Société

De man die gestolen Afrikaanse kunst weer thuis wil brengen

Afrikaanse kunst

In een van de boeiendste scènes van de film Black Panther praat het personage Erik Killmonger met de curator van het fictieve Museum of Great Britain in Londen. Killmonger vraagt haar naar de verschillende voorwerpen in de tentoonstelling, en wanneer hij tegen haar zegt dat hij een object uit Wakanda mee wil nemen, sputtert de curator tegen: “Deze voorwerpen zijn niet te koop.” Daarop antwoordt Killmonger: “Hoe denk je dat jouw voorouders deze voorwerpen in hun bezit hebben gekregen? Denk je dat ze daar een eerlijke prijs voor hebben betaald? Of dat ze het gewoon hebben meegenomen, zoals ze eigenlijk alles meenamen?”

Afgelopen zomer was er ook iemand die dit punt maakte, en ook meteen op actie overging: de activist Mwazulu Diyabanza, die meerdere keren probeerde om Afrikaanse kunstvoorwerpen uit Europese musea terug te brengen. In juni nam hij een standbeeld mee uit het Musée du Quai Branly in Parijs en een maand later stal hij in Marseille een zwaard uit het Museum voor Afrikaanse, Oceanische en inheems-Amerikaanse kunst. Een paar weken geleden was ook het Afrika Museum in het Nederlandse Berg en Dal aan de beurt, waarvandaan hij een Congolees beeld meenam.

Videos by VICE

“Ik ben niet echt zoals Killmonger, hij is natuurlijk een fictief personage,” zegt Diyabanza tegen VICE. “Maar onze aanpak komt wel overeen – al doe ik het zonder mensen te vermoorden en weet ik hoe mijn acties effectief kunnen zijn.”

Toen Diyabanza zelf Black Panther keek, werd hij geraakt door de beroemde kunstscène. “Onze objecten werden gepresenteerd. Ze zijn van groot belang in de Afrikaanse geschiedenis, en werden gemaakt door mensen die het continent vertegenwoordigden,” zegt hij. “In het verhaal van Black Panther wordt ook eidenlijk de waarheid naar voren: de waarheid achter deze objecten en hoe ze gestolen zijn, en welke rollen kolonialisme en geweld speelden.”

Diyabanza en zijn collega’s livestreamden hun acties op Facebook. Ze werden elke keer gepakt door de museumbeveiliging, maar Diyabanza zegt dat het doel – naast het terugnemen van deze belangrijke objecten – was om “een boodschap te brengen aan degenen die zich schuldig hebben gemaakt aan geweld, verkrachtingen en moord, en ze te laten weten dat ze niet hebben gewonnen. Zij zijn niet de baas van deze objecten, en ook niet de baas over ons.”

Het is voor Diyabanza ook persoonlijk. Hij is van Congolese afkomst en heeft koninklijk bloed dat teruggaat tot de vijftiende eeuw: zijn grootvader aan moeders kant was gouverneur van de provincie Mpangu, en had de leiding bij afwezigheid van de koning. Tijdens de ambtsperiode van zijn opa kwamen de Europeanen langs, en stolen ze artefacten – die wel bewaard bleven in familieverhalen. Het ging bijvoorbeeld om een hoed van dierenhuiden, een koperen armband van de Lemba-bevolking en een luipaardenhuid die in rituelen werd gedragen om voorouders te vereren. Diyabanza heeft jarenlang geprobeerd om te achterhalen waar deze voorwerpen heen zijn gegaan, en denkt nu een aantal te hebben gelokaliseerd in musea over de hele wereld.

Diyabanza zegt zelfs dat toen hij in het Nederlandse Afrika Museum was, hij daadwerkelijk de armband van zijn grootvader zag. “De verhalen over deze objecten worden van generatie op generatie doorgegeven. Het raakte me enorm toen ik die armband daar zag. Ik werd emotioneel toen ik zag dat deze rijkdom in het bezit van andere mensen was, die het op een gewelddadige manier hebben gestolen en nu tentoonstellen.”

In de Lemba-armband, die traditioneel van koper of goud wordt gemaakt, zit in principe altijd het profiel van een persoon gegraveerd. Er zijn er veel van in omloop, maar volgens Diyabanza zijn ze allemaal uniek en symboliseren ze verschillende deugden, zoals wijsheid of autoriteit. De armbanden zijn tegenwoordig te vinden in musea over de hele wereld, van het World Museum in Liverpool tot het Brooklyn Museum in New York. Diyabanza zegt dat hij de armband in het Afrika Museum niet meenam omdat hij in een glazen kast zat. (Het Afrika Museum ging niet in op meerdere verzoeken om commentaar.) Hij is niet van plan om op korte termijn om dispensatie te vragen. “Ik heb het recht om kunst mee terug te nemen, zonder daarvoor om toestemming te hoeven vragen,” zegt hij. “Je vraagt dieven toch ook niet of je je gestolen waar weer terug mag?”

Diyabanza is het internationale aanspreekpunt voor Unité Dignite Courage, een pan-Afrikaanse organisatie die volgens hem duizenden leden en sympathisanten van over de hele wereld heeft. De groep laat zich inspireren door mensen als Patrice Lumumba, Thomas Sankara, Steve Biko, Martin Luther King Jr., Malcom X, Marcus Garvey en Winnie Madikizela-Mandela, en heeft als doel om een “totale vrijheid” tot stand te brengen.

Diyabanza brengt zelf zijn tijd afwisselend in Parijs en Lomé in Togo door, en houdt zich vooral bezig met campagnes om kunst te repatriëren. “We zetten ons in om buitenlandse troepen, vooral de Franse, van Afrikaans grondgebied te krijgen,” zegt hij. “En om ons te ontdoen van de overblijfselen van het koloniale tijdperk, zoals de CFA-frank [de door Frankrijk opgelegde munteenheid, die in zes Afrikaanse landen nog altijd wordt gebruikt]. We willen ook af van de technische ondersteuning, hulp en ontwikkelingssamenwerkingen vanuit het westen.” Daarnaast willen ze over het hele continent onderwijsmateriaal onder de loep nemen en de koloniale sporen eruit wissen. Daar zijn ze al mee begonnen vanuit Lomé.

De komende maanden hebben Diyabanza en zijn mede-activisten echter eerst drie rechtszaken in Frankrijk en Nederland aan hun broek hangen, en staat hen misschien zelfs een gevangenisstraf te wachten. “Ze treffen radicale maatregelen om aandacht te vragen voor een probleem dat Europese en Amerikaanse musea liever negeren, zodat ze gewoon in de onrechtvaardige en beschamende status-quo gewoon blijven,” zegt Chika Okeke-Agulu, hoogleraar Afrikaanse kunst aan Princeton. “Ik neem aan dat de betrokken musea het punt van deze acties begrijpen. En zo niet, dan zou dat zeker moeten.”

Na Diyabanza’s actie in Parijs reageerde de Franse minister van Cultuur Franck Riester dat hij “deze daden, die het erfgoed beschadigen, stellig veroordeelt. Het is volkomen legitiem om het te hebben over de teruggave van werken aan Afrika, maar dat kan dit soort acties op geen enkele manier rechtvaardigen.” Stijn Schoonderwoerd, de directeur van het Afrika Museum, zei tegen de NOS dat hij altijd bereid is om mee te werken als iemand een object denkt te kunnen claimen. “Maar deze mensen willen een statement maken en dat zo openlijk doen,” zegt hij over de opgepakte activisten.

Musea krijgen al decennia de vraag of ze hun roofkunst niet eens terug zouden moeten geven. Dat beperkt zich niet tot Afrikaans erfgoed: er wordt al jaren gediscussieerd over de vraag of de Elgin Marbles – marmeren sculpturen uit Griekenland die zich in het British Museum bevinden – niet naar hun thuisland moeten worden teruggebracht, en dat geldt ook over talloze Chinese objecten, die ook daadwerkelijk worden teruggestolen. Hoewel musea van over de hele wereld onlangs hun steun hebben betuigd aan de Black Lives Matter-beweging, hebben veel instellingen zelf ook nog altijd genoeg werk te verrichten op dit vlak. Diyabanza zegt dat hij deze uitingen van solidariteit aan de ene kant goed vindt, maar tegelijkertijd niet helemaal oprecht. “De strijd tegen racisme vindt aan de oppervlakte wel plaats, maar de kern wordt helemaal niet aangepakt: de koloniale overheersing.”

Het British Museum, een van de grootste musea van Europa, is een van deze instellingen. Het museum is ook bekritiseerd omdat de bronzen beelden uit Benin er nog altijd staan, die in de negentiende eeuw door het Britse leger uit het huidige Nigeria zijn meegenomen. Het museum bezit in totaal zo’n 69.000 Afrikaanse voorwerpen. In het Koninklijk Museum voor Midden-Afrika in België bevinden zich 180.000 Afrikaanse objecten, en in het Humboldt-forum in Duitsland 75.000. In het Musée du Quai Branly Jacques Chirac, waar Diyabanza voor het eerst kunst weg probeerde te halen, zouden er 70.000 te zien zijn. In een onderzoek uit 2018, in opdracht van de Franse president Emmanuel Macron, bleek dat 90 procent van de kunst uit de sub-Sahara zich niet in Afrika bevindt. Het onderzoek, dat ook wel het Sarr-Savoy-rapport wordt genoemd (omdat het werd uitgevoerd door Felwine Sarr en Bénédicte Savoy), concludeerde dat deze objecten zouden moeten worden teruggebracht.

Het is niet zo dat er nooit eerder Afrikaanse kunstvoorwerpen zijn teruggebracht naar hun land van herkomst: in 2019 gaf Frankrijk bijvoorbeeld een sabel terug die ooit in het bezit was van de Senegalese leider Omar Saidou Tall. Frankrijk zegt ook dat het volgend jaar 26 andere objecten uit het Musée du Quai Branly terug wil geven – wat slechts een fractie is van de duizenden die Benin heeft teruggevraagd. België gaf onlangs ook een tand terug van de vermoorde Congolese onafhankelijkheidsleider Patrice Lumumba. Ook werden de overblijfselen van Saartjie Baartman, een Khoisan-vrouw die door Frankrijk was ontvoerd in de achttiende eeuw, in 2002 na herhaaldelijke verzoeken teruggegeven aan Zuid-Afrika. 

Duitsland heeft ook aangegeven te onderzoeken waar teruggave mogelijk is, en stelde vorig jaar richtlijnen op voor de repatriëring van gestolen objecten. Dat gaat onder andere om restanten van de Namibische genocide aan het begin van de twintigste eeuw, toen Duitse soldaten tienduizenden mensen vermoordden. Ook Nederlandse musea hebben aangegeven kunst terug te willen geven. Het is echter de vraag of en wanneer deze museumstukken precies naar hun land van oorsprong zullen terugkeren.

Los daarvan is het gesprek over dekolonisatie van musea en restitutie “niet langer geroezemoes op de achtergrond,” zegt Okeke-Agulu. “Dankzij de ingreep van president Macron, de aandacht van het Sarr-Savoy-rapport en de druk die Afrikaanse intellectuelen en overheden erop blijven zetten, en het feit dat het veel leeft op social media, is dit een van de grootste gespreksonderwerpen geworden voor Europese en Afrikaanse musea.”

De afgelopen maanden hebben meerdere Afrikaanse landen om herstelbetalingen gevraagd bij hun voormalige kolonisten. Namibië weigerde onlangs een aanbod uit Duitsland, dat “onacceptabel” zou zijn, en in augustus eiste Burundi 37 miljard euro van België en Duitsland. En nadat de Belgische koning Filip zijn “diepste spijt” betuigde voor het Belgische optreden in Congo, deed ook dat land een compensatieverzoek.

Diyabanza denkt dat er nog genoeg uitdagingen komen kijken bij het teruggeven van de Afrikaanse kunst. Maar dat gesprek “zal binnen Afrika plaatsvinden en ook door Afrikanen gevoerd worden. Deze kunst behoort toe aan families, dynastieën, clans, dorpen en mensen van over het hele continent,” zegt hij. “Er moet een dialoog ontstaan, zodat iedereen begrijpt aan wie deze kunst moet worden teruggegeven. Mensen moeten toestaan dat deze kunst weer terugkeert in het dagelijks leven van de mensen, en ook gebruikt zullen worden zoals dat voor het koloniale tijdperk gebeurde.”

Om dit mogelijk te maken, denkt hij dat mensen over de hele wereld met hem mee moeten doen. “We roepen de Afrikaanse diaspora op om zich bij ons te voegen, maar ook westerse mensen,” zegt hij. “Het is een kwestie van moraal en gerechtigheid, we kunnen niet toestaan dat de mensen winnen die zulk geweld hebben gepleegd.”

Wat de rechtszaken betreft is Diyabanza vrij rustig. “Ik weet dat het onrecht is, en een manier om te onderdrukken. Ik ben totaal niet in paniek.”

Dit artikel verscheen oorspronkelijk bij VICE US