anti-racisme

Rudy groeide op als zwarte vrouw in Nederland en wil je vertellen hoe dat was

Rudy probeerde zich aan te passen naar de "perfecte allochtoon", maar ze bleef het pispaaltje van de klas. In haar debuut “Ik hoop” vertelt ze over een moeilijke tienertijd en hoe ze een veelbelovende toekomst ziet.
Rudy
Foto via Rudy Asibey, gemaakt door Stijn de Vries

Rudy Asibey (30) begon te schrijven tijdens de Black Lives Matter-protesten die deze zomer door het land denderden. Binnen drie maanden maakte ze een boek over wat die protesten met haar hebben gedaan, hoe het ervoor staat met racisme in Nederland (belabberd) en hoe ze hoopt dat haar neefjes en nichtjes niet meemaken wat zij heeft meegemaakt. Maar ze schrijft vooral over hoe het is om op te groeien als zwarte vrouw in Nederland en wat voor constante strijd dat was – met zichzelf, haar witte omgeving, en Nederland. 

Advertentie

Lees hier alvast de hoofdstukken “Ik wil je iets vertellen”, “Anders”, en “Ik kan niet ademen”, en koop het daarna, want het boek ligt al in de winkel.   

Ik wil je iets vertellen

Ik wil je iets vertellen over mijn Nederland. Het Nederland door de ogen van een vrouw die ooit een meisje was, dat opgroeide in een huis waar drie talen werden gesproken. Engels, Nederlands en Twi. Als mama boos werd, draaide haar tong en kwam er een vloedgolf van Twi uit. Voor mij werd dat de taal van passie. Als ze iets wilde uitleggen deed ze dat in het Engels, voor mij de taal van educatie. Als zij de markt bezocht, gebruikte ze de liefste woorden uit het Nederlands om mensen te overtuigen. Nederlands, voor mij de taal van daadkracht. In mijn Nederland is het spreken van drie talen normaal. In mijn Nederland hoor je om je heen soms Arabisch, soms Nederlands, soms Twi, soms Servisch. 

Ik wil je nog iets vertellen over mijn Nederland. In mijn Nederland was het oké voor een jonge vrouw om naar Nederland te verhuizen. Voor een betere toekomst voor haarzelf en haar kinderen. In dit Nederland werd haar diploma misschien niet erkend, maar door hard te werken als schoonmaker in hotels, kon ze bouwen aan haar toekomst en aan die van haar kinderen. In dit Nederland werd ik haar dochter, een marketeer en activist. Ik groeide op in de Bijlmer. Om precies te zijn: Bijlmerpoort.

Vanaf mijn eerste levensjaren werd ik omringd door verschillende culturen. Die van mezelf en die van anderen. Het speeltuintje waar ik altijd speelde was niet meer dan een plein in het winkelcentrum. Onder ons huis zat een bar en daartegenover een bibliotheek, waar mijn tante Janet werkte. Ik groeide op met spannende verhalen uit mijn moeders jeugd in Ghana en sprookjes van Anansi en Mama Wata. Anansi is een man die door een god veranderd is in een spin en Mama Wata wordt vaak gebruikt om kinderen bang te maken zodat ze ’s avonds niet op straat durven. Zij is een watergodin die vooral wanneer de avond valt uit het water komt en je voor onmogelijke keuzes stelt. Elke avond sprong ik op mijn moeders bed en zeurde ik om nog meer sprookjes en avonturen over Mama Wata, mijn moeder en haar broers en zussen. Deze verhalen inspireerden mij om ooit ook te willen schrijven en werelden te bouwen waar mensen in konden verdwalen.

Advertentie

Verhalen vond ik ook in boeken. Als ik mijn moeder er niet van kon overtuigen om nog een verhaal met mij te delen, dan las ik. Soms vloog ik het pleintje over naar tante Janet en leende ik een paar boeken uit de bieb. Eenmaal thuis dook ik onder de eettafel, mijn favoriete verstopplekje. Ik had ontdekt dat niemand mij hier lastigviel. Met een snack in de ene hand en mijn boek in de andere verdween ik urenlang in een wereld die de schrijver had bedacht. Ik kan je niet vertellen hoeveel tijd ik onder deze tafel besteedde. Wel weet ik uit verhalen van familieleden dat ze af en toe gegiechel van onder de tafel hoorden en soms trof mijn moeder mij er slapend aan. Volgens haar met een glimlach op mijn gezicht – en een boek op mijn hoofd. Dit is mijn Nederland. 

Ik wil je iets vertellen over mijn naam. Mijn naam is er een met vele betekenissen. Je weet inmiddels dat ik van boeken houd. Ik ben ook geobsedeerd door series, en ook dat is terug te vinden in mijn jeugd. Als ik geen boek las of gekke verhalen bedacht of uitbeeldde met mijn poppen, dan keek ik tv. Een van mijn moeders favoriete series was The Cosby Show, dat stond altijd op, op hoog volume. De familie Cosby had een dochter en die heette Rudy. Dat is mijn naam, Rudy. Niet Ruby of Rudi of alle andere vormen die ik in al mijn dertig jaren ben tegengekomen, maar gewoon Rudy. Soms ook Abena. Zo word ik genoemd door familie of door kennissen van mijn moeder. Abena is cultuur. De meeste Ghanezen geven hun kinderen een symbolische tweede naam, een dagnaam. Die is soms veel belangrijker dan de datum waarop je geboren bent. Abena betekent dat ik op dinsdag geboren ben. Net als met sterrenbeelden heeft dit ook zo zijn betekenis. Mensen die op dinsdag geboren zijn, zijn als de oceaan. Beweeglijk als eb en vloed. Ze zijn vriendelijk. Of dit klopt, dat weet ik niet. Dat mag jij bepalen aan het einde van dit boek. 

Advertentie

Ik wil je ook vertellen over mijn achternaam: Asibey. Ook die heeft een betekenis. Het is een soort vogel in Ghana en het staat symbool voor vrijheid. Vroeger dacht ik hier niet bij na, nu denk ik: toch wel mooi, zo’n achternaam. Want ik beschouw mezelf namelijk als een activist voor de vrijheid. De vrijheid om te zijn wie ik ben. Een vrouw, een trotse zwarte vrouw. Een kind van een immigrant uit Ghana. Maar vooral ook lekker Amsterdams – met een plat accent als bewijs. 

Ik wil je iets vertellen over Rudy Abena Asibey die ook voor een deel opgroeide in Zwanenburg. Haar tienerjaren doorbracht in Hoofddorp, tot twee keer toe besloot in Londen te gaan wonen en vervolgens in Madrid. En Amsterdam zo miste dat ze besloot weer terug te komen. Ik wil je iets vertellen over mijn jeugd, mijn tienerjaren en mijn ervaring als zwarte vrouw in Nederland. Ik wil je laten zien hoe complex dat soms is. Zwart zijn is onderdeel van mijn identiteit, iets wat ik niet zelf heb uitgekozen. Een stempel die de samenleving mij heeft gegeven, maar dat maakt me niet minder trots. Alleen ben ik meer dan mijn kleur.

Ik wil vooral dat je mij ziet, het complete beeld. Niet de stereotypische boze zwarte vrouw, of de overgeseksualiseerde zwarte vrouw, of de zogenaamde ‘Judeska’- vrouw. En zeker niet het beeld dat films als Alleen maar nette mensen ons voorschotelen. Nee, dat is niet mijn identiteit. Wat ik wel ben is Nederlands. Ghanees. Zwart, een geek, een gamer en een introvert – om maar een paar eigenschappen op te noemen.

Advertentie

Mijn Nederland heeft me veel gegeven. Ik heb er mijn liefde voor boeken, films, series, stripboeken en taal ontdekt. Ik ben trots op mijn Nederland. Maar mijn Nederland heeft me soms ook verdriet gedaan. Nederland heeft ook vaak mijn identiteit ontkend. Het is namelijk niet altijd oké om drie talen te spreken. Het is niet altijd handig om Asibey te heten en het is niet altijd makkelijk om zwart te zijn. Dit is ook mijn Nederland en ik hoop dat je mij ziet. 

Anders

Zwart zijn in een witte omgeving gaat vaak gepaard met het verbergen van je emoties. Je leert het jezelf aan om dingen niet persoonlijk te nemen. Je aan te passen aan de norm, terwijl je die norm niet bent. ‘Pas je gewoon aan,’ hoor je vaak. Dat deed ik. Ik maakte mezelf klein en onopvallend. Mijn enthousiasme verborg ik vaak onder een laag van onverschilligheid. Boos worden? Deed ik niet. Dan vonden mensen me agressief. Huilen deed ik alleen achter mijn eigen voordeur. Dan kon ik eindelijk mezelf zijn. Als ik terugkijk naar de periode dat ik in Zwanenburg woonde, kan ik mezelf er niet in terug vinden. Het lijkt wel alsof ik een heel ander persoon was, ik probeerde er zo hard bij te horen. En hoe graag ik er ook bij wilde horen en gezien wilde worden als Rudy – gewoon een Nederlandse –, lukte dat toch niet altijd. Mijn huidskleur had een negatieve lading. Jarenlang vond ik dat zelf ook. Ik wilde er zo graag bij horen dat ik er fucking onzeker van werd. Me verontschuldigen voor mijn kleur werd normaal. Zoals Akwasi dit mooi zegt in zijn nummer ‘Wat Sorry’: ‘Sorry dat ik zwart ben. Sorry dat ik zwart denk. Sorry dat ik zwart praat.’ Daar kwam verandering in toen ik op mijn achtste voor het eerst naar Ghana ging. Hier zag ik zoveel gezichten die op het mijne leken! Door de verhalen van mijn oma over Ghana, over de rijkdommen en de innovatieve mindset van Kwame Nkrumah (de eerste president van Ghana), over stamhoofden die gezien werden als koningen en koninginnen (mijn opa was een van hen) groeide mijn liefde voor Ghana en… mezelf. Was er dan toch iets positiefs aan zwart zijn? Ik kwam terug met verhalen die ik nog nooit eerder had gehoord. Voor het eerst zag en hoorde ik andere perspectieven over het land waar mijn ouders vandaan kwamen. Bewoog ik me in een land waar ik niet hoefde te schuilen achter een gemaakt personage. Het voelde alsof ik kennismaakte met de echte Rudy. Ik kan niet goed beschrijven hoe dit voelde. Het was bevrijdend! Ik kon niet wachten om alle vooroordelen van mijn klasgenoten over Afrika te veranderen. Toen ik terugkeerde naar Nederland, voelde ik me opgeladen. Ready om het na de zomervakantie te gaan hebben over Ghana. Ik snapte op die leeftijd al dat er iets niet klopte. Dat de geschiedenis die wij meekregen op school incompleet was. Naarmate de tijd vorderde, vervaagden mijn enthousiasme en blijdschap. Want ik werd niet geloofd. Zelfs niet door de juf. Wat zij over Afrika wisten, hadden ze gelezen in boeken op school of gezien op televisie. Afrika was arm. En mensen woonden in hutten. Het was laatst nog op het nieuws. Ik was nog steeds onzeker maar werd met het jaar opstandiger. Zwanenburg had er een, weliswaar kleine maar zeer gepassioneerde, activist bij. Na mijn eerste bezoek aan Ghana en alle tripjes die daarop volgden, ging ik op zoek naar de waarheid. Ik las het ene na het andere geschiedenisboek. Als ik er nu over nadenk, pakte ik het aan alsof het een scriptie was met als hoofdvraag: hoe is de haat tegen ‘anders’ ontstaan? 

Advertentie

Ik kan niet ademen

Ik kijk naar de beelden van de moord op George Floyd. En ik merk dat ik moe ben. Wanneer er onrecht plaatsvindt, trek ik me terug in mijn hoofd naar dat veilige plekje onder de eettafel. Waar ik even alleen kan zijn met mijn gevoelens en heel boos kan zijn zonder agressief genoemd te worden, waar ik mijn tranen kan laten lopen zonder dat ik een slachtoffer genoemd word. Steeds wanneer ik zulke beelden zie, maak ik mijn eigen trauma’s opnieuw mee. Het steeds weer horen van het N-woord, de stenen die naar mij toe werden gegooid bij het bezoeken van kermissen in de buurt en de aanval op mij toen ik een tiener was. Ik was niet voorbereid op wat ik in Zwanenburg zou meemaken. Dit heeft mij de vrouw gemaakt die ik nu ben. Het heeft geleid tot het activistische in mij. Het heeft ervoor gezorgd dat ik een zero tolerance attitude heb ontwikkeld, zakelijk en privé. Het heeft ervoor gezorgd dat ik op mijn 21ste een platform oprichtte voor en door mensen van kleur. Het was belangrijk voor mij om een stem te geven aan de Afrikaanse diaspora. Met dit platform hoop ik de ogen te openen van Nederland, want racisme bestaat ook gewoon hier in eigen land. Daar is geen discussie over mogelijk, Nederland.

Vroeger deed ik er alles aan om erbij te horen. Om de perfecte allochtoon te zijn – wat dat ook mag betekenen. Was het gek om een andere taal te spreken? Oké, dan deed ik dat niet meer. Accent te ‘straat’? Dan kopieerde ik het accent van mijn klasgenootjes. Mijn rijst met kip te Afrikaans voor in de pauzes, dan maar een broodje kaas voortaan. Ik deed echt alles om erbij te horen.

Ik overtuigde mijn moeder ervan om mijn haar precies te doen zoals mijn klasgenootjes het droegen. Het moest steil zijn en plat blijven liggen. We kochten dan een potje ‘ontkroezingssysteem’ in een haarwinkel in Amsterdam. Thuis prepareerden we mijn haar en smeerde mijn moeder het spul erin. Het brandde verschrikkelijk, maar toch bleef ik zo lang mogelijk zitten. Want in mijn ogen was het zo dat hoe langer ik bleef zitten, hoe steiler mijn haar zou zijn. Zo graag wilde ik op mijn witte klasgenootjes lijken. Maar als ik dan een keer steil haar had, werd het omhooggetrokken door mijn klasgenoten en bleef het overeind staan. Dagenlang was ik dan weer het pispaaltje van de klas. Mijn haar wilde niet getemd worden, maar ik bleef het forceren. Het was nooit genoeg. Een paar jaar Zwanenburg had mijn beeld van zwart zijn veranderd. De trotse, brutale Rudy die pestkoppen de mond snoerde bestond niet meer. Je zou kunnen zeggen dat ik was gebroken en opnieuw ben opgebouwd. Hier leerde ik dat het niet genoeg was om gewoon mezelf te zijn. En ik ging het geloven. 

Met dank aan Uitgeverij Spectrum.