werknemer hoofd in het zand
Identiteit

De vervreemding van arbeid in de cultuursector, een marxistische analyse

We praatten met het collectief Technomaterialism over de nood om de werkomstandigheden in de culturele sector te reviewen.
Matéo Vigné
Brussels, BE

De verschillende, opeenvolgende crises hebben aangetoond dat werken een fragiel onderdeel is van ons dagelijkse leven. Of we het nu leuk vinden of echt haten, we moeten er zorgzaam mee omgaan. De extreme liberalisatie van onze levensstijlen heeft een impact op hoe we ons werk aanpakken en hoe dat doorweegt op onze levens. En dat geldt voor alle professionele sectors. Recente gebeurtenissen - zoals in Frankrijk met de pensioenhervorming of de bevestiging van het succes van de vierdaagse werkweek in Engeland (zonder de werklast te verhogen, uhum België) of zelfs het benadrukken, tijdens de pandemie, van het bestaan van een hoop essentiële jobs die al lang genegeerd zijn - zijn bewijs dat arbeid centraal staat in het debat. Maar wat doe je als je wordt geconfronteerd met zoveel zorgen, probeersels en gefaalde opties? 

Advertentie

Het Technomaterialism collectief heeft de tijd genomen om deze vragen te onderzoeken, door te starten vanuit de socioeconomische aannames inherent aan de werkwereld, om ze dan toe te passen op de culturele sector. Technomaterialism, ontstaan in Paris, definieert zichzelf als een “multidisciplinair, Afro-diasporisch en zwart materialistisch platform opgericht door schrijvers, muzikanten en zwarte personen uit het nachtleven. Ze focussen zich op het voorstellen van alternatieven ten opzichte van het McCarthyisme en de neoliberale representatieve lens in dance muziek. 

Voor ze hun visie uiteenzetten op een conferentie tijdens Listen Festival, spraken we met Jean-Hughes Kabuiku, een artiest en supporter van de anti-work beweging, en Mathys Rennela, onderzoeker, muzikant en journalist. Beiden zijn ze oprichters van het collectief. 

VICE: In welke context werd Technomaterialism opgericht?
Technomaterialism:
In de nasleep van de revoltes in Minneapolis in 2020, de moord van George Floyd en de crisis door de pandemie. Deze events hebben de culturele industrie - alsook de elektronische muziekindustrie - in een diepe crisis doen belanden die de neoliberale visie - onder druk van verschillende groepen en instellingen - verzuimt. Petities sturen naar instellingen, geld inzamelen om de huren te kunnen betalen en beleefd vragen aan die instellingen om de gemarginaliseerde identiteiten symbolisch te representeren leek voor ons niet het beste plan van aanpak. Dus besloten we om het heft in eigen handen te nemen en een kritische reactie en materialistische analyse van dance muziek en, meer algemeen cultuur, te voorzien. 

Advertentie

Dus je kunt zeggen dat elektronische muziek een goed onderzoeksonderwerp is?
Het is zeker zo dat de oorsprong van techno een goed onderzoeksonderwerp is om de problemen van racistisch kapitalisme en de postindustriële samenleving aan te kaarten. De werkomstandigheden binnen het milieu van de elektronische muziek onderzoeken staat ons ook toe om - onder andere - te kijken hoe zelfstandig werk gebruikt wordt om de werknemers vrij te stellen van eender welke vorm van sociale bescherming. 

En jullie leggen de link tussen zelfstandig werken en racistisch kapitalisme?
Zelfstandig werken leeft niet buiten de markt, en onze samenleving baseert zich op een model van racistisch kapitalisme. Om Cedric J. Robinson uit Oliver Cromwell Cox and the Historiography of the West te citeren: “De uitvoerders van een expansionistisch wereldsysteem, de kapitalisten, hadden racisme nodig om de uitbuiting van de arbeiders in stand te houden en te rationaliseren.” Panic!, het onderzoeksproject van de universiteiten van Edinburgh en Sheffield schetsen een duidelijk beeld op vlak van klassenonderscheid in de cultuur: amper 18,2% van de creatieve werkkrachten in muziek, performance en visuele kunst komen van een arbeidersachtergrond. En Afro-afstammelingen, Noord-Afrikanen, genderminderheidsgroepen, en mensen die op de kruising van deze verschillende identiteiten leven worden zelden vertegenwoordigd in de hogere middenklasse, dat is een goed voorbeeld van de relatie tussen zelfstandig werken en racistisch kapitalisme. Sociologen zoals Carmen Teeple Hopkins wijzen ook op de impact van ras en de burgerschap op betaalde sociale reproductie. 

Advertentie

“Sommige originele theologische noties omtrent werk zijn zo universeel aanvaard dat ze gewoon niet in twijfel kunnen worden getrokken.”

Zou je durven zeggen dat we nog steeds leven in een maatschappij dat zich focust op werk en dan vooral loonarbeid?
In het boek The Future of Work legt arbeids- en arbeidsrelaties socioloog  Juan Sebastián Carbonell uit dat we nog steeds leven in een “op werk gebaseerde maatschappij”, waar werken centraal staat. Werk is antropologisch, in die zin dat het de hoofdactiviteit is waarmee de maatschappij in stand wordt gehouden en gereproduceerd wordt. Het is sociaal, in de zin dat loonarbeid de norm blijft en werk een centrale plaats heeft in het leven van het individu en in sociale representaties. Die dubbele centraliteit, die hij uitlegt binnen de Franse context, komt uit de “Trente Glorieuses”, een tijdperk waarin werk werd gezien als de bron van rijkdom in de maatschappij en loonarbeid beschouwd werd als gewenst, gelijkgesteld aan rijkdom en sociale integratie. Sindsdien wordt de centrale plaats van werk constant in vraag gesteld. Na de deïndustrialisatie van de jaren ‘70 in het westen, kwam het fenomeen in een stroomversnelling dankzij de economische crisis van 2008. 

Je vertelde dat je deel uitmaakt van de anti-work beweging. Wat houdt dat concreet in?
Als we zeggen anti-work politiek, heeft dat meerdere betekenissen en verschillende tendensen. Natuurlijk heeft de regerende klasse hun eigen definitie hiervan: “Wij gaan niet werken, we zullen anderen wel vragen om het voor ons te doen.” Maar als wij het hebben over anti-work, aan de linkse kant van het debat, dan bedoelen we niet “een verzet tegen werk” of tegen werk zijn per se. We bedoelen meer een verzet ten opzichte van het vervreemden van loonarbeid, de proletarisering en de miserie. Vechten tegen de routinisering van werk is vechten tegen een werkverdeling waar we zelf niet voor kozen. Post-work denkers stellen dat de vermindering van het beschikbare werk een moment van politieke opportuniteit is en bekritiseren het idee dat banen welvaart, doelgerichtheid en sociale gelijkheid brengen. In plaats daarvan ligt de nadruk de op emancipatie van arbeid in plaats van door arbeid.

Advertentie

anti-work beleid kan bijvoorbeeld ook zijn het herkennen van en compenseren voor onbetaald werk, zoals reproductie, iets waar vaak enkel vrouwen en genderminderheidsgroepen mee belast worden.  Daartegenover staat natuurlijk ook een versie van anti-work politiek die de automatisering van werk steunt en argumenteert dat niemand fysiek labeur zou moeten doen. Maar er is ook een visie binnen de sociale wetenschappen en activisme die gelooft dat vooruitgang binnen de automatisering zal zorgen voor een toename in de ongelijkheid, een nog meer erbarmelijke werkomgeving en een daling in het aantal jobs. Volgens ons is de afschaffing van alle soorten werk in ruil voor robots, bijvoorbeeld, zeker geen anti-work beleid. 

Hoe zou de emancipatie van arbeid concreet worden getoond?
Het feit dat arbeid economisch en sociaal bindend zijn is een bron van onvrede en een enorm probleem op sociaal vlak. Meer nog, de kwestie van het aantal werkuren te verminderen is een ecologisch vraagstuk op een planeet waar onze grondstoffen niet oneindig zijn. Hoe kunnen we als een maatschappij nog steeds geloven in de mythe van exponentiële groei?

In de conclusie van zijn essay, toont Juan Sebastián Carbonell aan dat er drie alternatieve voorstellen zijn om ons huidige arbeidsstelsel te vervangen. Het eerste is om arbeid te decommodificeren, om het dus te beschermen van de marktlogica in een context van technologische angst om vervangen te worden door artificiële intelligentie en voor automatisering. Een tweede voorstel is om arbeid te democratiseren, dus om de taken en macht te herverdelen binnen de bedrijven zodat de werknemers op eenzelfde niveau zitten als hun werkgevers en dat aandeelhouders iets te zeggen hebben in de verdeling van de werklast en winsten. Het derde voorstel is om onszelf los te maken van het hele concept van arbeid, en om de crisis van werk te omarmen om er helemaal vanaf te zijn. Carbonell heeft kritiek op het gebrek van verbeelding van de voorstellen die vast lijken te lopen in het kapitalistische paradigma en de staten. Hij stelt als alternatief voor om de productiemiddelen te socialiseren met een vleugje self management van de arbeider.

Advertentie

Is onze westerse visie van arbeid gebrekkig?
Het is interessant want binnen samenlevingen waar kapitalisme zodanig geëvolueerd is, zijn er grote verschillen die kunnen verklaard worden door de verschillende relaties met werk. Als we kijken naar Frankrijk en diens presenteïsme zijn dat de fameuze 35 uren volgens de cijfers van het ministerie voor arbeid. Als we enkel kijken naar voltijdse werknemers, dan zou men eigenlijk bijna 40 uren werken (39,1 in 2019, nvdr). We hebben het dus over de presenteïsmecultuur en andere giftige begrippen in de werkcultuur, om nog maar te zwijgen over de invloed van media framing op de waarde van werk: we zouden meer moeten werken terwijl de productiviteit in Frankrijk al een van de hoogste is in de wereld (die berekening houdt trouwens enkel maar rekening met mensen die een fulltime job hebben, en dus niet met werklozen en parttimers nvdr). De discipline van economie komt voort uit moraalfilosofie, en moraalfilosofie was op diens beurt oorspronkelijk een vertakking van de theologie, zoals David Graeber ooit zei. Vele economische concepten kunnen teruggevonden worden in religieuze idealen. Daarom zijn argumenten omtrent waarde altijd gekleurd door theologie. Sommige originele theologische noties omtrent werk zijn zo universeel aanvaard dat ze gewoon niet in twijfel kunnen worden getrokken. 

Advertentie

“De identiteit van een gemarginaliseerde artiest wordt vernauwd tot de marktwaarde die men heeft, die fluctueert volgens de actualiteit en trends binnen de culturele markt. Het is een proces dat het individu volledig achterwege laat.”

Dit onderwerp had gemakkelijk gepast binnen een debat gericht op de economie en sociologie van arbeid. Waarom breng je het op een festival met elektronische muziek?
Er is niet veel onderzocht omtrent de sociologie van arbeid binnen de elektronische muziekindustrie. Het is een beetje verbazend, zeker als je beseft hoe belangrijk deze industrie en diens impact op de maatschappij is. Tijdens onze discussies beseften we ook dat het heel moeilijk is de betrokkenen in het nachtleven te doen inzien dat een aantal van de problemen waarmee we geconfronteerd worden, te maken heeft met de manier waarop de sector werkt. Dat zorgt voor veel problemen: om je op het werk te organiseren, moet je jezelf als werknemer beschouwen.

Is dat dan niet het geval?
De culturele sector is speciaal in de zin dat de link tussen kapitaal en werk veel minder zichtbaar is, of om preciezer te zijn, minder erkend. Artiesten zien zichzelf vaak niet als arbeiders. 

Hoe werkt dit model als een struikelblok voor de creativiteit van artiesten uit minderheidsgroepen?
In een context waar professionele kansen voor dit soort artiesten gelimiteerd zijn, wordt het al snel een wedstrijd om zowel een deftig inkomen te verkrijgen alsook een professioneel statuut te behouden. En dat heeft een verschrikkelijk effect op de solidariteit tussen die artiesten uit minderheidsgroepen. Tokenisme, iets wat woedt in de culturele sector, maakt van gemarginaliseerde identiteiten stereotypen, die dan verkoopargumenten worden. Het gaat echt om een spectrum van identiteiten. Een vrouw zijn, persoon van kleur, queer, het wordt allemaal een gecontroleerd label. Enkele individuen die worden geselecteerd door culturele instellingen om vertegenwoordigers te zijn van hun gemeenschappen. Er is ook geen plaats meer om verschillende ervaringen binnen eenzelfde community te bespreken, of de snijpunten tussen verschillende gemarginaliseerde identiteiten. De identiteit van een gemarginaliseerde artiest wordt vernauwd tot de marktwaarde die men heeft, die fluctueert volgens de actualiteit en trends binnen de culturele markt. Het is een proces dat het individu volledig achterwege laat. 

Als je kijkt naar de verschillende onderzoeken die je uitvoerde, wat kun je de cultuursector aanraden op vlak van arbeid, artistieke productie en integratie?
Culturele actoren moeten zichzelf leren zien als werkkrachten, hun culturele producties zien als werk en hun structurele problemen zien als problemen die samengaan met de organisatie van arbeid binnen de culturele sector. Dit soort werk uitvoeren doe je door te reflecteren over vakbonden, cultuur als een plek voor de sociale strijd, maar ook interacties tussen culturele werkers en professionele interacties in het algemeen. Door deze strijd collectief aan te gaan, hebben we als doel de discussie te faciliteren. We willen actievoeren - waar we veel interesse voor hebben - zoals de F*UCK NET 30 campagne die culturele werkers oproept om hun werkomstandigheden te herzien op een radicale manier, of de vorming van vakbonden aanmoedigen - of dat nu Bandcamp werknemers zijn of van de Dalston Superstore bar in Londen. 

Technomaterialism is uitgenodigd door Eric Cyuzuzo van het collectief Som.m.e Of Us om een lezing te geven op vrijdag 31 maart in de Beursschouwburg tijdens het Listen Festival, als onderdeel van het programma Our Scenes.

Volg VICE België en VICE Nederland ook op Instagram.