Eten

Hoe het is om haai en walvis te eten in IJsland

Na acht dagen gelukzalig niets doen omringt door water, wind, sneeuw en ijs, word je teruggeworpen in een wereld vol verkeer en mensen die je aan de kant duwen voor de tram. Kortgeleden stond je nog naar de horizon te staren en nu scroll je alweer door een eindeloze stroom onbeantwoorde e-mails.

In november kom je niet veel mensen tegen in IJsland. Je hebt vooral contact met de natuur – een kracht die prachtig is, maar ook psychotisch en grillig. Ik heb nog nooit zo erg de behoefte gehad om een stukje paradijs te beschermen, zoals het IJslandse landschap.

Videos by VICE

Verwarmd met aardwarmte en in de schaduw van de Aurora Borealis vind je de kassen van de grootste bananenplantage van Europa.

Af en toe wordt al die natuurpracht onderbroken, door bijvoorbeeld een supermarkt. In elke winkel, zowel in de hoofdstad als de meest afgelegen dorpjes, vind je een goedgevulde bananenautomaat. “Aha, gastronomische globalisering,” hoor ik je zeggen. “Voedsel dat niet duurzaam is en dat duizenden kilometers heeft afgelegd.” Het tegenovergestelde is waar: datgene wat tegenstrijdig lijkt, is juist een voorbeeld van duurzaamheid in IJsland.

Verwarmd met aardwarmte en in de schaduw van de Aurora Borealis vind je de kassen van de grootste bananenplantage van Europa.

IJsland klopt je portemonnee dan wel leeg, maar je krijgt er wel een knuffel van Moeder Natuur voor terug en ook hippie-vibes waarvan je niet wist dat je ze kon voelen.

Reykjavik en de paar andere stedelijke gebieden zijn stukjes moderniteit tussen al dat natuurgeweld. Natuur waar je binnen een paar uur smoorverliefd op wordt. IJsland klopt je portemonnee dan wel leeg, maar je krijgt er wel een knuffel van Moeder Natuur voor terug en ook hippie-vibes waarvan je niet wist dat je ze kon voelen.

Ik ben Italiaans, dus ik ben gewend aan goed eten en goede gesprekken bij elke maaltijd. Maar hier probeer ik me, onderdompelend in de serene rust van slapende vulkanen, te gedragen als de ideale Italiaanse toerist: ik houd me verre van spaghetti en ga op zoek gaan naar traditioneel, lokaal eten. Acht dagen lang bestaat mijn dieet uit zalm, forel, kabeljauw en lam; alles wordt geserveerd met bimi, bieten, radijsjes en aardappelen.

Er zijn twee uitzonderingen in deze willekeurige selectie. Deze twee producten staan symbool voor alles wat er goed en fout kan gaan op het snijvlak van duurzaamheid en traditie. Het gaat om twee dieren (ik ben trouwens geen vegetariër). Het eerste dier is niet echt smakelijk, maar het tweede beest is juist ontzettend lekker, maar wordt wel met uitsterven bedreigd (wel met een “laag risico” volgens het Wereld Natuur Fonds). Dat eerste beest heet Kæstur hákar, en is een gefermenteerde haai die “zijn eigen staart bijt” en het tweede dier is een walvis.

Kæstur hákarl: een gefermenteerde haai die “zijn eigen staart bijt”

Maar de waarheid is dat gefermenteerde haai naar een donker steegje ruikt, je weet wel, het soort waar mensen pissen.

Gefermenteerde haai is iets waar je aan moet geloven als je iemand bent die alles wil proberen. De haai die voor 90 procent van de tijd per ongeluk wordt gevangen eet je gewoon gewoon in een restaurant. De vissen raken verstrikt in visnetten die voor heilbot bedoeld zijn. Dan worden ze hier gebracht, naar een plek waar mensen een soort kleine tempel hebben gebouwd om de dieren te eren.

De Groenlandse haai is een van de grootste en langst levende soorten haaien ter wereld en hij is ook nog eens giftig. Om het dier eetbaar te maken, moet het lange tijd fermenteren, zodat er geen urinezuur meer in zit. In Bjarnarhofn kun je zelfs de fermenteerfabriek bezoeken, waar grote plakken haai in de open lucht bungelen. Het doet denken aan een schuur vol drogende hammen.

Ik had niet gedacht dat haai lekker zou zijn en dat klopt ook. Het haaienvlees is zo wit als melk en heeft een een scherpe, penetrante smaak die recht in je neus vliegt en je keel in schiet. Als je het beleefd omschrijft zou je het kunnen vergelijken met een sterke stinkkaas. Maar de waarheid is dat het naar een donker steegje ruikt, je weet wel, het soort waar mensen pissen.

Het zou natuurlijk enorm zonde zijn om dit vlees weg te gooien dat zo per ongeluk gevangen is. Maar er moet toch een manier zijn om deze beesten te sparen en ze niet te vangen. Er moet een manier zijn – hoe duur die ook is. Het zou heel wat negatieve gevolgen kunnen hebben: andere vis zou duurder kunnen worden en misschien is het slecht voor de visindustrie en ga zo maar door. Het zou positief kunnen uitpakken voor toekomstige generaties: geen haaiensnacks meer om te eten, maar haaien die in de zee zwemmen.

Haaienvlees

Je ziet groepen toeristen die enorm onder de indruk zijn van hun walvisspottrip, niet ver van een restaurant waar walvis eten doodnormaal is.

In de week dat ik over Route 1 door IJsland reed, was het best lastig om een restaurant te vinden waar iets anders te eten was dan zalm, radijsjes en ander overlevingsvoedsel. Nadat ik over het hele eiland was gereden kwam ik aan in Reykjavik. Daar belandde ik bij Ostabúòin, een van de beste restaurants van IJsland.

Na een week waar ik alleen maar hetzelfde at, leek dit restaurant een fata morgana. Op het menu stond ook een gerecht met walvisvlees.

Het haaiengerecht dat ik at bij Ostabúðin

Het Wereld Natuur Fonds-alarm van mijn geweten ging meteen af en het werd nog eens versterkt door het feit dat ik eerder die dag nog een kushandje had geblazen naar een zeehond in een fjord. Ik besloot mijn gevoel onder het tapijt te vegen en mijn nieuwsgierigheid deze actie goed te laten praten. Walvisvlees smaakt in de verte een beetje naar vis, maar het lijkt vooral heel erg op rundvlees. Het is smaakvol, niet heel mals, maar wel lekker. En nu kan ik ook weer zeggen dat ik walvis heb gegeten.

Ik had het vlees dan wel verteerd, maar ik hield er een naar gevoel van in mijn maag. In de dagen daarna ontdekte ik dat de walvisvangst al jaren een zeer heet hangijzer is in IJsland. Het is een oude traditie, ja. Maar het is maar moeilijk goed te praten in 2018, zelfs als we geloven dat het dier niet met uitsterven wordt bedreigd en dat de quota worden gerespecteerd. Walvissen slapen er niet rustiger door, vooral als je ziet op wat voor een verschrikkelijke manier ze aan hun einde komen.

Een terugblik ter verdediging op de natuur in IJsland

Het valt te betwijfelen of het eten van haaien en walvissen tussen schilderachtige geisers en vulkanen ons terugbrengt naar simpelere tijden. Het versnelt alleen de vernietiging van de biodiversiteit in onze zeeën.

Heel lang geleden hield de calorierijke gefermenteerde haai een Inuit ’s nachts warm, maar tegenwoordig is dat niet meer het geval. Het is niet meer van deze tijd.

In IJsland wijzen posters met vrolijk lachende dieren je naar de baaien waar je zeehonden in het wild kunt zien en waar je vissersreisjes kunt maken waar – oeps! – per ongeluk haaien worden gevangen. Je ziet groepen toeristen die enorm onder de indruk zijn van hun walvisspottrip, niet ver van een restaurant staan waar walvis eten doodnormaal is. En ‘s nachts worden de restaurants waar je bedreigde diersoorten kunt eten met 100 procent schone energie verwarmd.

Misschien is het logischer om morgen meer geld uit te geven aan een levende walvis, dan aan een dode walvis vandaag.