een broer van me iemand die in Douala woonde waar ik kon slapen. Ik kreeg een contract voor 25.000 CFA-frank per maand. Dat is zo’n veertig euro.

Mensen in Europa kennen mij als verdediger, maar in Kameroen speelde ik als nummer tien, valse spits of linksbuiten. Mijn derde wedstrijd voor Union Douala was de derby tegen Canon de Yaoundé, de bekendste club van Kameroen. We wonnen met 3-1 en ik scoorde het laatste doelpunt van de wedstrijd. Pierre Lechantre, toen bondscoach van Kameroen, zat in het stadion. Hij liep na de wedstrijd meteen de kleedkamer in, naar mij toe. Hij keek me recht in mijn ogen en zei: “Ik ga jou oproepen voor het nationale elftal.” Ik kon het niet geloven. Het ging allemaal zo snel. Een paar weken later zat ik in de selectie van Kameroen met Lauren, Geremi en Samuel Eto’o.

Heel Kameroen was verbaasd. Iedereen vroeg zich af: wie is deze jongen opeens? De internationals speelden allemaal in Europa. Eto’o en Geremi zaten bij Real Madrid, Lauren bij Real Mallorca, Song bij Liverpool, Marc-Vivien Foé bij West Ham United. Ik was de enige die nog in Kameroen speelde. Maar in 2000 ging ik wel mooi met de selectie mee naar de Afrika Cup. Ik zat alle wedstrijden op de bank. Dat snapte ik wel, met al die grote spelers. Ik was allang blij dat ik als zeventienjarige in het team zat. Ik genoot er gewoon met volle teugen van. Ik zat op de eerste rij toen Kameroen de Afrika Cup won.

Atouba
Atouba jaren later, in 2008, als basisspeler in de finale van de Afrika Cup. (Foto: Proshots)

Dat jaar kreeg bondscoach Lechantre een belletje uit Zwitserland. Xamax Neuchatel wilde me hebben. “Ik adviseer je te gaan,” zei de bondscoach. “Je gaat er veel leren.” Dus daar ging ik, op naar Zwitserland, naar Neuchatel. De manier van leven in Europa was compleet nieuw voor me. Vooral de professionaliteit maakte een grote indruk op me. Ik moest me aanpassen, mocht niet meer te laat komen en ik moest alle instructies opvolgen. Gelukkig speelden er een paar andere Afrikanen bij Neuchatel: Augustine Simo en Pape Malick Diop. Zij waren als oudere broers voor me. In het begin wist ik niet eens waar ik pasta kon kopen. In Afrika was ik de markt gewend, nu moest ik alles in de supermarkt halen. Simo en Diop namen me daar mee naar toe.

Mijn telefoonkosten waren mijn grootste probleem in Zwitserland. Kijk, nu kan je bellen met WhatsApp en zo, maar toen was het een gekkenhuis. In Neuchatel kocht ik simkaarten om naar Kameroen te bellen. Met zo’n kaart kon je een uur bellen. Mijn hele familie zat in Afrika en ik moest elke dag met de hele familie praten, dus ik gaf heel veel geld uit aan dat bellen. De kosten liepen zo hoog op, dat ik de bedragen nu niet eens durf te zeggen. Het was gewoon veel te veel. Toen ik mijn vader eens vertelde hoeveel geld ik eraan uitgaf, zei hij: “Please, Thimothée, stop met bellen.” Daarna hing hij meteen op.

Xamax Neuchatel is een kleine club in Zwitserland, we vochten tegen degradatie. Ik kreeg de hele linkerflank om op te spelen, van achter naar voren. Soms stond ik zelfs in de spits. Het ging zo lekker, dat trainer Christian Gross me na anderhalf jaar naar FC Basel haalde, de grootste club in Zwitserland. We werden kampioen, wonnen de beker en gingen de Champions League in. Dat lied dat ze spelen voor een wedstrijd van de Champions League kende ik alleen van televisie. Nu stond ik opeens in die competitie. Al mijn Afrikaanse vrienden en familie belden me en stuurden berichtjes. “Jij komt uit Yaoundé en gaat nu in de Champions League spelen!”, zeiden ze.

Daar stond ik opeens tegenover Steven Gerrard van Liverpool en Pavel Nedved van Juventus. Alessandro Del Piero heb ik nog een panna gegeven. Ja, FC Basel was een geweldig avontuur. Dat is een plek waar ik echt plezier heb gehad in mijn werk.

De voorzitter van FC Basel was een geweldige vrouw, Gigi Oeri. Na een paar goede jaren bij FC Basel nam zij mij apart, want ze kreeg een hoop aanbiedingen binnen. Daar zat een aanbieding van Tottenham Hotspur tussen. “Wil je daar heen?”, vroeg ze. Ik droomde van de Premier League, dus ik zei ja. Gigi nam me in haar privévliegtuig mee naar London, waar we een ontmoeting hadden met Tottenham Hotspur. Voordat ze de papieren voor de deal tekende, vroeg Gigi me nog eens: “Thimothée, het geld maakt me niet uit. Als je nu zegt dat je eigenlijk niet naar Tottenham Hotspur wil, stop ik deze deal meteen.” Maar ik zei dat ik ervoor wilde gaan, dus we sloten die deal. Ik werd speler van Tottenham Hotspur.

In Engeland ontdekte ik iets. Ik had verwacht dat de stap van FC Basel naar Tottenham Hotspur weer een stap in professionaliteit zou zijn. Maar bij Tottenham Hotspur leren ze je niet hoe je een professional moet zijn, dat moet je al zijn. Je hebt soms maar een uur training op een dag. Als je de rest van de tijd niet voor jezelf zorgt, ben je fucked. Dat kan ik wel zeggen. Ik vond Tottenham een mooie club, ik had er goede teamgenoten en de sfeer in de Premier League is geweldig. Maar ik had te veel kleine blessures, omdat ik niet wist hoe ik voor mezelf moest zorgen. Als we geen training hadden, lag ik thuis de hele dag op de bank. Ik heb nooit op honderd procent gespeeld bij Tottenham. Daar heb ik nu veel spijt van.

Martin Jol werd al snel hoofdtrainer van Tottenham. Wij hadden gelukkig wel een goede band met elkaar. Martin gaf me vrijheid op het veld, omdat hij hield van mijn speelstijl. Hij zette me in als linksback en liet me veel opkomen. Daar was helemaal niks mis mee. Maar ik kreeg al snel ruzie met Frank Arnesen, toen de voetbaldirecteur van Tottenham. Hij had me een contract voor vijf jaar gegeven, terwijl ik eigenlijk voor drie jaar had willen tekenen. Tijdens het seizoen vroeg ik of hij dat nog wilde veranderen naar een contract voor drie jaar. Dat wou hij niet. “Dan ga ik weg bij Tottenham Hotspur,” zei ik. Aan het einde van het seizoen besloot ik na een interlandperiode niet terug te gaan naar Londen.

Martin belde me nog op. Hij vroeg of ik alsjeblieft terug wilde komen. Hij zou de contractsituatie regelen. “Trainer, ga er maar vanuit dat ik geen speler van Tottenham meer ben. Ik kom niet terug,” zei ik. Ik kreeg een dikke boete van Tottenham Hotspur, maar dat vond ik geen probleem. Misschien dachten ze dat ik dom was, omdat ik uit Afrika kom. Maar dat is niet zo. Ik vond dat ze me niet eerlijk behandelden. Ik heb nooit moeite gehad om voor mezelf op te komen in Europa, want ik was toch niet van plan de rest van mijn leven in Europa te blijven. Die zomer belde HSV, ze wilden me hebben. “Waarom niet?”, zei ik. Ze betaalden een transfersom aan Tottenham Hotspur en ik vertrok naar Duitsland.

Atouba
Atouba viert een overwinning met het publiek van HSV in de zomer van 2007. (Foto: Proshots)

Hamburg was fantastisch. De Bundesliga is de beste competitie in de wereld. Besef goed hoe gestoord het team van HSV toen was. We hadden Thomas Doll als trainer, een jonge, goede gozer. Het was alsof hij een teamgenoot was. Ik zat in het team met Rafael van der Vaart, Nigel de Jong, Khalid Boulahrouz, Daniel van Buyten, David Jarolím, Sergej Barbarez, Romeo Castelen en Vincent Kompany. We hadden een extreem goed team. Na Thomas Doll kregen we Huub Stevens als coach. Ik denk dat hij hetzelfde effect als José Mourinho heeft op zijn spelers. Huub kwam HSV binnen, met zijn serieuze hoofd. Zijn gezicht was altijd boos, behalve als we wonnen.

Zo ben ik niet. Ik ben het type dat altijd lacht en grappen maakt. Toen Huub de kantine in kwam lopen, was iedereen meteen muisstil van de angst. “Wat is er aan de hand?”, zei ik hardop. Sommige spelers begonnen te lachen. Maar Huub hield daar niet van. We hadden in het begin een probleem met elkaar. Op de training probeerde hij me te vertellen hoe ik mijn spel moest veranderen. “Nee trainer”, zei ik, “zo speel ik niet. Ik heb mijn eigen stijl. Die kan je niet veranderen.” Ik had er ook kritiek op dat hij veel fysieke trainingen gaf. Ik ging daar slecht mee om. Nu besef ik dat ik toen fout zat.

Ik begrijp nu waarom Huub zo streng was, want toen hij hoofdtrainer werd, vochten we met HSV tegen degradatie. Hij moest zijn werk doen en had geen tijd voor akkefietjes. Je volgde hem, of je moest weg. Omdat ik niet luisterde, zette hij me uit de selectie. Ik kreeg een fysiek programma dat zo zwaar was, dat ik dacht dat Huub me wilde vermoorden. Na vier dagen had ik het gehad. Ik liep recht naar het kantoor van de trainer. Ik zei: “Huub, ik doe dat programma niet meer. Of jij maakt nu een einde aan mijn contract, of ik mag weer in de selectie, want ik ben hier om te spelen.” Toen begon Huub eindelijk te lachen. “Nu hebben we elkaar gevonden,” zei hij. “Nu moet je doen wat ik zeg.” Dus dat deed ik maar. Huub was hard aan het begin, maar uiteindelijk hadden we lol en hield hij het team in de Bundesliga.

Atouba
Atouba met Rafael van der Vaart en Nigel de Jong bij HSV in 2007. (Foto: Proshots)

Door mijn trucjes was ik in Duitsland geliefd onder de supporters van HSV. Ik kapte graag spitsen uit. Die trucjes kwamen van de straten van Kameroen – daar speelt iedereen zo. In de UEFA Cup heb ik Patrick Kluivert nog mooi uitgekapt, toen hij voor Valencia speelde. Het publiek van HSV vond het geweldig. Maar bij een andere Europese wedstrijd ging het helemaal mis met het publiek. Toen we in de Champions League thuis tegen CSKA Moskou speelden, veroorzaakte ik een penalty voor CSKA. Daarna tackelde ik niet goed, waardoor CSKA nog een keer kon scoren. In de tweede helft vroeg ik om een wissel.

Op dat moment gebeurde het. Terwijl ik naar de bank liep, stond er iemand in het publiek op. “Fucking aap!”, schreeuwde hij. Ik hoorde ook apengeluiden komen van de VIP-tribune van HSV: “Oeh! Oeh! Oeh!”. Iedereen weet wat dat betekent. Het kwam van vlak achter onze dug-out. Dus ik stak mijn middelvingers op naar het publiek. De teammanager probeerde me nog te stoppen. “Nee, fuck iedereen!”, schreeuwde ik. De scheidsrechter kwam naar me toe en gaf me een rode kaart, terwijl ik al gewisseld was. Ik moest meteen douchen.

De volgende dag wilde het bestuur van HSV dat ik me zou verontschuldigen richting de supporters. Dat wilde ik best doen. “Maar ik wil eerst excuses van de club,” zei ik. “Voor wat sommige fans op de VIP-tribune van Hamburg mij hebben aangedaan, terwijl ik me in het zweet werk voor het team. Dat is niet normaal.” HSV schreef een excuusbrief voor mij richting de supporters, maar dat zat me niet lekker. Hoe kon het nou dat sommige fans racistisch waren tegen mij, en ik dan als enige mijn excuses moest aanbieden? Ik had er aan de ene kant wel spijt van dat ik mijn middelvingers op had gestoken, want mijn kinderen hebben dat ook gezien. Ik wist niet hoe ik dat aan ze uit moest leggen. Maar op dat moment was ik zo boos, dat ik niet anders kon reageren.

Uiteindelijk heb ik die excuusbrief toch maar ondertekend. De FIFA gaf me geen boete, maar HSV wel, plus een schorsing voor vier wedstrijden. Op dat moment wist ik: ik wil weg uit Hamburg. Dit is niet eerlijk.

Dat was niet de eerste keer dat ik te maken kreeg met racisme in het voetbal. In Londen, toen we met Tottenham Hotspur tegen Manchester City speelden, noemde de captain van Manchester City mij de hele tijd ‘fucking chimp’. Zijn naam was Richard Dunne. Ik liep tijdens de wedstrijd naar de scheidsrechter om er wat van te zeggen. De scheidsrechter zei alleen dat ik rustig moest blijven, maar dat vond ik niet genoeg. Dunne ging gewoon door: “Fucking chimp! Fucking chimp!”. Dus de volgende keer dat we in duel kwamen, gaf ik hem een harde klap. Ik wilde hem gewoon wat aandoen. De scheidsrechter zag het niet, maar een camera pikte het wel op. Later kreeg ik een boete van de FA voor die klap. Ik legde nog uit waardoor het kwam, maar dat boeide ze niet.

Nadat ik in Hamburg weer met racisme te maken kreeg, besloot ik dat ik mezelf moest voorbereiden op hoe ik voortaan op racisten zou reageren. Ik had twee keer hard gereageerd en gezien wat de consequenties daarvan waren. “We gaan dit zo nooit winnen,” zei ik tegen mezelf. De enige manier om van de racisten te winnen, is door ze te negeren. Ik denk dat dat ze meer pijn doet, dan alle andere acties die je tegen ze kan ondernemen. Want de mensen die de macht hebben om wat aan zo’n zaak te doen, doen geen zak. Als ik elke keer zou gaan vechten, zou ik elke keer een boete krijgen. Als iemand nu racistisch doet tegen mij, kijk ik degene aan en lach ik. De stilte doet ze pijn.

Atouba
Atouba krijgt rood na zijn wissel bij HSV, voor het opsteken van zijn middelvingers. (Foto: Proshots)

Na die gebeurtenis bleef ik toch nog een tijdje bij HSV, omdat ik een goede band had met Martin Jol. Hij was na mij naar Hamburg gekomen als trainer en nog steeds fan van mijn speelstijl. Maar alles liep in de soep toen we met HSV in de UEFA Cup tegen Žilina speelden. Vooraf voelde ik me niet goed, dus ik wilde niet spelen. Martin vroeg me toch een helft spelen, dus dat deed ik, voor hem. In de rust ging ik douchen. Mijn wedstrijd zat erop, dacht ik. Maar Martin wisselde me niet. Ik moest me snel klaarmaken om toch ook de tweede helft te spelen. In de 83ste minuut ging het mis. Ik raakte zwaar geblesseerd aan mijn achillespees en moest een half jaar revalideren. Martin had erg veel spijt. Hij probeerde me nog een nieuw contract te laten tekenen bij HSV, maar mijn band met het bestuur was niet goed meer.

Toen Martin het seizoen daarna naar Ajax ging om daar hoofdtrainer te worden, had hij een linksback nodig. Hij deed me een aanbieding. Ik ging naar Amsterdam en sprak met Martin over Ajax. We kwamen snel tot een akkoord. Ik was echt blij met de stap naar Amsterdam. Het is een fijne stad en ik had veel zelfvertrouwen, omdat de trainer en ik elkaar al kenden. Maar ik heb geen goede herinneringen aan mijn eerste wedstrijd voor Ajax.

Ik dacht: ik heb al in de Premier League en de Bundesliga gespeeld; de Eredivisie wordt een eitje. Dat was een grote fout van mij. Mijn eerste competitiewedstrijd speelden we tegen PSV, een goed team. Ik merkte dat ik nog niet honderd procent fit was en nog geen goede klik had met mijn teamgenoten. Ik wilde soms de lange bal spelen, maar Ajax wil altijd tiki-taka spelen, zoals Barcelona. Ik raakte enorm gefrustreerd. Ik verloor de bal vaak, omdat ik mijn teamgenoten niet begreep. Het was mijn fout dat we die wedstrijd verloren. Ik herinner me dat Luis Suárez na de wedstrijd in de kleedkamer naar me toe kwam. Hij was woedend en gaf me keihard op mijn flikker. Ik werd niet eens boos op hem. Het was terechte kritiek.

Daarna raakte ik tijdens een wedstrijd met Jong Ajax ook nog eens geblesseerd aan mijn meniscus. Ajax is daarom de slechtste periode uit mijn leven als voetballer geweest. Echt de allerslechtste. Aan het einde van de revalidatie mocht ik naar Kameroen, om mijn familie te zien. Daar kreeg ik opeens enorm last van die knie. Ik kon niet meer normaal lopen en vloog meteen terug naar Nederland. Wat bleek? Er zat een infectie in mijn knie. Het was verschrikkelijk. Ik moest op zoek naar een oplossing en ging van specialist naar specialist. De knie werd zelfs weer opengemaakt, om te kijken wat er mis was. Ze vonden niks, maar de pijn bleef.

Die jaren bij Ajax heb ik me nooit honderd procent fit gevoeld. Ik speelde in Jong Ajax op zeventig procent van wat ik kon. Ploeggenoten bij Jong Ajax vroegen me steeds waarom ik bij hun rondliep, met mijn veertig interlands voor Kameroen. Het werd op een gegeven moment gewoon grappig. Gelukkig had ik veel steun aan Eyong Enoh. Hij komt ook uit Kameroen en was als een jongere broer voor me. Enoh nam me bijvoorbeeld mee naar de kerk. Ik kom uit een christelijke familie, dus ik zocht hulp in het geloof. Mijn vrouw ging naar Lourdes, om heilig water te halen. Misschien zou dat helpen, dacht ze. Maar ik werd niet beter. In 2010 miste ik het WK in Afrika met Kameroen. Ik was er kapot van.

Atouba
Atouba tijdens zijn competitiedebuut voor Ajax tegen PSV. (Foto: Proshots)

Toen werd Frank de Boer hoofdtrainer van Ajax. Hij deed meteen iets goeds: hij riep me naar zijn kantoor. “Thimothée,” zei hij. “Ik wil je vertellen dat ik niet meer op jou reken. Ik heb geregeld dat we jouw contract kunnen beëindigen, zodat je een nieuwe club kunt gaan zoeken.” Ik bedankte hem, omdat hij me de waarheid vertelde. Ik verliet Amsterdam meteen en ging naar Frankrijk, waar mijn gezin al woonde en mijn kinderen naar school gingen. In Frankrijk heb ik jarenlang voor mezelf getraind, totdat ik een aanbieding kreeg die ik interessant vond. Na ruim drie jaar zonder club, kreeg ik een aanbieding van Las Palmas, op het tweede niveau van Spanje. Ik vertrok naar de Canarische Eilanden.

Ik heb uiteindelijk een geweldige tijd gehad bij Las Palmas. Ik vond het vooral lekker dat ik weer wat dichter bij Afrika was, met de zon op mijn kop. Daar, op Gran Canaria, is mijn voetbalcarrière langzaam maar zeker ten einde gekomen. Op een gegeven moment speelde ik niet veel meer bij Las Palmas. Mijn zaakwaarnemer probeerde nog een nieuwe club voor me te vinden, maar de koek was op. “Weet je?”, zei ik tegen hem. “Ik denk dat ik moet stoppen.” Hij probeerde me nog over te halen om door te gaan, maar ik was klaar met voetballen. Ik kan met een goed gevoel terugkijken op mijn voetbalcarrière.

Ik wilde terug naar Afrika, naar Kameroen, dus dat deed ik. Mijn vrouw koos ervoor om in Europa te blijven met de kinderen, omdat het onderwijs daar beter is. Ik werk nu voor de voetbalbond van Kameroen en geef Afrikaanse voetbaltalenten advies, zodat ze in hun carrière niet dezelfde fouten maken als ik. Ik organiseer wedstrijden, waarin ze zich kunnen laten zien aan Europese profclubs. Daarnaast bestuur ik een weeshuis, waar ik veel tijd in steek. Mijn broers en zussen zie ik ook weer lekker vaak, net als vroeger. Zij wonen vlakbij me.

Het was altijd al mijn plan om terug naar Afrika te gaan. Soms vlieg ik nog naar Europa, voor mijn gezin, of bijvoorbeeld de afscheidswedstrijd van Rafael van der Vaart. Maar mijn werk in Europa zit erop. Hier in Kameroen voel ik me echt thuis.

Naast onze geschreven verhalen en video’s hebben we nu ook een podcast: De Wereld van VICE Sports. De afleveringen zijn hier te luisteren bij Apple of hier op Spotify: