De meeste mensen die in het buitenland gaan studeren, zoeken een woonruimte die niet al te ver van de campus ligt. Ole Nieling uit Enschede niet. Toen de Twentse kunstenaar in 2016 in Noorwegen ging wonen, timmerde hij gewoon zijn eigen studentenkamer in elkaar, en dat midden in het Noorse berglandschap. In de bossen, zo’n anderhalf uur lopen van de universiteit in Trondheim.
Het was er 22 uur per dag donker, vroor soms 28 graden en het kwam meerdere keren voor dat hij weken niemand sprak. Inmiddels is hij weer in Nederland, en staat dezelfde hut bij Het Kunstgemaal in Bronkhorst. Ik ging langs om te vragen naar zijn ervaringen, en waarom zoiets eigenlijk kunst is.
Videos by VICE
De kunstenaar staat op me te wachten in een tweedelig pak met klompen. In de hut – die kleiner en primitiever is dan de gemiddelde studentenkamer – nemen we plaats op een militair veldbed. Het is de enige zitplaats, en naast het bed staat er een houtkachel, een jerrycan met water en een rolletje toiletpapier. Verder hangt er een hoofdlampje aan de muur en is er een koelbox, al had Ole die laatste in Noorwegen niet nodig. “Het was min 28 toen ik in Trondheim aankwam,” zegt hij. “Ter voorbereiding had ik bij de dump een thermo slaapzak, wollen ondergoed en een sneeuwschep gehaald.”
Ole Nieling (1987) groeide op in de Gelderse Achterhoek en kwam via verschillende onafgemaakte muziekstudies terecht op ArtEZ Hogeschool voor de Kunsten in Enschede. “Ik was te experimenteel ingesteld voor het conservatorium,” vertelt Ole. “En op kunstacademie kreeg ik er juist alle ruimte voor.”
Dat blijkt, want zijn docenten vonden het prima dat hij op uitwisseling naar Trondheim ging, en daar voor zijn onderzoek in het bos ging wonen. “Ik kwam op het idee door een verhaal over een Chinese kunststudent die in Enschede op uitwisseling was,” vertelt hij. “Zij heeft een poosje in een gat in de grond in het park gewoond. Dat vond ik geniaal, omdat zij heel primitief leefde en haar eigen grenzen opzocht. Zoiets wilde ik ook wel doen.”
Ole is, hoe kan het ook anders, fan van de Amerikaanse essayist Henry David Thoreau, die eveneens een tijd doorbracht in een hutje in het bos – twee jaar, om precies te zijn. Het was een zoektocht naar een authentiek leven, zonder opgelegde routines, en zijn bevindingen beschreef hij in zijn boek Walden, or Life in the Woods.
Dat boek ziet Ole vandaag de dag nog steeds als een waardevol perspectief. “Als je werkt, verkoop je in feite jouw tijd,” licht hij toe. “En hoe belangrijker je bent, hoe meer jouw tijd waard is. Die afweging in waarde wordt door anderen gemaakt, dat maakt je heel afhankelijk. Bovendien moet je een deel afstaan aan het systeem.” Zelf wil Ole eigenlijk liever niet in een samenleving zitten waar alles wordt bepaald door dit soort afspraken. “Ik wilde daar een tijd niet aan meedoen en kijken wat dat met me zou doen.”
En zo ontstond er een plan. Ole zou in het natuurgebied bij Trondheim wonen; hij zou eerst in een tent slapen, en ondertussen een hut bouwen van hout. Zijn eten zou hij halen uit containers van supermarkt. De ervaring die hij hiermee zou opdoen, was voor hem het kunstwerk. “Ik denk dat kunstenaars nog te sterk verbonden zijn aan disciplines, “ vertelt Ole. Hij zou wel meer kunstenaars willen zien waarvan hun werken zich manifesteren in de manier waarop ze leven. “De meeste mensen vinden het lastig om dit als kunst te zien. Maar als ik over mijn ervaring in de bergen een schilderij had gemaakt, had iedereen het begrepen. De hut is uiteindelijk een vleselijke manifestatie geworden van mijn verhaal. Het is een goed beginpunt om te praten over mijn ondervindingen.”
Die ondervindingen waren nogal intens, vertelt hij. “De eerste nacht was verschrikkelijk. Ik sliep toen nog in een tent en het was bijna constant donker. Rond twaalf uur ‘s middags werd het licht en waren mijn schoenen helemaal dichtgevroren. Die had ik kennelijk bij me in mijn slaapzak moeten stoppen, maar dat wist ik niet. Het duurde uren om ze te ontdooien.” Naast praktische uitdagingen liep hij ook tegen angsten aan. “Ik voelde me eenzaam, maar was er tegelijkertijd van overtuigd dat er mensen in de buurt waren. Ik was bang dat ik in hun territorium zat en ik bespied werd. Dat maakte me wat paranoïde. Het is ook wel een plek waar je makkelijk iemand kwijt kunt raken.” Toch bleef Ole in de bossen, want hij had met zichzelf afgesproken dat hij een half jaar zou blijven, en aan die afspraak wilde hij zich houden.
Uiteindelijk vond hij rust in het creëren van een ritme. Hij begon de dag met eten, vuur maken en thee zetten, wandelde anderhalf uur naar de stad om eten uit de kliko’s bij de supermarkt te vissen en liep daarna weer terug. Daarna zocht hij hout, at hij zijn avondeten en ging hij slapen.
Een half jaar lang je eten uit de container halen klinkt misschien niet heel fris, maar volgens Ole was het goed te doen. “Er was brood, groente, fruit en kaas en soms lag er zelfs vlees of zalm in de container,” vertelt hij. “Ik vond zelfs een keer anderhalve kilo spek die al zes maanden over datum was, maar er nog prima uitzag. Die heb ik tot een krokante structuur gebakken om alle bacteriën te doden.” Hij heeft er nooit een voedselvergiftiging aan overgehouden.
Na drie maanden veranderde het ritme en begon hij met de bouw van zijn hut. Het hout haalde hij zowel uit het bos als de stad. Inmiddels was het vrijwel altijd licht en had hij alle energie. “Ik werkte van twaalf uur ‘s nachts tot zes uur ‘s ochtends aan mijn huisje. Overdag sliep ik of wandelde ik door het bos. Het was de meest zorgeloze periode van mijn leven.”
Ole voelde zich steeds vertrouwder in het bos. Hij kende het op zijn duimpje, en wandelde vooral buiten de paden. Als hij mensen zag, bekeek hij ze van een afstandje. En op een gegeven moment realiseerde hij zich dat hij was geworden waar hij van tevoren zelf een beetje bang voor was: een bosbewoner. “Mensen die in de wildernis wonen en je bespieden terwijl je door ‘hun gebied’ loopt, en je in principe zo iets aan kunnen doen. Dat laatste zou ik natuurlijk nooit doen, en door die realisatie viel er ook een stuk angst voor mogelijke andere bosbewoners van me af. Ik was een van hen geworden.”
Uiteindelijk keerde hij terug naar Nederland, en die overgang was groot. “Het was fijn om mensen te zien, maar ook stressvol om weer in dat gehaaste ritme terug te keren,” zegt hij. “Toch wil ik hier zijn en deel uitmaken van de maatschappij. Ik wil investeren in sociale relaties en ben me ervan bewust dat we in een tijd leven waarin we eindeloos veel mogelijkheden hebben. Ik denk dat dat van onschatbare waarde is, en ben te nieuwsgierig naar waar de wereld naartoe gaat om haar echt de rug toe te keren. In plaats daarvan wil ik kunstwerken maken waarmee ik bruggen kan slaan naar mensen.”
En zo wil het dat zijn hut niet meer in de Noorse wildernis staat, maar vlakbij een druk fietspad in Bronkhorst. De komende weken zullen er verschillende kunstenaars verblijven en allerlei voorbijgangers naar binnen kunnen gluren. “Ik vind het mooi om ervaringen uit te wisselen en mensen uit te dagen om buiten de gangbare paden te kijken. Als ze er door mijn hut met elkaar over in gesprek gaan, ben ik al blij.”
Meer werk van Ole Nieling vind je op zijn website. Zijn hut genaamd SKAUHYTT staat nog tot en met 22 juli bij Het Kunstgemaal in Bronkhorst.