Tech

Waarom dik niet per se ongezond betekent

Er bestaat zoiets als een ‘obesity paradox’: een paradoxale situatie waarin zwaarder zijn positieve effecten op de gezondheid lijkt te hebben. Zo is er onderzoek gedaan waaruit blijkt dat er ziektesituaties zijn waarin obese mensen gemiddeld langer leven dan slankere, niet-obese mensen, zoals bijvoorbeeld bij hartkwalen. Dit betekent dat, hoewel obese mensen meer kans hebben om (op jongere leeftijd) hart- en vaatziekten te krijgen, ze ook hogere overlevingskansen hebben.

Daarnaast zijn er ook verschillende onderzoeken die uitwijzen dat mensen die overgewicht hebben maar niet obees zijn (een BMI tussen de 25 en 30) over het algemeen de laagste sterftecijfers hebben, los van de doodsoorzaak. Volgens een onlangs gepubliceerde meta-analyse van 97 verschillende onderzoeken, waarbij mogelijk verstorende variabelen als leeftijd en roken gecorrigeerd werden, gaat het hier niet om een groot verschil (slechts zes procent gemiddeld), maar het verschil is wel significant.

Videos by VICE

Mocht je van plan zijn om op basis van dit nieuws je dieetboeken uit het raam te gooien: ho, wacht even. Het concept van de ‘obesity paradox’ is namelijk verre van onomstreden, omdat de redenen achter de geobserveerde resultaten onduidelijk zijn en de validiteit van bestaand onderzoek in twijfel getrokken kan worden. Zo is er bijvoorbeeld kritiek op het feit dat sommige onderzoeken gefinancierd zijn door Coca Cola – een bedrijf dat veel ongezonde producten met heel veel suiker verkoopt, en er dus belang bij heeft dat mensen gaan geloven dat het toch niet zo heel ongezond is om dik te zijn, bijvoorbeeld omdat ze elke dag cola drinken bij het ontbijt..

Deze kritiek verdient echter zelf ook weer kritiek, omdat het niet veel zegt over het onderzoek zelf. Per slot van rekening hoeft financiering door Coca Cola niet te betekenen dat onderzoekers ook overlappende belangen met Coca Cola hebben en hun onderzoeksresultaten hierdoor laten beïnvloeden; het kan ook betekenen dat Coca Cola gewoon heel graag onderzoekers wil steunen die in het verleden onderzoek hebben gedaan dat hen bevalt. (Dit is overigens weer problematisch op een andere manier, namelijk dat onderzoekers die ‘populair’ onderzoek doen eerder of meer financiering krijgen dan anderen, maar daar moeten we het een andere keer nog maar eens over hebben).

Meer inhoudelijke kritiek is er in de vorm van onderzoek dat aantoont dat de obesity paradox misschien toch niet zo’n solide fenomeen is als het lijkt, zoals bijvoorbeeld het meest recente onderzoek van doctor Andrew Stokes, socioloog en één van de voornaamste critici van de obesity paradox. Stokes stelt dat onderzoek dat de obesity paradox ondersteunt niet valide is, omdat er geen onderscheid gemaakt wordt tussen mensen die nooit obees zijn geweest en mensen die heel veel zijn afgevallen, aangezien er alleen maar wordt gekeken naar de BMI ten tijde van het onderzoek. Stokes pleit daarom om niet alleen naar het huidige BMI, maar ook naar het hoogste BMI te kijken.

Uit Stokes’ eigen onderzoek blijkt dat mensen met normaal gewicht die ooit overgewicht hadden of obees waren, eerder sterven dan mensen die consistent normaal gewicht hebben. Dit komt volgens Stokes doordat de lichamen van deze mensen al schade hadden opgelopen van hun eerdere te zware toestand, of doordat ze gewicht verloren door een andere ziekte.

“We hebben geen onderscheid gemaakt tussen gezond en ongezond gewichtsverlies,” vertelde Stokes me in een email, “maar omdat de mensen die gewicht verloren gemiddeld eerder stierven dan mensen die consistent te zwaar zijn, denken we dat het vooral om ongezond gewichtsverlies gaat.”

Iemand met overgewicht kan net zo gezond of ongezond zijn als iemand met een normaal gewicht of ondergewicht.

Er bestaan dus grote meningsverschillen binnen de wetenschap over de validiteit van de obesity paradox. Het ene kamp stelt dat er situaties zijn waarin het lichaam voordeel heeft van een hoger of zelfs obees gewicht; het andere kamp denkt dat dit fenomeen niets meer is dan het product van foute onderzoeksopzetten. Missen ze misschien allebei iets?

Volgens de moleculair bioloog Min-Hao Kuo is het debat rond de obesity paradox vaak te ongenuanceerd. Of vet goed is voor het lichaam of niet, hangt volgens hem af van de specifieke plek waar het vet zit, en de specifieke, unieke situatie van het lichaam. “Meer vet is soms goed, en soms slecht,” vertelde hij me via Skype. “Als vet in het bloed circuleert, is dat nooit goed voor het lichaam; je aderen kunnen zelfs dichtslibben. Verder zijn er weinig regels die in elke situatie kloppen.”

Kuo heeft vorige week een onderzoek gepubliceerd waaruit blijkt dat een verhoogde aanwezigheid van een vet met de naam TAG in gistcellen zorgt voor een langere levensduur van de gist – een obesity paradox op het niveau van individuele cellen. (Dit zegt overigens niets over meercellige wezens als mensen, waar vet op andere manieren afgebroken wordt dan in gistcellen).

Kuo vertelde me ook dat er verschillende onderzoeken zijn die hebben aangetoond dat vet rond het middel slecht is voor de gezondheid, maar dat dit niet voor vet rond de heupen en dijen geldt. Sterker nog: vet op deze plekken heeft misschien zelfs positieve gevolgen voor de gezondheid. “Er is recent onderzoek dat positieve verbanden heeft laten zien, maar waarom is de grote vraag,” zei Kuo. “Daarnaast neemt het vetpercentage van het menselijk lichaam van nature toe naarmate mensen ouder worden. Dit gebeurt vanaf het moment dat het lichaam volgroeid is, tot de leeftijd van 75.”

Het probleem van onderzoek naar de obesity paradox ligt dus misschien bij het feit dat er wat lichamelijke gezondheid betreft alleen wordt gekeken naar het BMI: het gewicht in verhouding tot de lichaamslengte. Deze maatstaf zegt namelijk niets over de plek waar mensen vet hebben, en hoe het gesteld is met de fitheid van hun lichaam.

Dit is ook de conclusie van de cardioloog Carl Lavie, die een boek heeft geschreven met de titel The Obesity Paradox. Volgens Lavie is fit zijn belangrijker voor een lang en gezond leven dan een laag BMI. Iemand met overgewicht kan net zo gezond of ongezond zijn als iemand met een normaal gewicht of ondergewicht.

Dit betekent dat zowel het onderzoek dat enkel naar het huidige BMI kijkt als het onderzoek dat zowel het huidige als het hoogste BMI in beschouwing neemt voorbij gaat aan twee heel belangrijke punten, namelijk de vraag waarom een bepaald persoon een bepaald gewicht heeft en wat zijn of haar levensstijl is. Heeft iemand heel veel vet rond het middel of een enorm peerfiguur? Is iemand heel gespierd en daardoor zwaarder? Of eet iemand misschien heel weinig verzadigd vet en suiker zonder ooit van zijn of haar ondergewicht af te komen? Het BMI geeft geen antwoord op deze vragen.

Of de obesity paradox nu echt is of een fabeltje; het lijkt erop dat gewicht alleen een slechte voorspeller van gezondheid is, zowel in wetenschappelijk onderzoek als in de dagelijkse praktijk. Ernstig overgewicht of een dikke bierbuik zijn niet wenselijk als je zo lang mogelijk wilt leven, maar een dikke kont alleen kan weinig kwaad. Ik neem dus gewoon nog een stukje chocolade.