Wat heb je nodig om een goed feest te geven? Stel deze vraag aan een gemiddelde clubbezoeker en je krijgt antwoorden als: een killer line-up, blazende geluidsinstallatie, toffe bar en wat stroboscopen. Misschien dat iemand daar nog aan toevoegt: een vette industriële locatie. Maar is het zo simpel? Is het een kwestie van een ruimte zoeken, een bar plaatsen, speakers ophangen en de muren zwart verven? Wat maakt een club tot een goede plek? En hoe komt een ruimte het best tot zijn recht?
Om erachter te komen, spraken we met Bas van Tol van Studio Müller van Tol. Bas heeft het interieur vormgegeven van legendarische clubs als 11, Trouw en De School. “Mij gaat het niet om welke kleur waar komt. Het gaat om de organisatie van de ruimte, een basis leggen waar mensen op door kunnen bouwen.”
Videos by VICE
THUMP: Hoi Bas, om even bij het begin te beginnen: wat heb jij met het nachtleven?
Bas: Het is ontzettend fascinerend. Tot het licht wordt, doet tijd er niet toe en gelden er andere wetten en regels – het lijkt een ander leven, een andere dimensie. Er heerst een gevoel van vrijheid en je ontmoet mensen die je normaal niet tegenkomt. Mensen zijn gelijk en hun status is niet afhankelijk van wat ze overdag doen. Het is een moment waarop je het gevoel hebt dat je het samen bepaalt. Maar wat ik ook interessant vind aan het nachtleven, zijn de plekken waar alles zich afspeelt. Als ik een nieuwe stad bezoek, ga ik altijd op zoek naar zo’n bijzondere plek – ergens waar het gebeurt. Dat kan je veel vertellen over wat er gaande is in een stad.
En die fascinatie voor het nachtleven weet je te combineren met het inrichten van ruimtes. Waar komt dat vandaan?
Met mijn jeugdvriend Koen Vollaers (een van de breinen achter Pacific Parc, Restaurant As, 11 en Trouw) organiseerde ik van jongs af aan feesten. We gebruikten kleine zaaltjes waar mensen op zondagochtend door konden blijven feesten. Eind jaren tachtig ben ik zogenaamde situationele ontmoetingen gaan organiseren in Amsterdam met mijn ‘bureau voor modernisme’, dat Mod Sec heette. Tijdens deze ‘happenings’ draaide het om de vormgeving van het moment – zo zorgde ik voor een speciale inrichting of installatie. De plekken fungeerden als een vrijplaats voor kunstenaars, architecten, zachte criminelen, gezonde gekken, levensgenieters en punks. Door met deze verschillende ruimtes te werken, kwamen we erachter wat wel en niet werkte – wat nou precies een goede plek maakt. Dit alles was op eigen initiatief. Wat clubs betreft, was 11 de eerste opdracht die ik kreeg. Toevallig was Koen Vollaers daar mijn opdrachtgever. Dat leidde tot een ontzettend goede samenwerking, omdat alles gebaseerd was op een vanzelfsprekende verstandhouding en vertrouwen. Omdat we elkaar van jongs af aan kenden, hadden we maar een paar woorden nodig om dingen aan elkaar duidelijk te maken.
Hoe ben je toen te werk gegaan?
De ruimte op de 11e etage van het Post CS-gebouw op het Oosterdokseiland in Amsterdam bestond uit de voormalige keuken, kantine en gymzaal van het personeel. De logistiek was dus aanwezig: de plek was ingericht voor een groot aantal mensen. Een uitdaging was dat het clubdeel overdag werd verhuurd als presentatie- en conferentieruimte aan het Stedelijk Museum, dat tijdens hun eigen verbouwing een tijdelijke dependance in het pand had. We hebben toen volledig ingezet op een groene, geluidsdichte klapwand – die domineerde de ruimte. Daarnaast hebben we met de mensen van 11 projectieschermen ontworpen die een spel aangingen met de rest van de ruimte en het uitzicht. Verder hielden we alles zo simpel mogelijk: geen gezelligheid, maar juist een grootse opzet met internationale allure.
Hoe is de verstandshouding tussen ontwerper en opdrachtgever eigenlijk?
Wat je probeert te doen, is een relatie opbouwen om elkaar te begrijpen en dezelfde taal te spreken in de dingen die je wilt gaan doen. Je kijkt samen naar de kwaliteiten van het project en gebruikt elkaars expertise. Het verhaal van de opdrachtgever vertaal ik naar oplossingen die passen bij wat mensen mij vertellen. Het is een kwestie van goed luisteren en een verbinding leggen naar het interieur.
De relaties met mijn opdrachtgevers zijn ontzettend belangrijk. Toen ik 11 gedaan had, ben ik door de eigenaren voorgesteld aan de mensen van Trouw en weer later aan het team van De School. Het was niet zo dat ik de opdracht hiermee meteen had, maar er was wel een bepaalde verbintenis met deze mensen.
Toen 11 stopte, ging een aantal mensen door met Trouw. Hier werd een bijna onmenselijke ruimte veranderd in iets dat toch vertrouwd aanvoelde. Hoe heb je dat voor elkaar gekregen?
Het pand aan de Wibautstraat werd uitgekozen vanwege de akoestische kwaliteiten, maar was niet geschikt voor grote aantallen mensen. De ruimte was gebouwd voor drukmachines en het faciliteren van een aantal man personeel. Het gedeelte dat gepland stond als dansvloer was maar acht meter breed. De vraag was hoe je binnen dat aantal meters alles geordend krijgt en alle soorten bezoekers – mensen die kijken, zitten, eten, dansen, maar ook het personeel – een plek geeft.
Trouw kwam met het idee van een tribune, en wij zijn deze gaan gebruiken als een goed georganiseerd knooppunt. Hierin zijn verschillende niveaus en functies gecreëerd: je kon de hoogte gebruiken, er was een doorgang naar het restaurant, een opslag, en de bar zat erop aangesloten. De vormgeving van de tribune bepaalde het ruimtelijke concept van de club en stond voor ons als een metafoor voor de oude drukmachines. Vandaar dat we strepen op de wanden hebben aangebracht, alsof de tribune als een grote printkop door de ruimte is gegaan en een spoor achterliet.
De strepen komen ook terug in De School toch? Hoe is dit anders dan 11 en Trouw?
Ja, dat is wel een mooi verhaal. De School had verschillende ruimtes met elk hun eigen kwaliteiten: een aula, gymlokalen, gangen, fietsenkelder en leslokalen. Maar het was niet ingericht op de functie van een club. Hier ging het er niet alleen om de bezoekers ongemoeid naar de voormalige fietsenkelder – waar de club zit – te krijgen, maar ook geluid, lucht en licht waren belangrijke factoren.
Omdat de fietsenkelder nogal laag is, zit de luchtcirculatie verstopt in een tweede wand langs de zijkanten. In die wand zitten nissen met zitjes waar bezoekers even kunnen uitrusten, maar die ook bijdragen aan het geluid. De nissen zijn namelijk deels gemaakt van de oude geluidspanelen uit Trouw, daar komen de door ons aangebrachte inktsporen weer in terug. Zonder de wanden en nissen was de ruimte namelijk een betonnen doos waar het geluid zou weerkaatsen.
Er zijn ook clubs die zelf dit soort dingen aanpakken. Vaak gaat het namelijk om goed geluid en licht. Waarom zou je een interieurarchitect in de hand nemen?
Klopt, maar de ruimtelijke voorwaarden voor geluid en licht moeten er wel zijn. Het gaat dan om veiligheid, verkeer, beweging en akoestiek. Er zijn zoveel aspecten die bij elkaar komen in een interieur, en het is ingewikkeld dat te organiseren – daar kan bij ik helpen. Mijn team en ik kunnen ruimtes goed analyseren en we hebben ervaring om specifieke kwaliteiten te ontdekken. Met maquettes, tekeningen en schetsen maken we zoveel mogelijk inzichtelijk en laten we zien welke beslissingen het beste zijn. We hebben veel ervaring in hoe je tot een goede plek komt. Het moet een bepaalde vanzelfsprekendheid uitstralen; als je ergens komt waar de gastheer zich thuis voelt, dan is het voor de bezoeker ook vanzelfsprekend.
Maquette van De School
Het draait bij jou dus meer om een solide fundament leggen dan losse onderdelen in een interieur samenbrengen?
Mij gaat het niet om welke kleur waar komt. Het gaat om de organisatie van de ruimte, een basis leggen waarop mensen kunnen door bouwen. Lang niet alles hoeft precies te worden uitgevoerd volgens mijn smaak, en dat maakt ook niet uit, want de basis is goed. Daarbij moet een plek ook eigen gemaakt kunnen worden door de beheerders, de eigenaren en het personeel. Die moeten het gevoel hebben dat het hun plek is. Daar laten we altijd ruimte voor open, zodat zij de plek naar hun hand kunnen zetten.
Wanneer is een project voor jou geslaagd?
Het is mooi als iets precies zo werkt als je je hebt voorgesteld. Dat mensen op bepaalde plekken gaan zitten of hangen. Dat je het gevoel meegeeft aan mensen dat ze op een goede plek zijn geweest en dat echt hebben ervaren. Dat mensen weten dat ze onderdeel zijn van een bijzondere plek, een verbinding voelen, dat is waar het mij om gaat.