Verslag van een zelfmoordaanslag

Het leek erg vlot te gaan, onze reportage in Syrisch Koerdistan. Zonder al te veel problemen konden we de grens over en werden we hartelijk ontvangen door de Koerden. Maar op dag drie ging het bijna mis.

Via de Union of Free Media komen we aan een vertaler annex fixer. De kerel, Bashir, is er een van het onvermoeibare type. Hij sleurt ons mee van de ene afspraak naar de andere. Zijn enthousiasme over de Koerdische opstand in Syrië is onuitputtelijk en hij wil absoluut laten zien wat er in de laatste twee jaar bereikt is. Daarom staat er een hele reeks bezoeken op het programma bij allerlei DIY-overheidsinstanties die de Koerden uit de grond gestampt hebben. Best interessant om te zien dat er toch nog een stukje Syrië min of meer overeind staat.

Videos by VICE

Op de derde dag van ons bezoek aan Rojava zijn we te gast bij mensen van de lokale administratie. Syrisch Koerdistan was onder Assad al een verwaarloosde uithoek van het land, maar sinds het uitbreken van de burgeroorlog zijn alle vroegere overheidsinstanties verdampt. De mensen die we spreken staan in voor de praktische kant van de zaak. Voedselvoorziening, water, brandstof. Het embargo dat Turkije en de Koerden van Noord-Irak hen opleggen maakt de zaak er niet gemakkelijk op, maar ze spreken vol enthousiasme over hun plannen. Een jonge vrouw, Helebçe, vertelt over haar werk bij de vrouwenbeweging en hoe ze een park willen aanleggen, alleen voor vrouwen en families. Ze brengt ons taart en thee – we mogen zelfs mee-eten, maar Bashir, gehaast als altijd, sleurt ons mee naar de volgende afspraak een paar straten verderop.

Een half uur later, twee straten verder. Het interview met Fahid van de vakbond zit er bijna op. We praten nog wat na als er plots een harde knal klinkt, onmiddellijk gevolgd door een tweede. Even kijkt iedereen naar elkaar, dan lopen we de straat op om te zien wat er gebeurd is. Buiten heerst chaos, iedereen loopt door elkaar. Niemand heeft een idee van wat er precies aan de hand is. Dan zie ik hoe twee mannen een gewonde vrouw wegdragen. Helemaal zeker ben ik niet, maar het leek een van de mensen die we net gesproken hebben. Om de hoek blijkt inderdaad dat het gebouw van de lokale overheid waar we net op bezoek waren getroffen is.

We willen gaan kijken, maar twee agenten in burger houden ons tegen. Protesteren helpt niet: de Asayish, de Koerdische politie, veegt de straat schoon. Een man zegt ons dat we ons snel uit de voeten moeten maken, want er lopen agenten van het Assad-regime rond. Hij duwt ons de studio’s van Ronahi TV binnen. Ook daar weet niemand exact te vertellen wat er aan de hand is, maar dat wordt even later pijnlijk duidelijk. Zelfmoordterroristen zijn erin geslaagd om het gebouw binnen te dringen en hebben de boel opgeblazen. Een van de slachtoffers is Helebça, het meisje dat me net nog zo vol vuur over haar plannen vertelde. Haar vader werkt bij Ronahi TV – hij hoort het nieuws ter plekke van zijn vrouw. We maken ons zo klein mogelijk, het verdriet van de ouders is hartverscheurend.

Twee uur later heeft de Asayish de situatie onder controle. Op de geïmproviseerde persconferentie geeft Aiten Ferhad, de chef van de Asayish in Qamishlo een voorlopige versie van de feiten. Blijkbaar zijn vijf mensen het gebouw binnengedrongen na de wacht voor de deur te hebben neergeschoten. Twee terroristen hebben zichzelf opgeblazen, eentje is neergeschoten, twee anderen zijn gevangen genomen. Zes mensen en een politieagent zijn bij de aanslag omgekomen. Ferhad legt uit dat de daders waarschijnlijk uit Noord-Afrika komen en gedrogeerd waren op het moment van de aanslag. Ze benadrukt dat de Asayish er alles aan doet om dit soort aanvallen te voorkomen, maar blijft realistisch. “We weten dat deze radicale groepen ons haten. Het is niet de eerste aanslag, en het zal niet de laatste zijn.”

De volgende dag maakt heel Qamishlo zich op voor de begrafenis van de slachtoffers. Bij ons is dat een intieme gebeurtenis, maar de begrafenis van iemand die sterft als shahid (martelaar) is hier een publiek gebeuren. De gids duwt ons de moskee in, we worden bijna gedwongen om foto’s te nemen. Dan volgt er een optocht richting de begraafplaats. Die is er speciaal voor martelaren die sneuvelden in de strijd. Nodeloos te zeggen dat de plek al behoorlijk vol ligt. Wat volgt is een eindeloze reeks speeches van nabestaanden en politieke figuren. Elke toespraak sluit met “shahid na meren”, “de martelaar leeft voor eeuwig”.

Twee dagen later staan we op de plek van de aanslag in het gezelschap van Sema, een van de mensen die we vlak voor de aanval gesproken hebben. Ze hinkt een beetje, een gevolg van een sprong door het raam die haar leven gered heeft. Binnen is het een ravage. Op de begane grond kleeft een grote plas gedroogd bloed. Een verdieping hoger is duidelijk te zien waar de twee aanvallers zich opgeblazen hebben. De muren zijn besmeurd met stukjes menselijk weefsel. Sema vertelt hoe ze zich eerst met een paar anderen achterin verstopt had om vervolgens langs de voorkant van het gebouw uit het raam te ontsnappen. Ze blijft er opmerkelijk rustig bij en herhaalt bijna letterlijk de woorden van de politiecommandant dat het niet de eerste aanslag is en zeker ook niet de laatste zal zijn.

Die avond krijg ik via via een usb-stick met foto’s van een of andere Al Qaida-website. Twee jongens, pubers nog, poseren met een bomgordel om hun middel. Zij zijn het die zich in Qamishlo hebben opgeblazen. Ze wijzen naar boven, waarschijnlijk de richting die ze straks uit willen. Het is onmogelijk om in te beelden wat er door hun hoofd ging op dat moment – het lijkt volmaakt zinloos. Verder staan er op de usb-stick wat beelden van vlak na de aanslag. Van de twee terroristen is niets meer over, behalve een hoofd en de onderste ledematen. Als dit de kortste weg naar God is, zou ik zeggen: laat maar zitten.