Ik vertel de laatste tijd graag aan mensen dat mijn zus van dertig net is begonnen met zwemles. “Kan jouw zus niet zwemmen dan?” en ”Hoezo kan ze dat niet?”, zijn dan vaak de eerste reacties op haar dappere keuze. Het lijkt erop dat we door deze heersende zwemcultuur in Nederland haast wel moeten leren zwemmen. Daardoor vergeten we bijna dat zwemmen niet van nature in de mens zit, maar dat het aangeleerd moet worden.
We willen onszelf door onze kennis en kunde al gauw loskoppelen van het dierenrijk. Daar is best wat voor te zeggen natuurlijk, want we zijn hartstikke uniek. Zo uniek, dat wij als een van de weinige zoogdiersoorten die op het land leeft, gewoon verzuipt zonder zwemles.
Videos by VICE
Onze mede-verdrinkers zijn voornamelijk mensapen zoals chimpansees en orang-oetangs. Toch worden er vaak genoeg zwemmende apen gespot door wetenschappers Nicole Bender en Renato Bender, die onderzoek doen naar het gedrag van apen als zij in contact komen met water.
Terwijl er vorige maand nog een orang-oetang is verdronken in de Apenheul, geven de Benders aan dat sommige apen zeker kunnen zwemmen. Deze zwemapen zouden echter wel onder toezicht van mensen leven, zoals bij het T.I.G.E.R.S Instituut in South Carolina. Daar zwemmen verzorgers om onduidelijke redenen met orang-oetangs samen. Deze orang-oetangs werden voor een lange tijd elke avond in bad gestopt, waardoor ze konden wennen aan water en leerden zwemmen. We zijn dus niet de enige soort die zwemmen aan moet leren.
Maar waar ligt ons onvermogen om ons hoofd boven water te houden dan aan? John Videler is emeritus hoogleraar Bionica aan de Rijksuniversiteit Groningen en heeft al veertig jaar lang onderzoek gedaan naar onder andere het zwem- en vlieggedrag van dieren. In zijn boek Bionica laat hij zien hoe je kennis uit de biologie kan inzetten om de maatschappij vooruit te helpen. Zo legt hij in een hoofdstuk over wedstrijdzwemmers uit waarom mensen vergeleken met alle andere dieren de meest inefficiënte zwemmers zijn. Het grootste probleem ligt gewoon bij onze onhandige lichaamsbouw.
Volgens Videler zouden we ten eerste gewoon een te groot hoofd hebben. We hebben ook een vrij grote borstkas en onze lange benen zitten in de weg. Onze longen bevinden zich dan ook nog eens te hoog in het lichaam. Kortom: we zijn aardig gehandicapt wat zwemmen betreft.
Deze mankementen hebben veel invloed op hoe wij ons van nature kunnen bewegen in water. Alles in water is onderhevig aan zwaartekracht, maar ook aan een zekere opdrijfkracht. Het zwaartepunt trekt de mens het water in en het opdrijfpunt duwt de mens juist het water uit. Bij elk dier is dit het geval, alleen de lichaamsbouw van een dier bepaalt waar deze opwaartse en neerwaartse krachten zich in het lichaam aangrijpen. Klinkt redelijk ingewikkeld allemaal, maar betekent gewoon het volgende:
In rusttoestand zakken onze zware benen naar beneden en komen ze recht onder de longen te hangen. Daardoor zakt het lichaam zo naar beneden, dat alleen je ogen nog boven water blijven. Als je niet aanleert om te blijven drijven, dan is in grote paniek om je heen slaan en verdrinken je enige optie. Als we gaan bewegen en ons horizontaal door het water willen bewegen, dan willen we constant ons hoofd boven water houden, omdat onze longen zich zo hoog in het lichaam bevinden. Ondertussen worden onze zware benen juist omlaag geduwd. Je zou bijna niet meer geloven dat we allemaal van vissen afstammen.
Een snuit bij de mens zou volgens Videler beter zijn geweest, zoals bij een paard. De snuit kan boven het water uitsteken, waardoor het paard zich comfortabeler kan bewegen.
Het klinkt niet charmant, maar als we twee neusgaten zouden hebben in ons achterhoofd, dan was het probleem volgens Videler gelijk opgelost. Toch moet ik zeggen dat ik persoonlijk toch liever een paar zwemlesjes neem, dan dat ik rond zou lopen met een snotterig achterhoofd.