Laatst zag ik een man slecht behandeld worden op straat. Of nou ja, hij werd niet behandeld, en dat was het probleem. Mensen stroomden om hem heen alsof hij een betonnen paal was. Het was schokkend en onrechtvaardig. Alleen omdat je vieze handen hebt en kapotte kleding en je om wat geld vraagt hoef je toch niet straal genegeerd te worden? Ik maakte een praatje en de man uitte daar zijn dankbaarheid over. “Niemand praat met me vandaag,” zei hij.
Deze anekdote wordt denk ik treuriger als je beseft dat het de afgelopen jaren een boel mensen bij zijn gekomen die op straat moesten leven. Volgens het CBS waren er in 2016 meer daklozen in Nederland dan in 2009: tussen 2009 en 2015 kwamen er 13.000 bij. De crisis was er deels de schuld van. Vorig jaar leefden er 31.000 mensen op straat in Nederland, en van die groep waren 12.500 mensen jonger dan dertig. Die groep jongeren is van 2015 op 2016 gegroeid van 8000 naar 12.500. Als die allemaal regelmatig als shit worden behandeld, kunnen we daar dan niet wat aan doen?
Videos by VICE
Ik dacht: wat is voor een gemiddeld mens de juiste manier om met daklozen om te gaan? Wat kan je doen, als je niet Beau van Erven Doorens met een cameraploeg en een zak geld bent? Ik besloot de straten op te gaan en het de mannen zelf te vragen, en leerde toen de volgende dingen:
‘Dé dakloze’ bestaat niet
Het probleem met een ervaringsonderzoek naar het leven van ‘de dakloze’ is dat die eigenlijk niet bestaat. ‘Dakloos’ is bijna nooit een term waar mensen een krachtige identiteit of eigenwaarde aan ontlenen. Veel mensen op straat voelen zich niet ‘dakloos’ of ‘zwerver’ en houden ook niet van die termen. Ze vinden het denigrerend. Je leeft even op straat, en dat is gewoon kut, maar je bent niet ‘dakloze Herman’. Je bent muzikant Herman, of gewoon Herman. Het feit dat je even geen dak hebt is niet waar je je op laat voorstaan, romantische clichés over zwervers ten spijt.
Voor dit artikel zocht ik ook contact met ‘straatpastor’ Luc Tanja. Hij zet zich al jaren in om het lot van de dakloze medemens te verbeteren. Hij zei: “Veel mensen op straat voelen zich niet ‘dakloos’ en houden ook niet van die term. Ze vinden het denigrerend.”
Hier kom je achter als je over straat wandelt en probeert een ‘dakloze’ te vinden en aan te spreken. Als iemand er een beetje gerafeld uitziet, spreek je hem dan aan met ‘pardon, hoe is uw leven?’ Ik probeerde het, en kwam op een bankje te zitten met Sipke, een heer met een flinke baard en wat vervilte plukken haar. Én een diploma in de theologie, maar daar kom je pas achter als je met hem praat. Terwijl ik met hem spreek over verhalen van Edgar Allan Poe en de voetbalclub Paris Saint Germain, probeer ik koortsachtig een goede vraag te formuleren over ‘het leven op straat’. “Hoe zou je willen worden behandeld?” vroeg ik uiteindelijk, en het was zo tenenkrommend als je je kunt voorstellen. “Uh, god, normaal?” zei Sipke. Ja. Natuurlijk.
Omdat op straat leven vaak verrot is, is erover praten niet makkelijk (maar doe het vooral wel)
Bij de Q-parking, aan het eind van de Elandsgracht in Amsterdam, kwam ik twee mannen tegen die het niet makkelijk hadden. De een was in Egypte geboren, de ander in Roemenië. Ze had forse blikken pils in de handen, en aan hun rode ogen te zien hadden ze er al heel wat gedronken. “Hoe gaat het?” vroeg ik. De man uit Egypte keek me verdwaasd aan. Ik schaamde me een beetje, want het was vragen naar iets wat op zich zo ook wel duidelijk was: het ging niet zo goed met hem. In het half uur dat volgde vertelde hij een vrij dramatisch levensverhaal, dat eindigde met in Amsterdam op straat komen te staan. “Mark Rutte doet niks, de overheid hier in Amsterdam doet te weinig, ik kan geen uitkering aanvragen omdat ik geen adres heb, ik kan mijn kinderen nooit meer zien,” zei hij, voor hij in huilen uitbarstte.
Het idee was: foto’s maken en persoonlijke verhalen vastleggen. Maar ik wilde deze man niet zo met zijn verdriet op het internet gooien. Ik vroeg het toch maar, maar hij wilde zelf ook niet. “Dan kan ik in de problemen komen,” zei hij beleefd. Hij wilde gewoon niet op de foto. “En hoe wil je behandeld worden?” vroeg ik zwakjes. “Ik wil dat Mark Rutte me goed behandelt, ik wil gewoon weer een huis, weer kunnen werken,” zei de man. Toen zaten we nog een beetje voor ons uit te staren. De man dankte me daarna voor het gesprek, hij vond het fijn om wat aanspraak te hebben. Ik dacht: hoe lastig het ook is, een praatje maken is goed. Elk verhaal is bovendien anders. Iets later vroeg ik aan een man in een scootmobiel die me een straatkrant op het terras verkocht hoe hij zich voelde, of het leven op straat hard was. “Wat denk je zelf magool,” riep hij terwijl hij wegreed. “De zon schijnt en ik voel me fucking goed.”
Mensen kunnen onaardiger doen dan je denkt
Luc Tanja faciliteert bij zijn straatpastoraat op de Nieuwe Herengracht in Amsterdam wekelijks meditatie- en filosofiebijeenkomsten. Daklozen of voormalige daklozen komen er bijeen om samen aan meditatie te doen en over filosofie te praten. Ik mocht een keertje meepraten en toen ik me voorstelde als schrijver raakte ik met Otto* aan de praat. Hij is op straat geraakt toen kraken illegaal werd gemaakt. Hij zei: “Voor de meeste mensen op straat is het een plek van schaamte, waar ze absoluut niet willen zijn. Er zijn een paar echt vrije geesten, maar er is vooral pijn.”
Hij ging verder: “Mensen op straat sarren je. Ze plagen je, lachen je uit. Als je ergens gewoon een biertje drinkt, maar dat is toevallig tien meter van een terras vandaan, komen ze je wegsturen, desnoods met behulp van de politie. Terwijl je daar gewoon zit, als mens! We worden verneukt door het kapitalisme. Maar als je echt wil weten hoe het voelt, doe dan niet laf. Laat je baard staan, was je niet en ga undercover. Dan weet je het pas echt.”
Ook zei Otto: “Het is een wereld van afgrijselijke pijn en leed. Daar moet je je voor openstellen, maar dat doet niemand. Soms noemen ze je een gore kankerjunk.”
Wat je nou gewoon echt kunt doen
Ik vroeg Luc Tanja naar wat je voor daklozen kunt doen. Hij zei: “De meest simpele manier om het leven van dak- en thuislozen (en vele anderen overigens) te verbeteren is mensen vriendelijk groeten op straat. Dat klinkt misschien banaal, maar dat mensen weten dat ze gezien worden is zo belangrijk. Daarnaast is wat geld geven aan hulporganisaties of direct aan mensen die in armoede leven natuurlijk altijd goed. Wil iemand meer, dan zijn er allerlei mogelijkheden tot vrijwilligerswerk. Veel organisaties zoeken natuurlijk mensen die regelmatig tijd hebben, maar er zijn genoeg plekken waar je ook eenmalig een bijdrage kan leveren.”
Otto vertelde: “Als je niet weet wat je moet doen, moet je echt bij jezelf te rade gaan. Als je iemand verdrietig over zijn gitaar gebogen ziet zitten, vraag dan niet hoe je hem moet behandelen. Vraag of je wat voor hem kan doen. En dan moet je dat vervolgens ook fucking doen.
*Otto is uit privacyredenen een gefingeerde naam, zijn echte naam is bekend bij de redactie