In het Mauritshuis in Den Haag kan je op dit moment een bijzondere houten staf zien, uitgesneden in de vorm van een vrouw met een klein lachend mondje. Meer dan 120 jaar geleden werd het waarschijnlijk door een Duitse zendeling ontfutseld aan een lid van Ndyuka-stam in Suriname, waarna het via een verzamelaar terechtkwam in de collectie van een Duits museum. De staf wordt begeleid door een korte documentaire, waarin je ziet hoe de dichter Onias Landveld het stafje voorzichtig in zijn handen neemt en bekijkt. Door de aanwezigheid van een curator in een witte stofjas en de emotie op Landvelds gezicht lijkt het op een scène in een misdaaddrama, waarin iemand het stoffelijk overschot van een geliefde komt identificeren. “Wat hebben ze met je gedaan?” vraagt Landveld, die zelf van de Ndyuka’s afstamt.
Roofkunst is een breed begrip. De een denkt bij dat woord meteen aan nazi’s die hun zakken vulden met de eigendommen van gedeporteerde Joodse families, of aan Napoleon, die al het moois dat op zijn veroveringspad kwam naar het Louvre liet verschepen. Weer een ander denkt misschien aan de sieraden, beelden en andere waardevolle objecten die door koloniale machten zijn gestolen en nog altijd in nationale musea liggen, ver weg van de plek waar ze ooit werden gemaakt. Het verdonkeremanen van betekenisvolle spullen is van alle tijden, maar de redenen, omstandigheden en de gevolgen lopen nogal uiteen.
Videos by VICE
Voor hun experimentele tentoonstelling Loot – 10 stories hebben makers Kel O’Neill en Eline Jongsma geprobeerd om roofkunst van verschillende kanten te belichten. In een ruimte in het Mauritshuis (geschilderd in de kleur digital lavender) brachten ze tien verschillende geroofde objecten en hun verhalen bij elkaar, van het originele paardenhoofd dat ooit deel was van de quadriga bovenop de Brandenburger Tor tot een Balinese kris en een zelfportret van Rembrandt.
O’Neill en Jongsma zijn geen curatoren, maar documentairemakers en “storytellers” die graag experimenteren met technologie. De tentoongestelde objecten zijn afkomstig vanuit verschillende musea, waaronder het Berlijnse Humboldt Forum, hebben allemaal een thematische link met het Mauritshuis en zijn “op intuïtie” bij elkaar verzameld, vertelt Jongsma aan VICE. “Voor ons was het verhaal belangrijker dan de vraag of het een mooi object was of niet.”
De houten staf uit Suriname noemen O’Neill en Jongsma “het hart” van de tentoonstelling, waar de emotionele impact van roofkunst duidelijk wordt. Ze vroegen Onias Landveld, een dichter die meerdere theaterstukken maakte over zijn afkomst en de marroncultuur, om de staf te bekijken in het museum in Berlijn. Dat was een vreemde ervaring, vertelt Landveld aan VICE. “Want: hoe kan je iets missen als je niet eens wist dat het bestond? Maar op het moment dat je ermee in aanraking komt, dan voel je een leegte. Dat is heel raar. Het is een gemis dat ik bijna niet kan omschrijven.”
De Ndyukas, die het stafje maakten, waren Marrons: tot slaaf gemaakte mensen die van de plantages ontsnapten en in de moeilijk begaanbare regenwouden van Suriname hun eigen gemeenschap, cultuur en rituelen ontwikkelden. Europese zendelingen probeerden die cultuur eeuwenlang te verchristelijken, en deden dat onder andere door religieuze en rituele kunstwerken af te pakken. Veel tastbare herinneringen aan de marroncultuur zijn daardoor verdwenen, of werden beschouwd als demonische afgoderij.
“Het rare is dat het stafje niet eens de meeste emoties bij mij losmaakte. Dat gebeurde toen ik voor de vitrinekasten stond, en ik alle andere spullen zag die men had verzameld. Alsof mijn voorouders een wetenschappelijk project waren, alsof het een trofeekast was, zo van – kijk eens wat die zwarte mensen allemaal doen,” vertelt Landveld over zijn bezoek aan het museum. “Ik zag zwaarden staan, en dat verbaasde me. Ik moest aan de curator vragen waarom die daar stonden, want voor zover ik wist hadden mijn voorouders geen zwaarden. Jawel, zei die curator toen, die hadden jullie wel. Ik had daar geen idee van.” Hij voelde daardoor een mix van boosheid, verwondering en verdriet, maar ook blijdschap en trots. “Want dit is het bewijs van een cultuur van mensen die kunstzinnig, slim en vakkundig waren, die in die jungle wisten te overleven. Daar is een heleboel vindingrijkheid voor nodig.”
Wat O’Neill betreft zouden musea veel meer van dat soort ontmoetingen tussen stukken uit hun collectie en representanten van bepaalde gemeenschappen kunnen faciliteren. “Je ziet wat de emotionele weerklank is van dat specifieke stukje koloniale roofkunst is. Het is mogelijk dat er alleen al in die collectie honderden of duizenden objecten zijn die een soortgelijke emotionele betekenis hebben voor mensen uit andere gemeenschappen.” Ze hopen dat er met Loot iets in gang is gezet en dat er een omslag plaatsvindt, waarbij musea op een andere manier over hun collecties en hun eigen functie moeten gaan nadenken. “Qua verhaal is het bijzonder,” voegt Jongsma toe. “Zo’n stafje ligt meer dan honderd jaar in een vitrine, al die tijd is er stilte. En dan gaat het verhaal nu ineens weer verder.”
Over het belang van tastbare geschiedenis is Landveld duidelijk: “Zonder dat besta je niet. De overwinnaar bepaalt de geschiedenis, en als die tastbaarheid er niet is, dan word je als het ware weggevaagd. Dan kan iedereen maar denken en vertellen over jou wat ze willen.” In Afrika en in het Caraïbisch gebied is door de eeuwen heen relatief weinig opgeschreven omdat er een orale traditie is, legt Landveld uit, en daardoor wordt er in het Westen al snel aangenomen dat die geschiedenis er domweg niet is. “Omdat het niet is vastgelegd, denkt men: het heeft nooit bestaan. Maar dat is een misvatting. Dat is in de eerste plaats zonde, want daardoor moet het wiel hier vaak opnieuw worden uitgevonden. En er komt er geen credit where credit is due. Daar kunnen politici als Thierry Baudet vervolgens mee aan de haal gaan, doen alsof het Westen de bakermat van de beschaving is, en dat bruine en zwarte mensen achterlopen. Daarom is het zo belangrijk om die geschiedenis tastbaar te maken: het is nuttig, en je plaatst mensen daarmee op een gelijk voetstuk.”
Voor Landveld is het daarom zaak dat musea en andere culturele instanties zich inspannen om ervoor te zorgen dat gemeenschappen weer eigenaarschap krijgen over die spullen die ooit van hen geroofd zijn. “Leg het eigenaarschap vast, en verschuil je daarbij niet achter wetten,” zegt hij. “Soms is het door politieke omstandigheden ingewikkeld om de objecten terug te geven, maar begin met het vastleggen van het eigenaarschap. Het verleden kan je niet meer rechttrekken, maar je kan wel iets doen voor de toekomst.”
De expositie Loot – 10 stories is nog tot 7 januari te zien in het Mauritshuis. Omdat een deel van de tentoonstelling in VR is, moet je van tevoren online een ticket kopen om een timeslot te reserveren.